menu

Toelichting bij de zes beelden in uitgaven van 'Genezend Opvoeden'

De zes heilpedagogische constitutiebeelden

De heilpedagogische constitutiebeelden zijn door Steiner in 1924 geïntroduceerd in voordrachten voor mensen die de zorg op zich hadden genomen voor kinderen met ontwikke­lingsstoornissen. Het zijn drie paren van polaire beelden; menskundig vormen ze met elkaar een samenhangend geheel van zes constitutiebeelden. Met hulp van deze beelden kan de ontwikkelingsdynamiek en met name eenzijdigheden hierin worden gekarakteriseerd.

Alle ontwikkeling, de fysiologische en lichamelijke ontwikkeling en ook de psychische ontwikkeling, wordt gekenmerkt door ritmische processen. Een ritmisch proces beweegt zich tussen twee polen, zoals vormen en oplossen, opbouw en afbraak, herinneren en vergeten, waken en slapen, beweging en rust, sympathie en antipathie. Voorwaarde voor ontwikkeling is dat er een ritmische afwisseling is tussen de beide polen. Bij een preciezer be­schouwing is in alle ritmische processen een drieslag te zien: de genoemde twee polen en een dynamische middenpositie er tussenin. De dynamiek van het midden is een belang­rijk fenomeen. Het bemiddelt en geeft de verhouding tussen beide polen weer volgens wel­ke zich de ontwikkeling voltrekt; bijvoorbeeld de verhouding in de mate van opbouw respectievelijk afbraak. Die bemiddeling tussen beide polen is nodig voor de voortgang van de ontwikkeling. Stagnatie treedt op wanneer de ontwikkeling vastloopt in een eenzijdigheid aan een van de beide polen. De zes constitutiebeelden zijn zulke eenzijdigheid in de ontwikkeling, waarin een ritmisch proces is vastgelopen en verstrikt is geraakt aan een van de polen. Bijvoorbeeld: de ontwikkeling loopt vast in een wakker zijn zonder nog te kunnen slapen, of een beweeglijkheid die niet meer tot rust komt.

Voor de zes constitutiebeel­den gebruiken we de volgende benamingen (Niemeijer en Baars 2004), die de termen vervangen van Steiner uit 1924: 'zwavelarm' versus 'zwavelrijk 'hysterisch' versus 'epileptisch', 'maniakaal' versus 'zwakzinnig:

Deze beelden tonen zich als eenzijdigheid in de ontwikkeling op drie niveaus.

Het eerste niveau bestaat uit de vooral in het hoofd gelokaliseerde zenuw- zintuig pro­cessen, die de basis vormen voor het waarnemen, het denken en het geheugen. De beide polen zijn het herinneren en het vergeten. Als het ritmische proces tussen beide polen vastloopt, ontstaan als eenzijdigheden:

  • dwangmatig /ijzerrijk
  • vergeetachtig /zwavelrijk

De eenzijdigheden zijn:

  • Een verdichtend, contourerend vormgeven met een niet (of moeilijk) kunnen vergeten
  • Een vormverdringend, contourver­vagend oplossen met een vergeten en niet (of moeilijk) kunnen herinneren.

Het tweede niveau bestaat uit de ritmische processen van de ademhaling en bloedsomloop, die in de borstkas hun centrum hebben en die de basis vormen voor de empathie en het voelen. De beide polen zijn het zich verbinden en het loslaten.

  • gestuwd/gesloten
  • uitvloeiend/open

De eenzijdigheden zijn:

  • Afsluiten en stuwen
  • Openen en zich verliezen

Het derde niveau bestaat uit de vooral in de buikorganen en de ledematen gelokaliseerde stofwisselings- en bewegingsprocessen, die de basis vormen voor het willen en het handelen. De beide polen zijn bewegen en rusten. Als het proces vastloopt zijn de eenzijdighe­den:

  • traag/zwaar
  • overbeweeglijk /licht

De eenzijdigheden zijn:

  • Een niet geïmpulseerd vertragen en niet in beweging kunnen komen
  • Een niet geremd versnellen en niet tot rust komen

De termen verstandelijke handicap en verstandelijke beperking worden met name gebruikt om bij de positionering van de zorg (methodiek) aan te sluiten bij het hedendaagse taalgebruik. In de heilpedagogie en sociaaltherapie zelf staan de termen ontwikkelingsproblemen en ontwikkelingsstoornissen centraal. Hierbij worden ontwikkelingsproblemen als meer beïnvloedbaar en veranderbaar beschouwd en gaan de ontwikkelingsstoornissen vanwege hun geringe(re) beïnvloedbaarheid meer in de richting van een verstandelijke beperking of handicap. Met ontwikkelingsgestoord wordt bedoeld dat de persoon zich niet volgens de algemene ontwikkelingswetmatigheden ontwikkelt.

Een zeer belangrijk gezichtspunt vanuit de antroposofische geesteswetenschap hierbij is echter dat leren en ontwikkeling altijd mogelijk is. Een leven met een handicap is, naast al de problemen die dit met zich meebrengt, ook een leven vol ontwikkelingsmogelijkheden.

Zes typische ziekten

Ter illustratie wil ik op de zes, twee aan twee min of meer polaire ziektebeelden ingaan die Steiner in de voordrachten ter sprake brengt.

Het hysterische kind en het epileptische kind zoals Steiner ze beschrijft, kun je overal herkennen. Alleen beschrijft hij ze vanuit een wat andere optiek. De hysterie zelf heeft in de geschiedenis van de geneeskunde vele wisselende gedaanten aangenomen en vele oorzakelijke verklaringen gekregen. De constitutionele kant van de ziekte is door de opkomst van de psychoanalyse weliswaar grotendeels verdrongen door de neuroseleer, maar speelt in de gangbare opvatting toch nog sterk mee.

Nu krijgt door de beschrijving van Steiner die constitutionele kant een zo expliciet karakter, dat de behandelingsadviezen er als vanzelf uit voortkomen. Dat laat echter onverlet dat `het hysterische kind' zeer gevoelig is voor neurosevormende invloeden. Ook is bekend dat dezelfde invloeden in de eerste drie levensjaren afwijkingen geven die meer tenderen naar persoonlijkheidsstoornissen dan naar neurosen.

Met het antroposofische inzicht in de incarnatieprocessen tijdens de eerste twee zevenjaars-perioden zijn de onderzoeksresultaten uit de ontwikkelingspsychologie zonder veel moeite op een lijn te brengen. Dit is belangrijk omdat er op deze manier aan het therapeutische arsenaal van beide richtingen waardevolle aanvullingen kunnen worden toegevoegd.

Het uitstromende, uitvloeiende karakter van hysterie is daarenboven in tal van kinderen en volwassenen te herkennen. Als een kleinere afwijking in de constitutie, maar ook in reactieve psychische stoornissen na een lichamelijke of psychische trauma.

Om voor de polaire afwijking, de epilepsie (door Steiner opgevat als een stuwing van het ik en het astrale lichaam), aansluiting bij de reguliere opvatting te zoeken, moet men echter de fenomenen zoals Steiner ze in de voordrachten schetst duidelijk uit elkaar houden. De symptomen van de `ik-epilepsie' komen grotendeels overeen met die van het epilepsiebegrip uit de geneeskunde. De

Ook voor de polariteit van ijzerrijke en zwavelrijke kinderen zijn aanknopingspunten te vinden in de reguliere zorg. Het ijzerrijke, dwangmatige kind is in de kinderpsychiatrie terug te vinden bij vormen van ontwikkelingspsychosen en autistische afwijkingen. Het zwavelrijke kind vindt men niet zo snel als specifieke ontwikkelingsstoornis. Het zit overal verspreid in het buitenge¬woon onderwijs en in de gehandicaptenzorg, vanwege zijn slechte leerprestaties en, als de afwijking ernstiger is, door zijn geringe zelfredzaamheid.

De derde polariteit is die van maniakale en verstandelijk gehandicapte kinderen. Het maniakale kind treffen we in de kinderpsychiatrische vakliteratuur aan onder de diagnose ADHD.° En het constitutioneel verstandelijk gehandicapte kind (vroeger in de vakliteratuur aangeduid als het zwakzinnige kind) is inderdaad in de zorg voor verstandelijk gehandicapten terug te vinden. Daar wordt het omringd door allerlei andere kinderen die een ernstig achterblijven van hun intelligentieontwikkeling tonen, maar dan als symptoom van ontwikkelingsafwijkingen als autisme, epilepsie, postencefalitis, en andere.

Je zou om over deze polaire ziektebeelden zonder misverstand te kunnen communiceren ook van `te licht en te zwaar bewegen¬de' kinderen kunnen spreken; onder de term maniakaal verstaat men in de psychiatrie namelijk meestal ook de polair tegenover¬gestelde toestand van depressie. En die polariteit bedoelt Steiner in eerste instantie niet.

Ik ben wat uitvoeriger op deze diagnosevorming binnen en `buiten' de voordrachten ingegaan om aan te geven wat de plaats van deze tekst in het vakgebied van de geestelijke gezondheidszorg is, dan wel zou kunnen zijn.

Symptomen van de `astrale epilepsie', die met toevallen gepaard gaat, worden in de reguliere geneeskunde gezien als epilepsie met psychopathiforme gedragsafwijkingen. Dat Steiner kleptomanie als een epileptisch equivalent aanmerkt, is zeker verrassend. Stelende kinderen worden over het algemeen gediagnosticeerd als affectief verwaarloosd, als neurotisch of als gepsychopathiseerd door hun omgeving. Ook Steiner wijst erop dat de kleptomanie zich al dan niet tot een gedragsstoornis ontwikkelt onder invloed van de omgeving. Maar het blijft een ook voor de therapie boeiend gezichtspunt om kleptomanie als een vorm van morele blindheid in de hoek van de astraal gestuwde afwijkingen te plaatsen.

Dick Hütter – toelichting bij 'Genezend Opvoeden' Rudolf Steiner, Uitgever Christofoor

© Helend opvoeden  2025

naar boven