Spraaktherapie
In gesprek met spraaktherapeute Marion Maas:
"De directheid van de spraak is enorm persoonlijk"
Corrian Hukema
Ze verbaast zich er zelf over, vertelt Marion Maas (57), "jaar in jaar uit doe ik inmiddels spraakoefeningen met kinderen en volwassenen en steeds gaan die oefeningen meer betekenen. Ik begrijp steeds meer en geniet er steeds meer van. Het gebeurt dat ik, terwijl ik iets aan het voorbereiden ben, ineens denk: ìk kan dat helemaal niet; die adem en die klanken doen het voor me. Natuurlijk sta ik er niet buiten, maar ìk kan het niet. Het is prachtig wat er gebeurt."
Haar ervaring, ook vanuit haar werken via toneel en gedichten, is dat de meeste mensen spreken vanuit het denken of vanuit het willen. Anderen spreken vanuit een bepaald aangeleerd patroon zoals vrouwen vanuit het idee dat meisjes altijd lekker hoog moeten spreken, of mannen die hun stem naar beneden drukken. Het deksel erop dus. "Zo komen ze nooit in dat stromende middengebied", weet Marion. "Pas als je die adem vrij krijgt gaat dat gebied stromen. Dit heeft dan ook weer zijn invloed op de denk- en de wilspool. Gebieden waar bij heel wat mensen veel problemen zitten."
Al tijdens haar opleiding gaf die blokkade in het middengebied, die ze bij veel mensen waarnam, Marion wel eens het beeld van een in het midden bijna afgeknepen wesp: "De verbinding tussen het voorste en achterste stuk is bij zo'n beest heel klein. Wat je ziet is bijna een splitsing in tweeën. En dat krijg je ook wanneer je een blokkade hebt. Je komt er daaronder niet in. Je schiet in de wil òf in het denken.
Wat Rudolf Steiner met spraakvorming wilde is leidraad in Marions werk: het lijfvrij spreken. "Je pusht niet vanuit je lijf. Ligt bij zang de resonansbodem in de borst- of hoofdregionen, bij spraakvorming ligt de resonansbodem buiten. De werking daarvan is dat de adem, die vrij kan uitstromen, in staat is het spreken los te maken van het intellect. Het heeft daardoor veel meer zijn werking op het middengebied, het ritmische systeem, (vooral werkzaam in het hart en de longen) waar het ook thuishoort. Hierdoor kan het dan weer bevruchtend werken op zowel de wilspool als de denkpool."
Een opluchting
In haar werk in de psychiatrie ontdekte ze voor het eerst dat wanneer mensen niet voldoende uitademen er ergens rond of onder het middenrif een laag 'oude lucht' ontstaat. Een laag die niet in beweging komt en ongelooflijk veel blokkeert. Marion: "Als die laag in beweging komt, wordt aangeraakt - patiënten raken hem natuurlijk zelf aan, ik doe dat niet -, dan komen daar allerlei oude emoties mee. In het werken met deze mensen ontdekte Marion dat zij dat zelf ook kende. Was het bij haar binnen bepaalde grenzen gebleven, bij deze patiënten zijn op bepaalde gebieden grenzen doorbroken, waardoor allerlei problemen ontstonden. Spraak werkt daar heel snel op. Marion: Je spreken is iets heel persoonlijks. Mensen voelen zich onmiddellijk diep van binnen geraakt als ze met hun stem gaan werken. Je stem is zo eigen… je bereikt daar onmiddellijk iets mee waar je anders heel lang voor nodig zou kunnen hebben."
Ze herinnert zich haar verbazing toen zij voor het eerste meemaakte dat er bij mensen allerlei dingen naar boven kwamen: "huilbuien en toestanden, maar het was gedoseerd, alsof er niet meer naar boven kwam dan wat ze op dat moment konden hanteren. Het is dan absoluut een opluchting voor die mensen."
Stromen en vormen
Zelfs bij kinderen is dat middengebied tegenwoordig een weinig stromend gebied. Te weinig ik-kracht, incarnatieproblemen, een kind dat òf alleen maar kan uitschieten òf zich terugtrekt, waar de relatie tussen binnen en buiten dus niet klopt, of een kind dat erg slap is in zijn stemgebruik, het zijn problemen waarmee Marion aan de slag kan. Om te kijken in welk gebied ze wil gaan werken gaat ze soms eerst met hen springen. Marion: "In de sprong kun je heel duidelijk de grondgebaren zien: duidend, bedachtzaam, tastend, antipathie, sympathie, je op jezelf terugtrekken. Als je gaat springen kijk je eerst: waar moet ik heen, dat is dus duidend. Dan neem je het doel terug in jezelf, dat wordt bedachtzaam. Dan ga je tastend erheen, moet ik snel, moet ik langzaam… pats… zet je je af. Je komt los in de sympathie. Je komt aan en komt weer bij jezelf. Bij kinderen merk je dat sommigen een hele tijd staan te aarzelen voordat ze gaan. Anderen kunnen die afzet niet maken en komen dus niet los van de grond.
Vaak valt haar op dat kinderen al een aangeleerd beeld hebben van zo-zou-ik-moeten-zijn. Om die muur, die voor haar gevoel het begin van de problemen is, op z'n minst toch een tikkeltje te kunnen afbreken werkt ze veel met humor. Marion: "De meeste kinderen zijn gevoelig voor humor. In humor kunnen ze ook loslaten."
De ademhaling is het centrale punt van waaruit Marion werkt om het middengebied in beweging te laten komen. Veel mensen met wie ze in de spraaktherapie werkt lukt het niet meer om hun adem vrij te laten uitstromen en zo z'n eigen ritme te laten houden. Problemen hoeven dan niet alleen ademproblemen te zijn, het kunnen ook stemproblemen, stotteren of slissen zijn. Veel fysieke ziektes hebben volgens haar ook met angsten te maken: "Waar je niet ingaat, hoef je je niet bewust van te zijn. Je ontkent dus een heel stuk van jezelf."
Grijpt ons ik niet voldoende ordenend en leidend op ons astraallichaam in dan kan dat tot acute ziekteverschijnselen leiden. Spraakvorming wil die ik-vorming versterken. Rudolf Steiner spreekt over "het ik dat via de longen in het bloed trekt." Het gaat hier in de therapie om het bewust omgaan met adem en klank. Bewust klinkers spreken en daarmee als het ware je innerlijk uitgieten, de vormkracht van medeklinkers gewaarworden.
In eerste instantie gaat Marion bij mensen op zoek naar hoe de klanken zich vormen en hoe, en of ze überhaupt uitademen. "Komen ze met hun stem naar voren, drukken ze hun stem naar achteren… dat is het eerste gebied waarmee ik ga werken. Ook omdat het het eerste aan mij duidelijk maakt waar de problemen zitten. Als iemand dat doet voel ik in mijn eigen lijf waar het blokkeert of ik voel ergens pijn. In het begin had ik daar last van. Ik kreeg dan bijvoorbeeld maagpijn. Maar dat bleek een waarneming te zijn van wat er bij die ander aan de hand was. Nu neem ik het waar en laat het los. Ik weet dan hoe ik verder moet, ga aftasten: wil die adem zich verbinden, kan die adem zich verbinden? Kan iemand überhaupt vrij een klank vormen of een aanzet daartoe geven? Waar doet hij dat mee? Doet iemand dat alleen maar stotend met z'n lijf dan zet hij zich alleen nog vaster. Of doet iemand dat vanuit z'n denken, vanuit z'n eigen oordeel. Zo van: 'zo doe ik dat'.
Ik weet dan hoe ik verder moet gaan. Hoe krijg ik iemand in een stromen waarin natuurlijk ook de vormende kracht aanwezig moet blijven. Het is dus een in evenwicht brengen van stromen en vormen…stromen en vormen…"
Taal als bemiddelaar
Om met het stromende en vormende in evenwicht te komen werkt Marion vaak met gedichten:
"Poëzie kan de verschillende gebieden van een mens aanspreken. "De ademimpuls die bij de Grieken te vinden is in de hexameter heeft een optimaal ademritme: lang, kort, kort, lang, kort, kort. Polair van het zuiden, heb je in het noorden de Edda die met haar alliteraties een enorm sterke werking op het bloed heeft en op de wilsimpuls. Tussen dat spanningsgebied, het uitstromen van de ademhaling en de wilsimpuls van de Edda beweegt zich de poëzie. Daar houd ik in mijn keuze van gedichten goed rekening mee.
Het gaat erom dat de gebieden in de mens zich weer kunnen verbinden. We zien tegenwoordig een behoorlijk agressieve maatschappij. De denkpool, het zenuw-zintuigstelsel, heeft redelijk veel antipathiekrachten, terwijl de wilsstroom sympathie is. Wij zijn heel intellectueel op dit moment. De antipathiekrachten worden veel sterker ontwikkeld. Als ons midden niet een bemiddelaar tussen die twee gebieden kan zijn dan slaat het naar één kant door. Het is dus niet alleen het in beweging brengen van het middengebied, maar het in relatie brengen met die andere gebieden. Kijk, te veel sympathie is ook niet goed, dan word je ook te slap, maar van die verharding in het intellect zien we tegenwoordig een behoorlijke uitwerking.
Het gaat om het in evenwicht brengen vanuit het midden. In de taal is het al aanwezig. De taal doet het al. Het uitstromen van de klinkers heeft veel met het gevoel te maken en de vormkracht zit in de medeklinkers. Vorm en inhoud komen samen."
Ze weet, in principe werken alle kunsten op dit gebied. "Maar de directheid van de spraak is veel groter. De meeste mensen beschouwen het als enorm persoonlijk. Zelfs bij muziek heb je nog een instrument. Hier is je eigen stem je instrument. Er wordt geen toon gegeven. Als je zingt kun je nog zeggen: het staat zó geschreven… daar moet ik me aan houden. Aan de spraak zit geen grens. Je moet het helemaal zelf doen."
Dit interview verscheen oorspronkelijk in Evenwicht, tijdschrift over gezondheid en ziekte vanuit de antroposofie, jrg.4, nr.1, januari 2003
www.spraakvorming.nl/therapie.html
Een website waar uitgebreid ingegaan wordt op de toepassingen van spraak- en kunsttherapie (Engels)
© Helend opvoeden 2025
