De warmte als brug
De brug van de warmte
Door Jelle van der Schuit
Inleiding
In de antroposofische geneeskunde wordt de mens gezien als een uniek geestelijk wezen dat voor zijn bestaan de beschikking heeft gekregen over een materieel instrument: het fysieke lichaam. We ervaren onze eigen individualiteit als ik. We zijn ons bewust van onze eigen wezen en dat zelfbewustzijn onderscheidt ons van de wereld van de dieren. Wij weten, uiteraard tot op zekere hoogte, wie we zijn en wat we willen. We ontwikkelen ons op eigen wijze, soms met vallen en opstaan. Maar hoe het geestelijke in het materiële werkzaam kan zijn, is eigenlijk een groot raadsel. In ieder geval getuigt ieder mensenleven op een bijzondere unieke manier van deze inwerking.
De huidige wetenschap is gewend om de blik vooral te richten op het materiële vlak, op alles wat zichtbaar en tastbaar is. Voor vele wetenschappers is het bestaan van de geest al lang geen werkelijkheid meer, men ziet alleen nog maar de materie. Dan doemen er grote raadsels op. Er ontstaat een kloof tussen de uiterlijke materiële wereld, waarvan de ordening wordt bepaald door strenge onverbiddelijke natuurwetten en de innerlijke wereld van de mens, die wordt gekenmerkt door gedachten, gevoelens, intenties. Hoe hangt het zielenleven van de mens samen met zijn lichamelijkheid? Hoe komen wij tot de ervaring dat iets "goed" of "slecht" is?
Wij kennen het probleem van de moraliteit en ook dat onderscheidt ons van de dierenwereld. De fysieke wereld met zijn wetmatigheden kent op zichzelf genomen geen moraliteit. De moraliteit vindt geen verklaring in het puur lichamelijke. Voor de mogelijkheid van het morele moeten we een beroep doen op de geestelijke natuur van de mens: dat we een zelfbewust wezen zijn en het vermogen hebben om in vrijheid een eigen weg te gaan en ons daarbij te verantwoorden.
Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, heeft op vele plaatsen in zijn werk aandacht besteed aan de vraag hoe de inwerking van de geest op het lichaam kan worden begrepen. Hier wil ik aandacht schenken aan wat gezichtspunten die voorkomen in een drietal voordrachten, gehouden op 17 t/m 19 december 1920 in Dornach. Ze zijn vertaald in het boekje met de titel "De brug tussen lichaam, ziel en geest", verschenen bij Pentagon, in 2006*.
De ziel als bemiddelaar tussen geest en lichaam
Rudolf Steiner noemt steeds weer de ziel als verbindend element tussen geest en lichaam. In ons zielenleven kunnen we de werking van de geest bespeuren, want daar manifesteert zich onze eigenheid. Wat denk ik? Wat voel ik? Wat wil ik? We beleven onze individualiteit in de ziel. In de bovengenoemde voordrachten knoopt Rudolf Steiner ook aan bij het ik van de mens en noemt daarbij de warmte als het element, waarin het ik zich thuis voelt, waar het zich op natuurlijke wijze in kan manifesteren. Het ik leeft in de warmte, leeft in het warme bloed. Zonder de warmte heeft de mens geen bestaan.
Wie we zijn, heeft te maken met: Wat zijn onze motieven? Waar zijn we enthousiast voor zijn? Waar lopen we warm voor. Dit moet letterlijk worden opgevat en niet alleen als beeldspraak: onze eigenheid heeft direct te maken met ons warmteorganisme. Onze wil wordt daadwerkelijk in beweging gebracht door ons innerlijk vuur. We moeten bij de warmte twee
aspecten onderscheiden: innerlijke warmte (zielenwarmte) en uiterlijke warmte. Het bijzondere is dat tussen deze twee vormen van warmte een overgang bestaat. Eigenlijk vormt juist de warmte een brug, die het geestelijke met het fysieke verbindt. Warmte neemt onder de elementen een unieke positie in, het is namelijk als enige element in staat om alle andere elementen met haar eigen wezen te doordringen: zo doordringt zij de lucht, het vloeibare en ook het vaste! Wordt nu een mens gedreven door idealen, handelt hij uit morele motieven dan worden daarmee warmte krachten aangeboord: hij loopt ergens warm voor, er brandt in hem een innerlijk vuur. En dit vuur doordringt de overige elementen van zijn lichamelijkheid.
De verschillende elementen in ons organisme
Het is een groot misverstand om te denken dat een mens alleen maar uit vaste, harde materie bestaat. We hebben een warmteorganisme in ons, maar ook een luchtorganisme en een vloeistoforganisme.
Zoals de warmte niet alleen een fysieke aangelegenheid is, maar een draagvlak biedt voor ons ik, zo heeft ook het luchtorganisme een innerlijke betekenis. Onze ademhaling staat direct in samenhang met onze zielenwezen. Bij hevige schrik stokt de adem en na afloop van een spannende gebeurtenis zijn we opgelucht. De ademhaling is zo een uitdrukking van onze gevoelsnatuur.
Het vloeistoforganisme – de mens bestaat voor 90% uit vloeistof – is van groot belang voor alle chemische processen die zich in ons lichaam afspelen, processen, die het leven in standhouden. De lichaamssappen, zoals bloed, lymfevocht staan in dienst van de levensprocessen. Vanuit de vloeistofsfeer kan tenslotte door een kristallisatieproces de afzetting plaatsvinden van de vaste materie, zoals in de bot vorming of de vorming van het gebit. Zo werken de verschillende elementen op elkaar in, waarbij vooral vanuit de warmte en de lucht geestelijke en psychische factoren inwerken op de lichamelijke constitutie. Dat werpt licht op psychosomatische samenhangen. In de antroposofische geneeskunde erkent men dat problemen in het ademhalingsgebied niet alleen maar een fysiek ongemak vormen, maar doorgaans gerelateerd zijn aan problemen van psychische aard.
Bronnen van licht, klank en leven dankzij de warmte
De innerlijke warmteprocessen van het morele enthousiasme oefenen een positieve invloed uit op de andere elementen, op ons luchtorganisme, op ons vloeistoforganisme en op de organisatie van vaste. Zo blijkt lucht een affiniteit te bezitten met licht. Het klinkt misschien vreemd, maar in ons lichaam wordt op zelfstandig wijze innerlijk licht gevormd! Dat komt in belangrijke mate ten goede aan de denkprocessen. De uitspraak "Er gaat mij een licht op" is dus geen beeldspraak, maar berust op een werkelijkheid. De morele warmte is daarbij een gangmaker. Ook het vloeistoforganisme wordt positief beïnvloed door ons innerlijk vuur. Hier vindt de chemie plaats van de levensprocessen. Rudolf Steiner maakt duidelijk dat deze chemie eigenlijk gebaseerd is op een onhoorbare – beter gezegd: een alleen met behulp van geestelijke oren hoorbare - hemelse muziek. Het is bekend dat muziek een ordende werking bezit op de materie. De innerlijke warmte stimuleert deze hemelse muziek. Tenslotte is het ook zo, dat de organisatie van het vaste een positieve werking ondergaat vanuit de zuivere warmte. Daar waar we de dood in ons dragen, zoals in ons skelet met zijn harde materie, daar is ook de vindplaats voor de sterkste levenskrachten, want in het beenmerg van de botten wordt het nieuwe bloed gevormd. Zo levert de innerlijke warmte ons een bron van licht in ons luchtorganisme, een bron van klank in ons vloeistoforganisme en een bron van leven in onze organisatie van het vaste.
Morele idealen of droge theorieën als uitgangspunt
Rudolf Steiner gaat in op het verschil tussen iemand, die zich laat leiden door echte morele idealen of iemand, die alleen maar leeft vanuit abstracte, droge, zakelijke gezichtspunten. Met onze liefdevolle idealen verwarmen we ons organisme en dat werkt gezond makend, dat vervult ons daadwerkelijk met nieuwe levenskrachten.
Maar alles wat we doen vanuit abstracte, droge, bloedeloze theorieën werkt juist verkillend, verlammend op ons in en put onze levenskrachten juist uit. Zo heeft moraliteit – in de zin dat we opkomen voor het waarlijk goede in ons zelf en ons kunnen verbinden met het waarlijk goede in de wereld – ook een betekenis voor onze gezondheid. Omgekeerd kun je ook bedenken, dat bureaucratische structuren, waar het menselijke wordt ondergesneeuwd in een veelheid van dode formaliteiten, een negatieve uitwerking hebben op de gezondheid van de mens.
Niet alleen voor het leven hier op aarde is mijn eigen gezindheid bepalend – stel ik mij moreel warmbloedig op of verkillend abstract? -, maar dat levert ook zijn vruchten op voor het leven na de dood. Dan komt namelijk de werkelijke betekenis van ons eigen wezen vanuit het voorgaande leven tot zijn recht. Voor een moreel mens, die tijdens zijn leven heeft kunnen handelen vanuit liefde, betekent dat de geestelijke openbaring van de eerder genoemde bronnen van licht, klank en leven, die dan ten goede kunnen komen aan de kosmos. Maar waar het ontbreekt aan moreel gehalte, daar blijft de geestelijke akker dor en daar zullen geen bronnen ontspringen. Het is voor de kosmos niet zonder betekenis wie we zijn en wat we doen. De warmte van ons wezen slaat een brug naar de wereld om ons heen, maar ook naar de wereld van de geest.
* De oorspronkelijk voordrachten zijn te vinden in "Die Brücke der Weltgeistigkeit und dem Physischen des Menschen – Freiheit und Liebe und ihre Bedeutung für das Weltgeschehen.", GA 202.
Nieuwsbrief Aurum, zomer 2008 15
Euritmie en warmte
Door Irene Pouwelse
De warmte is het element, dat het dichtste bij ons staat; het kan ons in alle lagen doordringen. Als je het koud hebt, ga je bewegen om weer warm te worden. In de euritmie als bewegingstherapie zullen we vaak beginnen met coördinatieoefeningen. Om het warmteproces te versterken kunnen we gebruik maken van het metaal koper als extra warmtegeleider, in de vorm van een koperen staaf of een koperen bal, waardoor ook de bewegingen van het etherlichaam worden gestimuleerd. Met het etherische lichaam wordt die laag in de mens bedoeld, waarin de levenskrachten werkzaam zijn. In het etherlichaam, dat een nauwe relatie heeft met onze waterhuishouding, kan de warmte zich ontplooien door de juiste verhouding tussen spanning en ontspanning, zoals ook een vioolsnaar alleen op de juiste spanning de gewenste toon geeft. Kramp door overstrekking maakt je koud, maar ook door te weinig spierspanning wordt je koud; als in stilstaand water waar geen zon bij kan.
In het voertuig van de ziel - in de antroposofie spreken we in dit verband van het astrale lichaam - ontstaat warmte door interesse en sympathie voor de wereld, voor de ander. Aan enthousiasme ontvlam je en als je sympathie ervaart, durf je een nieuwe stap te zetten de wereld in; een gevoel van veiligheid, geborgenheid geeft je moed. Maar soms is het juist goed om even stil te staan of ook een stapje terug te zetten om iets nog eens goed te bekijken, te overdenken. Verdriet en teleurstelling kunnen je innerlijk doen terugdeinzen en verkillen. Ook hier kun je via beweging oefenen om innerlijk en uiterlijk een goed evenwicht te vinden en te bewaken.
In de geest tenslotte, waarvoor het ik van de mens het voertuig is, ontstaat warmte doordat we een ideaal hebben, waarin we een idee verbinden met een persoonlijk plan, een uitdaging aangaan: ja, dat ga ik doen. Bijvoorbeeld het zelf willen gaan werken aan het beter worden, kan veel kracht geven. Als je een manier kunt ontwikkelen om met je oefeningen zelf aan de slag te gaan, kun je daarin een machtige ondersteuning vinden, die je sterkt in je zelfvertrouwen.
Kunstzinnig werken, een bron van warmte
Door Maaike Kroese, kunstzinnig therapeute
We leven in een tijd met een groot aanbod aan indrukken en informatie, aan werk en mogelijkheden voor vrije tijdsbesteding. Zelfs de veelheid in de natuur kan ons overspoelen. Een gevolg hiervan is dat we niet meer met alles wat doen of meemaken een intensieve verbinding aan kunnen gaan. Hoe houden we ons nu gezond?
Een oplossing ligt voor mij in het leggen van echte, persoonlijke verbindingen. We kunnen momenten creëren, waarin we een bewust gekozen ontmoeting met een ander, de natuur, of de kunst aangaan. Vanuit een open houding en zonder oordeel verdiepen we ons even helemaal in de ander, het andere. Wat zie ik, wat voel ik, wat zegt het mij? We merken dat we door de intense ontmoeting zowel lichamelijk als in ons gevoel verwarmd worden. We komen weer tot onszelf.
Een mooi hulpmiddel is het kunstzinnig werken. De natuur biedt een veelheid aan mogelijkheden om te oefenen. Je besluit dat ene blad te kiezen om na te tekenen. Je kan je verwonderen over alles wat er te zien en te beleven valt aan het ene blad. Voorzichtig tast je met je potlood over je papier. Je bent met je aandacht helemaal in het moment. En dat geeft rust. Na afloop kijk je naar je resultaat. Het is eigenlijk niet belangrijk hoe het geworden is, of het helemaal lijkt op het blad wat voor je ligt. Het gaat erom dat je een persoonlijke verbinding bent aangegaan. En zoals je het blad op dat moment zag, zo vindt je het terug op je papier. Je hebt je individuele beleving erin gelegd. En door de aandacht waarmee je werkte, heb je zowel jezelf als de natuur iets geschonken.
Een ander kiest een natuurstemming. Wat een rust kan het geven als we eens de tijd nemen om een zonsondergang met haar veelheid aan kleuren diep in ons op te nemen. De indruk wordt intenser als we de kleurbeleving ook op papier zetten, hoe klein of eenvoudig ook. We voelen ons dieper in onszelf dalen en de warmtebron gaat weer stromen. Deze oefeningen brengen ons weer even bij onszelf. We stappen voor een moment uit de maalstroom van de dag. Het is een moment van concentratie, meditatie. En we merken aan de warmte in ons dat we door deze manier van verbinden onszelf versterken. En dat geeft ons kracht voor de dag.
Warmte en voeding
Door Annemarije de Jong
Waar warmte is, daar is leven. Warmte doet ons goed. Onze spieren ontspannen, de stofwisseling en de doorbloeding van onze weefsels verbetert. We zitten lekker in ons vel.
Het centrum van onze warmtehuishouding
De voorwaarden om onszelf aangenaam warm te voelen zijn een goede omgevingstemperatuur, een diepe ademhaling en een actieve spijsvertering. De omgevingstemperatuur verwarmt ons van buitenaf, met voeding en zuurstof zorg je voor warmte van binnenuit. Het buikgebied vormt hierbij het centrum van onze warmtehuishouding. Daarnaast kunnen we ook onze innerlijke warmte ervaren. Deze ligt in feite heel dicht bij onze 'letterlijke' warmte en ze gaan zelfs gemakkelijk in elkaar over. Als je ergens innerlijk warm voor loopt en enthousiast bent, voedt dat tegelijk de lichamelijke warmte. We krijgen het dan iets warmer en soms is dat te zien aan bijvoorbeeld blosjes. Warmte gaat meestal hand in hand met beweging. Waar de meeste warmte is, is ook de meeste beweging en omgekeerd. Onze spijsvertering is dan ook een zeer beweeglijk proces. Alles binnenin kneedt en borrelt en verandert voortdurend van vorm en structuur. Een portie lichaamsbeweging kan een koud lijf lekker opwarmen en nog uren daarna flink warm houden. Koukleumen daarentegen is een onaangename gewaarwording. Voor eventjes is het niet zo erg, maar als kouwelijkheid structureel wordt dan kan het onze gezondheid beïnvloeden. Soms gaat een gebrek aan warmte gepaard met een minder actieve spijsvertering. Voedsel verteren wordt lastiger. Het ligt dan zwaar op de maag en de maaltijd kan niet goed 'zakken'.
Gasvorming en een opgeblazen gevoel kunnen daar ook bij horen. Bij ziektebeelden zoals kanker, MS en reuma is er bijvoorbeeld sprake van een verstoring in het warmteorganisme.
Van actieve vetten tot zon verwarmde kruiden
Onze stofwisseling is een oplossingsproces en opbouwproces waarbij warmte nodig is én warmte gevormd wordt. Door het toevoegen van warmte bij de bereiding van voedsel ontstaat als het ware al een oplossingsproces voordat we eten. Daardoor hoeven wij minder warmte in de vertering van het voedsel te investeren en wordt het voedingsmiddel lichter verteerbaar. Hiervan maken wij gebruik bij het koken, bakken, braden, wokken, grillen of roosteren. Gerechten die wij van nature associëren met warmte zijn stevige soepen, bijvoorbeeld van erwten of pompoen, een warme bouillon, dampende kaneel- of gemberthee of een pittig gekruide stoofschotel uit de oven.
Je kunt je eigen warmteorganisme stimuleren, maar ook belasten of blokkeren via de voeding. Daarbij speelt zowel de hoeveelheid maar ook de kwaliteit van de voeding een grote rol . Als we te weinig eten worden we kouwelijk. Mensen die gewicht verliezen kunnen dit aan den lijve ondervinden. Daarnaast is de kwaliteit van ons voedsel net zo belangrijk. De kwaliteit van de voeding uit zich onder andere in het aanwezig zijn van warmte stimulerende krachten in het gewas. Voor het verkrijgen van deze kwaliteit voedsel is het onder meer van belang dat de producten tijdens hun groei en rijping voldoende warmte hebben kunnen opnemen. In de biologisch-dynamische landbouw probeert men dit te bereiken.
Het eerste voedingsmiddel dat ons warmteorganisme activeert zijn de vetten en oliën. Teveel vet kan de stofwisseling echter blokkeren. Een goede hoeveelheid is twee eetlepels per dag van vetten die actief in de stofwisseling ingrijpen zoals olie uit lijnzaad, zonnebloemolie of olijfolie. Vetten die zijn toegevoegd aan kant- en klare producten hebben deze eigenschap niet en kunnen daardoor belastend zijn voor onze stofwisseling.
Bij voedingsplanten is voor het ontstaan van wortel, blad en vrucht of zaad (zonne)warmte nodig geweest. Bij een vrucht of zaad meer dan bij een blad, en bij een blad meer dan bij een wortel. We moeten daarom bij het koken van een wortelgewas meer warmte toevoegen, deze dus langer koken om het voedingsmiddel te kunnen verteren, dan bij bladgewassen als andijvie of spinazie, die meer warmte hebben gehad tijdens de groei. Vruchten zijn zo doorwarmd door de natuur, dat we eigenlijk niet meer van 'rauwkost' spreken als we fruit eten. Zaden zoals graan hebben eveneens veel warmte in zich opgenomen. Vooral gierst is een zeer verwarmende graansoort. Granen zijn echter ook sterk uitgedroogd en verhard. Daarom hebben zij toch naast vocht een verwarming nodig om als verwarmende voeding voor ons dienst te doen. Kruiden en specerijen hebben van nature zeer verwarmende eigenschappen. Vooral tijm, rozemarijn, marjolein en andere kruiden van de familie van de lipbloemige.
Maar ook specerijen als kaneel, kardemom, steranijs, peper en de gemberwortel zijn sterk verwarmend. Het toevoegen van kruiden aan ons voedsel heeft naast het op smaak brengen ook een functie van de spijsvertering.
De uitdaging en de kunst
Een dagelijkse portie rauwkost is een uitdaging voor ons warmteorganisme. De vertering ervan kost ons veel meer warmte dan bij voedingsmiddelen die naar verhouding veel warmte hebben opgenomen tijdens de groei. Als de hoeveelheid rauwkost te veel is kan het belastend voor het lichaam worden. Daarom is het de kunst om de juiste hoeveelheid te vinden waardoor wij onze spijsvertering er een warmte-impuls mee weten te geven. Deze hoeveelheid is per persoon verschillend. In combinatie met koudgeperste oliën en tuinkruiden kunnen wij de koude impact van rauwkost compenseren.
Diepvriesproducten hebben door bevriezing hun warmte krachten grotendeels verloren. Dierlijke producten zoals zuivel, kaas of vlees bevatten veel minder warmte dan plantaardige gewassen. Ook gewassen uit de nachtschaden familie (tomaat, aubergine, paprika, courgette) hebben een verminderd warmte-effect op onze spijsvertering. Combineer deze voedingsmiddelen met verwarmende ingrediënten in de maaltijd.
Om een verwarmende voeding te kunnen samenstellen is het van belang producten van goede kwaliteit te gebruiken. Granen, groene bladgroenten, kruiden, gedroogde zuidvruchten, fruit, koudgeperste plantaardige oliën, hazelnoten, amandelen, walnoten en kruidenbloesem- en bloementhees brengen warmte in de voeding. Daarmee draag jij jouzelf en de anderen die de maaltijd nuttigen, een warme hart toe.
Verse bloementhee
Pluk een handvol eetbare bloemen, bijvoorbeeld een mengsel van rozen, lindebloesem, lavendel, goudsbloem en vlierbloesem. Voeg eventueel wat losse blaadjes citroenmelisse toe. Laat dit kleurige 'boeket' door het water zweven tot het zijn geurige bouquet heeft afgegeven.
Eventueel zoeten met honing of een klein beetje frambozensiroop
Therapeuticum Aurum Zoetermeer, juni 2008
© Helend opvoeden 2025
