De basisschool 7-14
Wanneer het intellect reist op de vleugels van Goedheid, Schoonheid en Waarheid, kan het nieuwe hoogten bereiken.
Leerplan basisschool
Let op: De hier op volgende leerplaninhoud is bedoeld voor het gewone Vrije Schoolse onderwijs, NIET voor het kind met een ontwikkelingsachterstand.
Het bijzondere van dit leerplan licht in de wijze waarop de inhouden aangeboden wordt. Eerst ontmoet de leerling de lesstof; de ontmoeting wordt tot ervaring; uit de ervaring kristalliseert het begrip van wat hij ontmoet heeft. Perceptie, gevoel, idee: drie stappen in een waar leerproces – een leerproces dat in harmonie is met de kinderlijke zijnswereld; een
leerwijze dat aansluit op wat het kind nodig heft. De lessen zijn levend en interessant, de verbeelding wordt aangesproken en geactiveerd. Niet alleen hoofd wordt aangesproken, maar ook hart en hand. Het kind ontwikkelt doelgerichtheid, verantwoordelijkheidsgevoel, zelfstandigheid en respect en bewondering voor de natuur en voor de wereld.
De basisschool
Tussen 7 en 14 beleeft het kind alles sterk vanuit zijn gevoelswereld. Alles dat het leert vanuit de verbeelding en op een kunstzinnige wijze werkt diep en blijvend in. Door het vertellen van verhalen, interactieve rollenspel en het herbeleven van wat het gehoord, beleefd of ervaren heeft met behulp van kunstzinnige en creatieve activiteiten komt een dieper begrip van de geleerde stof tot stand.
In deze leeftijdsperiode wordt sociale bewustzijn en ordening ook tot stand. Het zijn belangrijke vormgevende jaren in het leven van het kind.
Verhalen horen bij de wereld van het kind. Ze voeden de verbeeldingskracht. Via de verhalen leren de kinderen op een bijzondere manier allerlei aspecten van het leven kennen. De verhalen volgen het kind in zijn ontwikkeling.
De opvoeder mag het belang van een levende presentatie niet onderschatten. Koude, abstracte ideeën liggen als verstarde brokken steen, onverteerd, in het voorstellingsleven van het kind; warme, levende ideeën worden als metgezellen voor het leven opgenomen. Ze blijven beweeglijk en groeien mee, tred houdend met de natuurlijke ontwikkelingsfasen waardoor het kind gaan.
Ons taak als opvoeders is grotelijks om de onafhankelijke, eeuwige geestelijke wezen van het kind te onderkennen, zonder het te willen veranderen. Tezelfdertijd moeten wij onafgebroken er aan werken om alle obstakels te verwijderen, die zich voordoen in de fysieke en levensorganismen, waarmee deze geestelijke wezen zich kleed.
Rudolf Steiner, GA 302a
Het zal een ieder duidelijk zijn dat wij hieronder het basisleerplan uiteenzetten en niet het leerplan zoals het binnen de K.D.C. toegepast wordt. Het vraagt om zorgvuldige aanpassing bij de behoeften en vermogens van de kinderen in onze zorg. Om dat op de juiste wijze te kunnen doen, is het belangrijk om kennis te dragen van de basis van waaruit de aanpassingen gemaakt worden. Hoe ouder de kinderen worden, hoe moeilijker zal het worden om nog zinvolle lesstof aan te bieden, passend bij de ontwikkelingsfase van het kind, maar niet op een te hoog niveau.
Alles dat op een fysiek-materiële wijze verschijnt, is het gevolg van geestelijke activiteit. Als wij vanuit een niet-materiële perspectief naar de natuur leren kijken, neigen wij als vanzelfsprekend tot een geheel andere wijze van opvoeden
De eerste klas - groep drie
In de eerste klas ligt de nadruk nog zeer sterk op het spelend leren. Vooral in de eerste periode zullen veel elementen uit de kleuterklas nog gehandhaafd blijven, zoals het vrije spel, het buitenspel en het bakken.
Van lieverlee ontstaat er een verschuiving van het spelend leren naar meer schoolse bezigheden; zoals boekjes maken, verhaaltjes schrijven, een spel aan tafel enz. Belangrijk is de sfeer van geborgenheid en huiselijkheid. Het wekelijks bakken, knutselen, tekenen en schilderen op een vast moment dragen hiertoe bij. Ook bij vakken als muziek en euritmie kunnen de eersteklassers nog in hun eigen tempo hun weg vinden. In de handwerkles hebben we naast het mooi, ritmisch oefenen van het breien ook oog voor de gezelligheid en het eigen tempo van het kind.
Als vertelstof gebruiken we in de eerste klas de sprookjes. Vanuit de letterbeelden tekenen we de letters met krijt en dik kleurpotlood. We hebben aandacht voor de bladindeling en de schrijf(-hand)houding. Na de introductie van alle letters kan het kind beginnen met zelfstandig schrijven van teksten (opstel). Aan het eind van het jaar is het kind in staat te schrijven wat het zich voorneemt. Nog niet geremd door het correct toepassen van de spellingsregels. Ook het dictee is mogelijk. Vanuit het zelfstandige schrijven van het kind wordt het lezen ontwikkeld. Na de introductie van de letters leren de kinderen hun eigen schriftelijke werkjes al te 'lezen'. Het begrijpend luisteren en het correct leren spreken komen ook aan de orde.
In de eerste klas ligt een belangrijk accent op de taalontwikkeling en de spraakvorming. De kinderen worden van spelende, dromerige kleuters taakgerichte, werkende kinderen. Aan de ene kant is er nog de sprookjesachtige buitenwereld, aan de andere kant wordt er een beroep gedaan op eigen prestaties, op eigen kennis.
Bij deze fase hoort als vertelstof de sprookjeswereld. Hiervoor worden vooral de oude sprookjes gebruikt, opgetekend door de gebroeders Grimm. Deze verhalen hebben veel afwisselende beelden. Het sprookje vertelt vol wijsheid en humor over goed en kwaad, over verleiding en vernedering en over de prins of prinses, het beeld voor de mens die ten slotte zegevierend tevoorschijn komt.
Wanneer een eersteklasser de kleuterschool verlaat, dan wordt hij van de 'oudste' plotseling 'jongste'. Een nieuwe wereld lonkt, een poort naar een nieuwe zaal opent zich weids. Innerlijk moet de eersteklasser zich klaar voelen om te gaan leren. Innerlijk gaan ze nu het Aardse Paradijs achter zich laten en de afdaling naar het 'zich-met-de-aarde- verbinden' gaat beginnen.
Op zich kunnen en kennen zij al veel, maar of de innerlijke gesteldheid al genoeg bodem heeft om opgedane ervaringen te kunnen dragen, dat is iets heel anders. De kinderziel van de eersteklasser is kwetsbaarder en gevoeliger dan menige volwassen opvoeder vermoedt. Het op de juiste wijze hanteren van dat kennen en kunnen is van een heel andere orde dan het kunnen en kennen zelf.
Zo is technisch lezen heel iets anders dan het begrijpen van de inhoud ervan; zo is het herkennen van letters en cijfers iets heel anders dan het technisch lezen of het hanteren van de rekenkundige bewerkingen; zo wordt het 'door een kind drinken van wel vijf glazen water' tot een werkelijk beleven van de prestatie van een olifant die in staat is om in een paar minuten zo'n 100 liter water (= 10 volle emmers) tot zich te nemen.
Een peuter bootst het aanzetten van een radio feilloos na, maar wanneer het geluid van die radio na twee seconden plotseling de kamer binnen knalt, dan knalt er bij dat jonge kind toch iets teveel van het goede in zijn belevingswereld binnen.
Een goede gewoontevorming is de basis voor een religieuze opvoeding en vormt de gezonde basis van waaruit het jonge kind zijn blik de-wereld-in kan verruimen en waaraan hij zijn innerlijke zekerheid kan ontlenen en uitbreiden. De sprookjes en verhalen. Daar moet het jonge kind zich in kunnen herkennen. Ook al begrijpt hij de precieze betekenis van de vele woorden nog niet helemaal, de beeldentaal zal hem zeker vertellen, dat licht en duisternis, goed en kwaad onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden en bij elkaar horen en dat de causaliteit van opeenvolgende gebeurtenissen het levenslot weeft, waarin de opgroeiende, zich ontwikkelende mens wordt geconfronteerd met het niet meer te veranderen verleden, waarmee hij de toekomst tegemoet moet treden om nieuwe kansen, nieuwe mogelijkheden te creëren. En het vrije handelen in het heden verbindt die twee uitersten. In het nu moet de mens met de realiteit van verleden en toekomst de realiteit van het Heden tegemoet treden een daartoe dient de moed te worden ontwikkeld.
Het jonge kind vraagt aan de opvoeder naar zijn ervaringen van de praktijk, op welke wijzen je je doel kunt bereiken, welke processen je kunt volgen. 11 + 1 Geeft dezelfde uitkomst als 1 + 11, maar wanneer je 12 bereikt door 1 meelzak bij 11 meelzakken te zetten ben je wat minder snel moe dan wanneer je 12 bereikt als je 11 meelzakken zet bij 1 meelzak. Niet denken maar doen is een gevleugeld gezegde.
En dat nu geldt vooral voor de eersteklasser en dan wel gezond ademend een gezond gevoel ontwikkelen. Welk vak dat ook moge zijn. In de leervakken wordt specifiek aandacht besteedt aan de volgende aspecten:
Rekenen
Bij het rekenen komen de volgende begrippen aan de orde: beweging, ordenen, ritme, analyse, synthese, zintuigen en van daaruit de 4 basisbewerkingen op schrift.
- Tellen en bewegend tellen tot 24, heen en terug, ook met sprongen.
- Resultatieve tellen en rekenverhalen tot 20.
- Het ordenen van getallen op de getallenlijn.
- Ook het schattend rekenen komt aan de orde: concrete aantallen en groepjes schatten, raad mijn getal, de plaats van een getal in de rij ongeveer aangeven enz.
- Ook het ervaring opdoen door middel van het maken van vormtekeningen (een vorm van meten en meetkunde) en het leren schatten van verhoudingen, zijn zaken die bij het rekenen aan de orde komen.
- Ritmische teloefeningen tot 100.
- De vier rekenbewerkingen met sommetjes tot 20.
- Veel werken met concreet materiaal.
- Cijfers. Eerst wordt gewerkt met de Romeinse cijfers, later met de Arabische cijfers.
- Ritmische tellen van cijferreeksen.
Taal
- Vertelstof.
- Bewegingsoefeningen, ritmisch lopen en spreken.
- Spelletjes, versjes, reciteren, toneel, navertellen, gesprekjes.
- Vertellen over vrije onderwerpen (bv. het weekend, vakanties).
- Spraakoefeningen.
- De letters ontstaan vanuit beelden uit sprookjes of vanuit stemmingen.
- Rechte en ronde vormen worden tot lettervormen.
- Lezen wordt aangeleerd vanuit eigen schrijfwerk en bekende teksten van het bord.
- Combineren van klanken en het uit elkaar halen van klankgroepen, leidt tot lezen en schrijven.
Heemkunde
- Belangstelling wekken vanuit de sprookjesachtige beleving van de wereld voor de echte omgeving van het kind. We proberen het kind vertrouwd te maken met de wereld om hem heen. De mineralen, plantenwereld en dierenwereld.
Vormtekenen
- Vanuit de rechte en kromme vorm komen tot diverse vormen en schrijven.
Schilderen
- Nat-in-nat kleurencomposities.
Vreemde talen
- De nabootsingskrachten aanspreken in versjes, liedjes in een vreemde taal.
- Het ritme, de melodie en de klank in het gehoor brengen.
Handwerken
- Breien.
Muziek
- Pentatonisch fluiten.
- Alle muzikale middelen om de zielenkrachten van het kind te wekken en te harmoniseren.
De tweede klas - groep vier
De tweedeklasser is alweer meer een individu dan de eersteklasser. Zonder pardon worden goede en slechte eigenschappen van klasgenoten of volwassenen verteld. Hun sympathieën en antipathieën kunnen van het ene op het andere moment veranderen. Ze zien de goede en slechte eigenschappen van mensen heel duidelijk, maar kunnen er nog niet veel mee.
In de vertelstof helpen de fabels (menselijke eigenschappen ontdekken in dieren) en legenden (mensen die hun, meestal verkeerde eigenschappen overwinnen) de kinderen op het goede pad. Fabels zijn vaak kort en geconcentreerd. In fabels zien wij menselijke eigenschappen in de gedaante van dieren, de pels en het verenkleed kunnen niet verbergen dat het om ons gaat en daar herkennen de kinderen zich ook in. De vertelstof, de fabels en heiligenlegenden, kunnen we zien als beelden van menselijk eenzijdigheid, maar daarnaast het harmoniserende beeld in de mens.
De leeuw en de rat
Tussen de poten van een leeuw
Kroop nietsvermoedend een rat uit de grond
De koning der dieren slaakte een geeuw
En besloot toen dat hij hem niet verslond
Een weldaad, waar men nog over praat,
Want een leeuw heeft klauwen van formaat,
Die van een rat weinig overlaten.
Toen de leeuw die dag het bos uit kwam,
Was daar plots een net dat hem de vrijheid ontnam.
Zijn gebrul en getier mochten hem niet baten.
Koning Rat kwam naderbij en sloot het net met zijn tanden
En daar lag dan de leeuw te knarsetanden.
Als contrast van de mens in de gedaante van een dier worden de heiligenlegenden verteld. Hierin gaat het om een mens die het dier in zich heeft weten te overwinnen en daarom ook dieren kan temmen. De moraal niet aan de kinderen doorgeven, het beeld op zich moet spreken!
In de tweede klas leert het kind de hoofdletters, de ontbrekende letters van het alfabet en ook de niet – klank zuivere lettercombinaties. Het schrijven wordt geoefend van losse letters naar lopend schrift. Vanuit het oefenen met verbonden vormen de letters van het verbonden hellend schrift. Het technisch lezen gaat op eigen niveau in leesgroepjes, ondersteund door ouders. Het stillezen en voorlezen van gedrukte boekjes en zelfgemaakte teksten wordt in de klas geoefend. De spreekvaardigheid wordt klassikaal en groepsgewijs ingeoefend bij het reciteren van gedichtjes, spreuken en toneelstukjes.
De eerste taalregels worden aangeleerd en geoefend.
In de leervakken wordt specifiek aandacht besteedt aan de volgende aspecten:
Rekenen
- Tellen tot honderd.
- Vier hoofdbewerkingen tot honderd.
- Tafels worden aangeleerd.
- Klokkijken. Het lezen gaat meer en meer op gang komen en wordt een vaardigheid.
Heemkunde
- De bomen en dieren in de naaste omgeving.
Vormtekenen
- Symmetrische figuren. De kinderen leren het spiegelen.
Tekenen
- Leren omgaan met een grote diversiteit aan tekenmaterialen.
Schilderen
- Kleurstemmingen schilderen vanuit verhalen.
Handenarbeid
- Met diverse materialen leren om leuke dingen te maken.
Vreemde talen
- Vanuit de nabootsing versjes en liedjes leren.
Handwerken
- Leren haken staan centraal.
Muziek
- Veel liedjes zingen.
- Bekende liedjes leren spelen
De derde klas - groep vijf
In de derde klas zijn de kinderen veel bezig met het hoe en waarom van de dingen. Ze gaan ook de wereld om hen heen met een scherpere blik bekijken, hebben er veel kritiek op, maar moeten toch telkens weer bevestigd worden in hun manier van doen. Aan de hand van anderen durven ze heel voorzichtig eigen stapjes in de wereld te gaan zetten.
De verhalen uit het oude testament zijn hierbij goede voorbeelden. In deze klas staat het verhaal van de schepping centraal, hoe alles een naam kreeg en hoe de eerste mens Gods verbod overtrad en daardoor verdreven werd uit het paradijs. De kinderen leren dat het Oude Testament streng en onverbiddelijk is. Je hebt te leven naar de wetten die gegeven zijn en als je dat niet doet gaat het mis en draai je zelf voor de gevolgen op.
Rekenen
- Met rekenen komen zaken als klokkijken en met geld rekenen uitvoering aan bod. Er wordt kennisgemaakt met maten en gewichten.
- De vier hoofdbewerkingen worden geoefend en geautomatiseerd, evenals de tafels 1 t/m 12.
- In het hoofdrekenen wordt er geoefend tot 100 en erover.
- Rekenen tot duizend.
- Rekenen met geld.
- Cijferend rekenen.
Taal
- Lezen wordt verder geoefend en mogelijk uitgewerkt tot begrijpend lezen.
- Op het taalgebied wordt er een begin gemaakt met het onderscheiden van woordsoorten.
- Taalregels worden uitgebreid. Spelenderwijs en met beelden uit de vertelstof beleven de kinderen het verschil tussen werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Oefenen met grammatica.
- Daarnaast wordt het verschil tussen open en gesloten lettergrepen geleerd en geoefend in de schrijfwijze hiervan. Ook het schrijven aan de hand van eigen belevenissen of zelfgemaakte verhalen neemt een belangrijke plaats in bij het taalonderwijs. Er wordt gelet op de juiste zinsbouw en een goed gebruik van hoofdletters en lettertekens. Het aan elkaar schrijven wordt ingeoefend.
- Er wordt veel gereciteerd. Ook wordt er veel aandacht geschonken aan het navertellen en het luisteren, om zo de spreekvaardigheid mee te helpen ontwikkelen.
In de leervakken wordt specifiek aandacht besteed aan de volgende aspecten:
Heemkunde
- Beroepen, oude ambachten.
- Aan de hand van de graanperiode en ook de ambachtenperiode wordt een beeld opgeroepen hoe mensen, dieren, planten en aarde elkaar nodig hebben.
- Huizenbouw.
- In de huizenbouw periode wordt er gebouwd aan het huis, maar ook meebeleefd hoe andere mensen wonen (leven), vroeger en nu.
Vormtekenen
- Vanuit een vorm komen tot vormverandering.
Tekenen
- Vanuit de vertelstof mooie tekeningen maken.
Schilderen
- Vanuit de kleurstemmingen komen tot voorzichtige voorstellingen.
Handenarbeid
- Met diverse materialen knutselen.
Gymnastiek
- Spelen oefenen.
- Toestellen.
- Eerste Bothmer-oefening.
Vreemde talen
- Verder oefenen met gedichten, liedjes, gesprekjes.
Handwerken
- Het breien van een muts.
Verhalen horen bij de wereld van het kind. Ze voeden de verbeeldingskracht. Via de verhalen leren de kinderen op een bijzondere manier allerlei aspecten van het leven kennen. De verhalen volgen het kind in zijn ontwikkeling voor functionaliteit.
De vierde klas - groep zes
Gericht op de buitenwereld. In de vierde klas treedt het kind steeds meer uit de bescherming van de groep. Het gaat dan de individualiteit van zowel zichzelf als die van zijn medeleerlingen en begeleidende volwassenen aftasten en testen.
Het kind kan dan ervaren dat de wereld om hem heen niet altijd even leuk is, dat er veel dingen onzeker zijn en dat hij erg alleen op de wereld staat. Dit kan voor het kind betekenen dat zijn vertrouwen in de volwassenen om hem heen begint te wankelen, hij komt er achter dat de volwassenen niet alles kunnen. Daarom zullen de volwassenen om het kind heen ervoor moeten zorgen dat zij sterk staan om te laten zien wat ze kunnen. Het kind ziet niet meer dat de volwassene alles zomaar kan, maar het kind gaat waardering krijgen voor de daden en standpunten van de volwassene.
De wereld wordt steeds verder geopend voor het kind. Vanuit zijn kleine plekje op de aarde gaat hij steeds verder naar buiten en durft hij voorzichtig over de muur rond zijn sprookjestuin te kijken. Het kind gaat van het beeldende, fantasievolle denken naar het causale denken. Dat proces op weg naar het causale denken wordt voor de vierde klasser beeldend verwoord in de verhalen van de Noordse mythologie en de Edda.
De wereld van Germaanse mythologie binnengevoerd. In de Noors/Germaanse mythologie leveren de goden een voortdurende strijd tegen de reuzen. De kinderen genieten van de verhalen van Thor met zijn hamer, de god van de donder. De kinderen leven mee met de angst van de goden voor de naderende ondergang. Door deze vertelstof voelt de vierdeklasser zich begrepen.
In de leervakken wordt specifiek aandacht besteed aan de volgende aspecen:
Rekenen
- Met rekenen worden de tafels herhaald en de vier hoofdbewerkingen voortgezet tot =1000, en hoofdrekenen met grotere getallen. Maat, tijd, gewicht en geld worden begripsmatig en rekenend uitgebreid. Het cijferend optellen, aftrekken en vermenigvuldigen wordt geleerd en meestal ook de eenvoudige staartdeling.
- Vanuit het handelen en beleven maken ze in twee perioden kennis met breuken, hun waarden, verhoudingen en ook het benoemen en opschrijven hiervan.
Taal
- In het taalonderwijs staan centraal: de verschillende vervoegingen en de tijden van het werkwoord. Spelend en oefenend werken de kinderen aan hun gevoel voor de drie tijden: verleden, heden en toekomst. De woordsoorten worden uitgebreid met lidwoord, voorzetsel, persoonlijk voornaamwoord, vragend vnw. en aanwijzend vnw.
- Naast het schrijven van eigen teksten worden brieven geschreven. De kinderen houden een boekbespreking en een spreekbeurt en maken een eerste werkstukje.
- Een begin maken met redekundig ontleden.
- Naast het technisch lezen is er aandacht voor begrijpend lezen. Ook worden dictees en spellingsregels geoefend.
- De dagelijkse vertelstof put uit de bronnen van de Noorse mythologie: dagelijks wordt er geluisterd en naverteld, aan de hand van deze spannende verhalen leren ze zo hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden en ook samen te vatten. Het stafrijm uit de 'Edda', dit zijn verhalen op rijm uit de Noorse mythologie, wordt gebruikt voor recitatie en oefeningen die de concentratie en wilskracht versterken.
- Een toneelstuk wordt gekozen, geoefend en door de kinderen ten tonele gebracht.
Dierkunde
- De verwondering wekken voor wat dieren in hun specialismen kunnen in vergelijking met de mens. Met dierkunde ligt de nadruk op het meebeleven van de variëteit in de dierenwereld
- door middel van verhalen, leefomgeving en typische eigenheid van het dier. Hiervan wordt getekend, geschilderd en geboetseerd, geschreven en gereciteerd.
Aardrijkskunde / heemkunde
- De windroos.
- De plattegrond.
- De omgeving van de school.
- De eigen omgeving
- Bodemgebruik en topografie.
Met aardrijkskunde wordt de eigen omgeving van de plaats en streek beleefd in hun geschiedenis, Er ontstaat een plattegrond (met eenvoudige schaal en begrip voor bovenaanzicht) en eigenhandig worden er kaarten gemaakt. Het ontstaan van de plaatselijke bodem, de plaatselijke bronnen van inkomsten vroeger en nu worden opgezocht en een eerste aanzet van topografie wordt gemaakt.
Vormtekenen
- Het tekenen van vlechtvormen uit de Keltische, Ierse, Noorse cultuur.
Schilderen
- Het uitbreiden van kleuroefeningen in nat-in-nat schilderingen en het schilderen van dieren door het schilderen van contouren i.p.v. het dier zelf.
Boetseren
- Boetseren met klei van dierfiguren.
Gymnastiek
- Spelen.
- Toestellen.
- Bothmeroefening.
Vreemde talen
- De kwaliteit van de vreemde talen laten ervaren middels liederen, korte teksten en gedichten.
- Aanleggen van woordenkennis.
Handwerken
- De kruissteek staat centraal.
Muziek
- Samenspelen en samen zingen.
- Fluiten en zingen in canon.
De vijfde klas - groep zeven
In deze klas bevinden de kinderen zich in de fase die aan de prepuberteit voorafgaat. Zij zijn vaak harmonisch in de grondstemming. In de vijfde klas komt na de aftastende en soms confronterende ontdekking van de anderen rond het kind weer rust. De vijfde klasser gaat zich meer verdiepen in het gedrag van anderen.
Vanuit de fantasiewereld komt er een steeds duidelijker kijk op de buitenwereld, alles moet onderzocht worden en redelijk bevat kunnen worden. Er wordt een groter beroep gedaan op zijn sociale vaardigheden, hij raakt meer gericht op de buitenwereld. Aandacht voor de mensen die samen een product maken, zodat er zaken in huis zijn die iedereen kan gebruiken.
De kinderen gaan steeds meer over de samenhang van alle dingen nadenken. Het is het jaar van het filosoferen over dingen. Hierin is de Griekse mythologie en geschiedenis die dit jaar centraal staat een hulpmiddel. De Grieken met hun schoonheidsideaal en hun onderzoeksgeest en filosofie kunnen een goed voorbeeld zijn voor de leerlingen.
De grote Griekse verhalen, waaronder de strijd om Troje en de Odyssee. De kinderen uit deze jaargroep voelen zich thuis in de wereld van de Grieken die veel gevoel hadden voor harmonie en schoonheid. Het opkomen van het verstandelijke begrip wordt ook in de Griekse mythologie en historie mooi weergegeven. De mensen konden naar het orakel gaan voor hulp maar kregen dan altijd raadselachtige spreuken te horen die de mensen pas konden helpen nadat ze daar de oplossing voor hadden gevonden.
Rekenen
- Met betrekking tot het rekenen wordt alles wat tot nu toe aan de orde is geweest, herhaalt. In het bijzonder het metrieke stelsel, meten en wegen. De breuken krijgen extra aandacht met betrekking tot de vier hoofdbewerkingen. Nieuw zijn de decimale breuken, staartdelingen - ook met cijfers achter de komma en met afronden - en vermenigvuldigen met kommagetallen.
- Maten en gewichten.
- Redactie sommen. (woordsommen)
- Cijferen.
- Schatten van verhoudingen.
Taal
- Ontleden en woord benoemen.
- Werkwoordstijden.
- Lezen op eigen niveau.
- Schoonschrijven.
- Moeilijke woorden.
In de leervakken wordt specifiek aandacht besteed aan de volgende aspecten:
Plantkunde
- Kennismaken met de verschillende soorten planten, van zaad tot vrucht.
- In de periode plantkunde wordt de ontwikkeling van de (jonge) mens in verband gebracht met de ontwikkeling van plantensoorten. De afhankelijkheid van de mens van de omgeving wordt hierdoor duidelijk. Dat is ook te leren uit het verband tussen de indeling in het plantenrijk en plantengordels op de aarde.
Aardrijkskunde
- In deze klas is heemkunde aardrijkskunde geworden.
- Tijdens de periode economische aardrijkskunde wordt de leerling in contact gebracht met andere volkeren die producten verbouwen, die wij elke dag gebruiken. Op deze manier komt ook het vervoer van producten aan de orde. Van Nederland naar Europa.
- Ook is er een periode over loop van de rivier de Rijn.
- De topografie krijgt een aparte plek.
Vormtekenen
- Griekse vormen en vlechttekeningen.
- Motieven uit diverse culturen.
Tekenen
- Verschillende mogelijkheden en technieken proberen.
- Meer aandacht voor details in de tekeningen.
Schilderen
- Steeds meer in de vorm voorstellingen schilderen naar aanleiding van verhalen en geschiedenis.
Handenarbeid
- Houtbewerking.
- Omgaan met gereedschap.
Gymnastiek
- Toestellen.
- Spel: echt teamwerk oefenen.
- Bothmeroefening.
Vreemde talen
- Spreken, lezen
- Woorden en werkwoordsvervoegingen.
Muziek
- Zingen en fluiten van canons en twee- of driestemmige liederen.
Zesde klas of groep acht
De zesdeklasser kenmerkt zich door het goed kunnen redeneren en argumenteren. Dat die argumenten niet altijd even goed op hun plaats zijn ligt niet aan de kinderen, maar aan de plaats. Ze willen overal van weten waarom en kunnen dan ellenlange discussies aangaan.
Hierbij past heel goed de mythologie en de geschiedenis van de Romeinen die in de senaat het redeneren echt tot kunst verhieven. De zesdeklasser gaat de wereld ontdekken en onderscheiden. Hij heeft meer bewustzijn van wat om hem heen gebeurt. Zijn denken wordt abstracter en hij legt causale verbanden. De Romein die de wereld intrekt, zaken scheidend in goed en slecht, dit beeld komt uit de Romeinse cultuur duidelijk naar voren.
Verhalen van en de geschiedenis over de Romeinen zijn de vertelstof in dit leerjaar. Ook de grote volksverhalen uit de middeleeuwen komen aan bod. Werklust, geen onzin meer maar echt iets doen is typerend voor deze jaargroep. De Romeinen waren een hard werkend en ondernemend volk, van hun bouwwerken kun je in deze tijd de resten nog vinden en dit getuigt van een oersterke kwaliteit. De Romeinen hadden, in tegenstelling tot de Grieken, ook veel minder ontzag voor goden. De Romeinen hadden minder gevoel voor schoonheid en harmonie maar meer -
Rekenen
- Het proces wordt versterkt door het exact construeren bij meetkunde, het omschrijven van proeven bij natuurkunde, het ontdekken van wetmatigheden in de mineralogie, geologie en meteorologie, evenals door het werken met de kleur indigo bij schilderen en het tekenen in zwart-wit.
- Aan het rekenen wordt, voortbordurend op breuken en decimalen, het rekenen met procenten renteberekening. Een begin van de algebra toegevoegd.
Taal
- Taalkundig en redekundig ontleden.
- Werken met de verschillende tijden.
In de leervakken wordt specifiek aandacht besteed aan de volgende aspecten:
Aardrijkskunde
- Klimatologie.
- Wolkensoorten.
- Topografie van en samenhang tussen de werelddelen.
Meetkunde
- Geometrische figuren (twee dimensionaal).
- Wetmatigheden in deze figuren.
- Hoeken meten en tekenen.
Geschiedenis
- Romeinen: hun wetten en rechten, hun manier van leven.
Mineralogie
- Mineralen in al hun vormen en kleuren.
- Tegenstelling tussen kalk en graniet.
Natuurkunde
- Licht/kleuren.
- Geluid
- Warmte/koude
- Magnetisme.
Vormtekenen
- Asymmetrische vormen.
Tekenen
- Naar aanleiding van andere vakken goed natekenen van vormen en figuren.
Schilderen
- Met kleuren de vormen van mineralen en wolken schilderen.
Muziek
- Zingen van liederen.
- Fluiten van bekende en onbekende liederen.
Zevende klas - groep negen
Het leidende motief in deze klas is de Renaissance, een nieuw bewustzijn ontwaakt onder de mensen.
Taal
- Grammatica.
- Creatief schrijfwerk
Rekenen & wiskunde
- Meetkunde,
- Renteberekeningen.
- Algebra.
- Wiskundige vergelijkingen.
- Stelling van Pythagoras
Geschiedenis
- De Middeleeuwen, feodale stelsel en leven in een kasteel;
- bouwen van kastelen en kathedralen;
- kruistochten,
- Biografieën bij voorbeeld Jeanne d'Arc, St. Franciscus, Marco Polo, Leonardo da Vinci, Rafael, Michael Angelo.
- val van Rome.
- uitvindingen en ontdekkingen.
Fysiologie
- Het menselijke lichaam vanuit het perspectief van gezondheid en hygiëne.
- Voeding en spijsverteringsstelsel.
- Ademhaling en bloedsomloop.
- Zintuigen.
Aardrijkskunde
- Ontdekkingsreizen.
Fysica
- Mechanica, gezien vanuit het gebruik van arbeid vergemakkelijkende uitvindingen - de hefboom, het wiel en katrol, dalende vlak en schroef; reflectie, straalbreking, warmte.
Chemie
- Verbrandingsprocessen, vlam en rook en het transformeren van materie door vuur.
- Zouten en zuren (calcium bicarbonaat – leemsteen formatie en oplossing).
- Water en de eigenschappen van water, ook het belang van water voor de natuur en de mensheid.
Tekenen
- Perspectief en compositie – verdwijnpunt, horizon.
- Illusie van driedimensioneel op tweedimensionale vlak.
- Pilaren, trappenhuizen, stadstonelen en interieur.
Achtste klas - groep tien
In de achtste klas spelen polariteiten een hoofdrol. Dualiteit wordt ervaren in diverse vakgebieden. Dat sluit aan bij de sterke invloed van het astrale lichaam bij deze leeftijd horend. Alles wordt met sterke sympathie of antipathie ervaren. De kinderen leren inzien dat alles van twee kanten bekeken kunt worden en dat er niet noodzakelijkerwijs alleen maar een antwoord op alle problemen is.
Taal
Wiskunde
- Meetkunde – de spiraal, de gulden snede, rechthoek en verhouding, ook bij plant, mens en diervormen terug te vinden.
- Constructie van de vijfhoek vanuit cirkel en gouden rechthoek, natuurlijke vormen op de vijfhoek gebaseerd.
- Platonische vormen.
Geschiedenis
- Reformatie en Franse Revolutie (sluit aan bij tumultueuze zielen en lichamelijke veranderingen van deze leeftijd).
- De zonnekoning tot Napoleon.
- Onderweg ontmoeten de kinderen een aantal grote persoonlijkheden – Mozart, Goethe, Dante. De levens van Albrecht Dürer, Nikolaus Copernicus, Johannes Kepler, Galileo en Martin Luther en de religieuze conflicten om te demonstreren hoe de mensheid in deze tijd veranderde.
- De Britse eilanden, strijd tussen katholieken en protestanten, Spaanse Armada, Shakespeare.
- Industriële Revolutie. Stoommachine, verstedelijking en armoede.
Fysiologie
- Spierstelsel, skelet, pees tussen skelet en spier – scharnier en hefboomwerking.
- Zintuigen – klank en stilte, licht en donker – oog en oor.
Fysica
- Mechanische eigenschappen van water, lucht en gassen in relatie tot warmte en druk,
- Vacuüm.
- Elektriciteit en magnetisme.
- Barometer, pompen, stoommachine, batterij, elektromagneet, radio.
Weerkunde
- Wolkformatie en soorten wolken, land en zeewinden, thermische luchtstromen, orkanen, tornado's.
Organische scheikunde
- Bouwstoffen van het lichaam, verteringsprocessen.
Aardrijkskunde
- Kennismaken met andere continenten, de geografie, klimaat, verbouwing en productie en de volken met hun culturen.
Steiner gaf drie gouden regels door aan de leraren:
"Ontvang het kind met dankbaarheid van de wereld waar het vandaan komt;
om het kind met liefde op te voeden;
om het kind te leiden naar de vrijheid dat de mens toebehoort"
© Helend opvoeden 2025
