Transformatie van idee naar lesaanbod
Het kind
Wonderlijk is het kind verbonden met de dingen:
Zachte schaduw van blaren op de grond,
een kleine tros seringen,
het vonklend water in de havenmond,
Het lichte wiegen van sneeuwvlokken, het glijden
en smelten langs het warme vensterglas,
het dof-muziekend ijs waar schaatsers rijden
en hij terzij staat op't bevroren gras:
Hij weet het niet, maar door zijn grote ogen
zinkt het als in een onvertroebeld meer
en, ouder geworden, over zichzelf gebogen,
vindt hij het alles op de bodem weer.
Het vers is van de dichter W. Hessels (pseudoniem voor H.A. Mulder). Zijn vrij korte leven bracht hij grotendeels door in Zuid-Afrika. Hij leefde van 1906-1949.
Transformeren van het idee naar bruikbaar beeldend lesaanbod
Om een lesthema voor te bereiden vraagt tijd. Het moet een proces doorlopen. Ook al krijgen we een bruikbaar beeld van een ander door, het heeft tijd nodig om als het ware door ons verteerd en getransformeerd te worden; alleen zo komt het tot leven en activeren we de verbeeldingsvolle fantasiekrachten bij de kinderen (en onszelf!). Bij de kinderen met een ontwikkelingsstoornis is nog veel meer nodig, want ze hebben de fantasiekrachten niet altijd als gegeven of het woekert juist te overweldigend.
Wanneer we dus een onderwerp voorbereiden om aan te bieden, moeten we een aantal weken met deze idee 'leven' Er moeten een aantal nachten over geslapen worden. Er zijn heel specifieke wetmatigheden die hier te pas komen, namelijk de werking van de astrale en ether krachten; zelfs een stukje 'vergeten' is er onderdeel van. Het zou ons te ver afleiden om nu hier op in te gaan. Het is genoeg voor nu dat we bewust worden dat er een verwerking van de inhoud dat we aan de kinderen willen brengen, nodig is. Ideaal gezien minstens 3 keer 7 = 21 dagen!
Het is belangrijk dat een idee ons op gevoelsvlak aanspreekt, dan kan het van daaruit verinnerlijkt worden en eigen gemaakt worden. Een paar ideeën op internet zoeken, platen downloaden en de volgende dag aanbieden, is een geheel andere werkwijze. Ook het voorlezen van verhalen is een ander werkwijze dan dat we voor ogen hebben in de heilpedagogiek.
Praktijkvoorbeeld:
In de derde klas is een van het leerplan thema's de ambachten; in de jaarplanning hebben de leidsters besloten de boerderij te nemen als thema. Hoe ga jij het doen? Een bezoek aan een boerderij en de kous is af?
Eerstens besluiten welke onderwerp te doen – landbouw? De granen? Veeteelt met melk en zuivel producten? Het schaap en wol bewerking? Kippenboerderij? Alle boerderij activiteiten? Een of twee? Jij neemt en besluit en nu heb jij een IDEE.
Nu moet jij zoeken naar een invalshoek waarbij de kinderen aangesproken wordt en emotioneel betrokken raken bij het onderwerp; zoeken naar verhalen, versjes rond de boerderij. Kortom, een beeldende of imaginaire ingang tot het onderwerp.
Een belangrijk onderdeel van een les thema is de lijfelijke betrokkenheid, beweging dus. Hoe kan jij de kinderen de activiteiten op de boerderij laten uitbeelden? Mogelijkheden te over, denk ik zo! En dramatische uitbeelding is altijd een mogelijkheid bij de meeste thema's.
Genoeg over de lesinhoud.
Een belangrijke invalshoek bij de V.S. onderwijs (en het daarop geschoolde therapeutisch onderwijs) is dat we niet meteen het concept aandragen, maar met een omgekeerde beweging dan het reguliere onderwijs, werken! Hierboven is een voorbeeld van deze omgekeerde beweging. Eerst levend fantasievol en met een kunstzinnige ingang kennis maken met het onderwerp, veelvuldige herhaling en met inschakeling van de bewegingskrachten (ook al is het kind in een rolstoel) en het concept vormt zich in een tijdsproces.
Het is essentieel voor de aanbieder van therapeutisch onderwijs om bewustzijn te hebben van de werking van het geheugen, want we werken er heel bewust mee. (gedragen door de ether krachten)
Er zijn drie soorten geheugen.
Eerstens het lokale, ruimtelijk gebonden geheugen
Wij onthouden slechts door terug te keren naar de plaats waar het gebeurd is. Hier ligt ook de oorsprong van totempalen en ander monumenten. Wanneer we onze sleutelbos kwijt zijn en op onze sporen terug lopen, gebruiken we het lokale geheugen.
Bij de kinderen werken we met lokaal geheugen, daar waar bewegingsonderwijs plaatsvindt – de ochtendkring oefeningen, bij voorbeeld, of het uitbeelden van een toneelstuk of arbeidsspelletjes. Herhaalde handelingen helpen de kinderen om de gegevens in hun geheugen te prenten. Voor de leidsters is hier een belangrijk werkveld ten opzichten van de voorbereiding de choreografie van de bewegingen zelf uitvoeren en dan net zo lang tot het een mentaal proces geworden is.
Ten tweede ritmisch geheugen
Wanneer we iets uit het hoofd leren maken we gebruik van het ritmische geheugen. Wanneer we een gedicht leren, lopen we vaak heen en weer. De herhaalde beweging helpt om de regels vast te leggen. Herhaling is waarop ritmische geheugen rust. We hoeven niet intellectueel te begrijpen wat we leren, toch kunnen we het leren! Het begrip komt pas later tot stand. Zo worden bijvoorbeeld ook de tafels van vermenigvuldiging aangeleerd door herhaalde ritmische beweging en reciteren terwijl er gelopen en/of geklapt worden. Dit 'herhaalde doen' is eigenlijk hetzelfde als opdoen van ervaring.
Deze laatstgenoemde heeft geweldige gevolgen voor het leren op school. We hoeven heus niet alleen maar aan te bieden wat de kinderen kunnen begrijpen. Ook niet voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand of afwijking.
Wanneer we de lesstof voorbereiden en zoeken naar stof om de kinderen emotioneel in beweging te brengen, om hun gevoelens wakker te maken, is het goed om bovengenoemde in acht te nemen!
De derde soort geheugen is het cognitieve geheugen
De meest abstracte soort geheugen is waarmee we concepten herinneren.
Bij het brengen van leerstof, moeten we vooraf bepalen wat we de kinderen 'eigen' willen maken. Bij onze kinderen is het natuurlijk nog vrij eenvoudig, en hoe ouder ze worden, hoe meer mogelijkheden vallen er natuurlijk af op dit gebied. Met rekenonderwijs is de grens meestal vrij snel al bereikt! Maar het is nog altijd mogelijk om manieren te vinden om sommige deelaspecten toch aan te bieden. Ze zullen nooit berekeningen met breuken kunnen doen, maar dat iets (taart/pizza) tussen een aantal mensen in gelijke delen verdeeld kunt worden, kunnen ze zeer zeker innerlijk meebeleven!
Cognitief geheugen komt geleidelijk tot stand in een blokperiode, door bewegingsactiviteiten, ritmische herhaling en door emotionele betrokkenheid bij het onderwerp.
Het is geheel tegen de draad van het kinderlijke bewustzijn in om als éérste het intellectuele concept te brengen.
Bij oudere kinderen is het gesprek ook een heel goede werkwijze om de concepten in te scherpen en eigen te maken aan het einde van het proces. Er wordt samen gevat en de resultaten dan opgeschreven in de periodeschrift. We kunnen hetzelfde doen door kunstzinnige activiteiten (tekenen, schilderen, boetseren of knutselwerkjes).
Bron
Awakening Intellegence – Magda Lissau, Uitgever: Association of Waldorf Schools of North American (AWSNA)
Lokaal geheugen
Ritmisch geheugen
Conceptueel geheugen
© Helend opvoeden 2025
