Het Vrije Schoolonderwijs
De onderwijsvisie die is ontstaan vanuit de antroposofische visie op de ontwikkeling van de mens krijgt gestalte binnen de zgn. Vrije Scholen (ook wel Rudolf Steiner Scholen) genoemd, naar de grondlegger van de antroposofie). De benaming 'Vrije School' verwijst naar de intentie binnen deze onderwijsvorm om leerlingen zich als innerlijk zelfstandige, verantwoordelijke individuen te laten ontwikkelen.
In het Vrije Schoolonderwijs krijgt de ontwikkeling van elk van de drie zielenvermogens van de mens, denken, voelen en willen, evenveel aandacht. Het gaat erom dat niet alleen de cognitieve behoeften van kinderen worden gevoed, maar ook dat zij een emotionele, gevoelsmatige verbinding met de dingen kunnen krijgen en in hun wil tot handelen en tot creëren worden aangesproken. Het Vrije Schoolonderwijs is daarom een integratie van opvoeding, wetenschap (dus: kennen, kunnen, weten en vooral onderzoeken), kunst (ervaren, beleven, scheppen) en religie (in de zin van: verbondenheid met de scheppende krachten in de wereld).
De eerste Vrije School werd in 1919 in Stuttgart, Duitsland, opgericht nadat de directeur van de Waldorf Astoria sigarettenfabriek, Emil Molt, aan Rudolf Steiner de vraag had gesteld of deze zijn ideeën over opvoeding en over de sociale verhoudingen in de wereld vorm kon geven in een school voor de kinderen van de fabrieksarbeiders. Deze eerste Vrije School kreeg de naam 'Waldorfschule', een benaming die de vrije scholen in Duitsland nog steeds dragen. Over de hele wereld zijn vele honderden vrije scholen. In Nederland zijn er meer dan honderd, waarvan er in elke regio naast een aantal basisscholen, ook een regionale Vrije School voor voortgezet onderwijs is gevestigd. En er zijn enkele vrije scholen die zich richten op meer ambachtelijke vakken, of waar kinderen met leer- en/of opvoedingsmogelijkheden terecht kunnen. Ook in België zijn verschillende Rudolf Steiner Scholen (zoals ze hier worden genoemd).
Meer informatie over Vrije Scholen en locaties:
'De grondslag van de opvoeding en onderwijs moet steeds een waarachtige menskunde zijn. Men moet daarbij niet vragen: wat behoort een mens te weten om ingepast te worden in de bestaande sociale orde? Het uitgangspunt moet zijn: welke vermogens, welke aanleg kunnen in hem ontwikkeld worden? Pas dan wordt het mogelijk, vanuit een opgroeiende generatie, steeds nieuwe krachten aan de sociale orde te laten toevloeien. In deze sociale orde kan dan altijd datgene leven wat de veelzijdig ontwikkelde mens tot ontwikkeling brengt. Dit is iets geheel anders dan wanneer de opgroeiende generatie aan de bestaande orde wordt aangepast.'
Wereldwijd zeggen de leraren van de Vrije Scholen 's morgens de volgende spreuk gezamenlijk:
is dit kind tot u afgedaald.
Jij hebt zijn raadsel te ontsluieren,
van dag tot dag,
van uur tot uur.
© Helend opvoeden 2025
