menu

Ontwikkeling van willen, voelen, en denken

De drie zielenkwaliteiten

Het is het streven van onderwijs vanuit de antroposofische visie om de kinderen in heel hun ware wezen aan te spreken. Het drieledige mensbeeld houdt in: denken, voelen en willen.

De leerstof is geen doel op zich, maar een middel om het wezen van het kind te doorgronden, het te voeden, ten volle tot ontplooiing te brengen, en zo nodig te helen.'

De antroposofie is wel de bron, maar niet de inhoud van de leerstof op school. Zij biedt aan de opvoeders de nodige inzichten: die voeding waardoor de leraren door zelfopvoeding en scholing geleidelijk bewuster, gerichter en beter kunnen handelen, zodat het ten goede komt aan het kind. Het kind als individu staat centraal, met zijn ongekende en verborgen mogelijkheden, ieder individu met zijn eigen taak.

Vandaar dat het leerplan wordt afgelezen aan de wordende mensennatuur, en dat daarbij telkens de vraag wordt gesteld: hoe moeten wij ons als opvoeders gedragen tegenover deze opgroeiende mens? Wat bieden we aan, als we hem zo willen leiden en begeleiden dat hij als volwassene zijn eigen authentieke en wezenlijke bijdrage kan leveren aan de totale mensheidsontwikkeling?

Hiberniaschool, België

Cognitieve ontwikkeling/denken

Over de ontwikkeling van het denken is al een en ander gezegd bij de bespreking van het derde jaar. Het vroegere beeldende verandert langzamerhand in de capaciteit om abstracte concepten te vormen. Vóórheen heeft het denken een beeldende eerder dan een conceptuele karakter. Het denken is letterlijk het kind van de verbeelding. Daarom heeft het basisschoolleerplan een fantasierijk, beeldend karakter.

Er wordt gewaakt tegen een geforceerde voortijdige geboorte en functioneren van de capaciteit voor abstracte denken. De benadering is eerder gebaseerd op het rijpen in de tijd. Het denken die als gerijpte kracht te voorschijn komt, leidt tot een gezonde goed ontwikkelde beeldende vermogen. Een warme en beweeglijke denken is de vrucht van de levende beelden waarmee de wereld aan het kind is gebracht. Daarmee wordt zijn enthousiasme voor de wereld gewekt.

Er wordt later bij schoolrijpheid verder ingegaan op de ontwikkeling van het denken.

Wilsgebied/handelen

De wil hoort thuis in dát deel van de menselijke constitutie waar hij handelend in de wereld naar buiten streeft.

In de eerste levensjaren is de wilsactiviteit hoofdzakelijk gebonden aan en een uitdrukking van de vitale functies. Geleidelijk komt er een verdere ontwikkeling tot stand; eerst komen begeerten en wensen bij kijken (wel of niet naar buiten willen/ het willen hebben van een stuk speelgoed).

Lievegoed zegt: "'Wil' kunnen wij eigenlijk pas noemen de kracht om de begeerten en handelingen zelf te kunnen sturen of in staat is een doel te stellen, dat boven het directe begeerteleven uitgaat. Naarmate er bewustzijn wakker wordt ten opzichten van het eigen handelen. Waar het scheppende fantasiespel eerst voldoende was, komt er in de loop van het zesde levensjaar een doel in het spel, in de binnenwereld ontstaat een doel dat in de buitenwereld uitgevoerd wordt. Het kind plaatst zich bewust willend in de wereld. Het stelt zich een taak die het wil uitvoeren. Dit is ook wanneer het kind schoolrijp is. Nu heeft hij pas de zielenconstitutie waarin het leren mogelijk is."

De wil ontwikkelt het sterkst tijdens de eerste zeven jaar wanneer hij sterk in de ledematen en in de metabolische processen van het lichaam leeft. De zuigeling leert zich over te rollen, de peuter staat, klapt en klimt, het oudere kind leert blokken stapelen, danst, graaft, rent en zingt. De minder duidelijke uitdrukkingen van de wil is gezeteld in het lichaam van het kind, aangezien de processen van spijsvertering en de groeiprocessen niet uiterlijk waarneembaar zijn. Ze transformeren het lichaam voortdurend, zelfs tijdens de slaap.

De juiste voeding en voldoende slaap vormen gedurende de kinderjaren de basis van een gezonde ontwikkeling. Ook een gezond ritme is belangrijk. De beste maaltijd is minder gezond als het op willekeurige tijden aangeboden wordt. De uren van slaap zijn minder versterkend als zij onregelmatig zijn. Zoals in de natuur waar te nemen is, het leven is ritmisch. Hoewel wij als volwassenen de vrijheid hebben natuurlijke ritmen te doorkruisen, worden de kinderen juist door deze ritmen gevoed.

Kinderen hebben van naturen een hunkeren om dingen te leren doen. Van jongs af aan ziet het de volwassenen aan het werken om de wereld te veranderen. Ze koken maaltijden, zetten de tafel, wassen de vaat, wassen en strijken de kleren, maken tuin, hameren en timmeren dingen, etc. Het kind zal deze activiteiten imiteren wanneer het oud genoeg wordt, en spoedig een echte helper zijn. Als deze taken een ritmische kwaliteit worden gegeven, zijn zij veel gemakkelijker te verwezenlijken. Wij werken zo versterkend aan de wil van het kind door haar aan zinvol werk naast de volwassenen te laten deelnemen, het liefs volgens een voorspelbaar programma

"In de kleuterklas wordt dit plan van aanpak voortgezet. Het impliceert een dagelijks en wekelijks ritme dat zowel het comfort van voorspelbaarheid als het genoegen van verscheidenheid geeft. Het brengt vrij spel en doelmatige activiteit in evenwicht. Wanneer de activiteiten elkaar zo natuurlijk opvolgen als de nacht op de dag volgt, kost het niet extra inspanning om een taak verwezenlijkt te krijgen. Zij zetten vanzelf de kleurpotloden weg wanneer hun tekening af is, hun vaat aan de gootsteen na het eten, helpen om de vloer te vegen als een vanzelfsprekend verloop der dingen. "In de loop van de jaren, zal dit regelmatige 'dieet' van zinvolle activiteiten een sterk en gezond wilsleven opbouwen." David Darcy, Vrije School leraar en consultant.

Emotionele ontwikkeling/gevoel

Het ritmische midden vormt een brug. Door middel van het middengebied komt er verbinding tot stand tussen de twee polen denken en voelen. Het midden heeft als taak om harmonisering te brengen als de twee ander polen te eenzijdig werken. Er is dus een genezend element in dit gebied.

Het voelen is een schemergebeuren. Wij zijn niet helder bewust waarom zekere gevoelens gewekt worden. Men zou het een droombewustzijn kunnen noemen.

Het heeft vooral als kenmerk dat het schommelt. Het leeft in de sfeer van sympathie/antipathie, bijvoorbeeld mooi/lelijk, vreugde/leed, haat/liefde. Bij het kleine kind schommelen de gevoelens vaak heen en weer tussen lachen en huilen, vrolijk zijn of verdrietig.

Het gevoelsleven ligt ingebed in het ritmische/borstgebied. Hier bevindt zich hoofdzakelijk het hart met zijn bloedsomloop en de longen met het ademhalingssysteem dat er bij hoort. Beide deze gaat met ritmische bewegingen gepaard, elk volgens zijn eigen wetmatigheden maar ook wel nauw verbonden natuurlijk.

Bij het kleine kind zijn de gevoelens nog vooral aan de vitale functies gebonden. Het reageert op lust/onlust gevoelens. Ook hier vindt er echter ontwikkeling plaats. Waar het in het begin aan de eigen lichamelijkheid gebonden is, gaat het langzamerhand ook op de buitenwereld reageren met sympathie of antipathie. Het kinderlijke spel breidt zich uit naar objecten in de omgeving. Dan ontwaakt de scheppende fantasie en begin het kind om zijn ervaringen voelend te beleven in zijn spel. De gevoelens krijgen nu een plaats in de nieuwe binnenwereld die ontstaat. Er is een weg mogelijk van lichamelijk gebonden driften naar zelfloze liefde en idealisme.

Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand zijn er vaak vastgelopen eenzijdigheid in een of meer gebieden van denken, voelen of willen. In het middengebied licht de sleutel tot 'ontknoping' van de situatie. In dit gebied licht de mogelijkheden tot opheffing of verlichten, ook al is het soms alleen een tijdelijke 'in beweging' zetten van vermogens die niet meer in beweging komen in een van deze drie sferen. Het midden brengt harmonie en evenwicht, houdt een gezonde functionering van zowel lichamelijke als ziele kwaliteiten in stand en brengt genezing waar nodig of waar mogelijk. Er wordt gepoogd om polariteiten op te heffen door therapieën. Kunstzinnige activiteiten helpen om het gevoelsleven in beweging te brengen en zodoende de wil te wekken om tot handelen te komen – om in te grijpen in de wereld. Integratie van de eenzijdige kwaliteiten om een meer harmonische geheel tot stand te laten komen, dat is de doel.

Tot slot

De drie gebieden moeten niet van elkaar gescheiden blijven, het is alleen een hulp om de kwaliteiten die er in leven zo beter te begrijpen. Kijken wij naar het hoofd, dan kunnen wij bij voorbeeld de kaken als wils gebied binnen dit gebied herkennen. Wij hebben ook gezien dat de wil zich niet zonder bewustzijn kan ontwikkelen. De voorstellingsmogelijkheden vanuit de bewustzijnspool geven de mogelijkheid dat in ons gevoelswereld ideale kunnen ontwaken. De idealen kunnen vervolgens door wils impulsen tot werkelijkheid gemaakt te worden.

Bij iedere mens is er een neiging om de wereld hoofdzakelijk vanuit een van deze drie gebieden of ziele kwaliteiten te benaderen. Het is voor ieder individu weer anders. Wanneer alle drie de kwaliteiten in harmonie de persoonlijkheid tot dienst is, is dat natuurlijk heel bijzonder!

Probeer om te kijken hoe kinderen zich vanuit het willen, voelen en denken in de wereld bevinden. Dat kan ons helpen om ze beter te begrijpen. Een volgende stap is dan om ze te helpen in hun ontwikkeling vanuit dit inzicht.

Logica (linker) hemisfeer

  • Delen eerst geobserveerd
  • Taal, zinsbouw semantiek (zingeving)
  • Letters, zinnen
  • Taalgeoriënteerd
  • Techniek
  • Kunst (media, werktuigen gebruiken, hoe)

Vorm (rechter) hemisfeer

  • Hele plaatje eerst waarnemen
  • Taalbegrip
  • Beeld, emotie, betekenis
  • Ritme, vloei, dialect
  • Gevoelens/ervaringsgeoriënteerd
  • Stroom en beweging
  • Kunst (beeld, emotie, stroming)

© Helend opvoeden  2025

naar boven