menu

Therapeutisch onderwijs

Het kind

Wonderlijk is het kind verbonden met de dingen:
zachte schaduw van blaren op de grond,
een kleine tros seringen,
het vonklend water in de havenmond,
het lichte wiegen van sneeuwvlokken, het glijden
en smelten langs het warme vensterglas,
het dof-muziekend ijs waar schaatsers rijden
en hij terzij staat op't bevroren gras:
hij weet het niet, maar door zijn grote ogen
zinkt het als in een onvertroebeld meer
en, ouder geworden, over zichzelf gebogen,
vindt hij het alles op de bodem weer.

H. Wessels, Zuid-Afrika

Wat bieden wij?

  • Levensvertrouwen voor de peuter/kleuter brengt vertrouwen in GOEDHEID.
  • Belevingsrijkdom voor het lagere- schoolkind brengt beleving van SCHOONHEID.
  • Realiteitservaring voor het middelbaar onderwijs als weg tot WAARHEID.

Herleid tot het individuele kind geeft dit:

  • Ervaren van goedheid leidt tot de WIL tot betrokkenheid, deelname.
  • Ervaren van schoonheid spreekt het GEVOEL (emotie, verlangen) aan.
  • Zoeken naar waarheid gebeurt vanuit het DENKEN (distantie, reflectie).

De antroposofie is wel de bron, maar niet de inhoud van de leerstof op de Vrije School. Zij biedt wel aan de opvoeders de nodige inzichten: die voeding waardoor de leraren door zelfopvoeding en scholing geleidelijk bewuster, gerichter en beter kunnen handelen, zodat het ten goede komt aan het kind. Het kind als individu staat centraal, met zijn ongekende en verborgen mogelijkheden, met zijn eigen taak.

Vandaar dat het leerplan wordt afgelezen aan de wordende mensennatuur, en dat daarbij telkens de vraag wordt gesteld: hoe moeten wij ons als opvoeders gedragen tegenover deze opgroeiende mens? Wat bieden we aan, als we hem zo willen leiden en begeleiden dat hij als volwassene zijn eigen authentieke en wezenlijke bijdrage kan leveren aan de totale mensheidsontwikkeling?

De leerstof is geen doel op zich, maar een middel om het wezen van het kind te doorgronden, het te voeden, ten volle tot ontplooiing te brengen, en zo nodig te helen.

De grondslag van de opvoeding en onderwijs moet steeds een waarachtige menskunde zijn. Men moet daarbij niet vragen: Wat behoort een mens te weten om ingepast te worden in de bestaande sociale orde? Het uitgangspunt moet zijn: welke vermogens, welke aanleg kunnen in hem ontwikkeld worden?

Kinderdagcentra: zorg/onderwijs

Voor de kinderen op het orthopedagogische kinderdagcentra is een scherpe scheiding tussen zorg en onderwijs niet wenselijk. In wezen is er geen markeerbare grens tussen ontwikkelingsstimulering en leerprocessen, tussen zorg en onderwijs.

Om misverstand te voorkomen: onderwijs is belangrijk. Ook de kinderen in kinderdagcentra hebben recht op onderwijs. Alleen zullen daartoe de begrippen 'zorg' en 'onderwijs' (in hun diverse gradaties) zorgvuldig beschouwd moeten worden. En misschien anders moeten worden gedefinieerd. Door de aard en ernst van de handicap van onze kinderen kan in veel gevallen onderwijs niet worden losgekoppeld van de specifieke zorg die het kind nodig heeft. Op de heilpedagogische kinderdagcentra spreken we daarom over therapeutisch onderwijs. Alle kinderen in heilpedagogische kinderdagcentra krijgen therapeutisch onderwijs aangeboden. Dat houdt in een geïntegreerd zorg- en onderwijsaanbod, waardoor ook kinderen met een ernstige handicap leren en sterker en zelfstandiger in het leven komen te staan.

Therapeutisch onderwijs is in het leven geïntegreerd. Er wordt gebruik gemaakt van het gewone leven en van de dagelijkse dingen. Er wordt van het kind zelf uitgegaan, en dit kind wordt in zijn eigen proces begeleid. Er wordt zo veel mogelijk gewerkt op basis van individuele zorgplannen, waarin zowel voor het therapeutische als voor het onderwijskundige doelen zijn geformuleerd die regelmatig worden geëvalueerd.

De groepen worden niet samengesteld op grond van niveau en handicap, maar op grond van leeftijd. Ervaring leert dat kinderen met verschillende soorten problematiek elkaar kunnen aanvullen en elkaar kunnen helpen. Onderwijs wordt in wezen pas vanaf de leeftijd van zes à zeven jaar geboden. Daarvoor voltrekt het leren zich voornamelijk via het spel. Ook na deze leeftijd blijft het spelen nog een belangrijk element. Vanaf de leeftijd van ongeveer 14 jaar verschuift het accent geleidelijk van spelen en leren naar 'werken'. Werk levert een zeer belangrijke bijdrage aan de zelfontwikkeling. Alle kinderen leren daarom - ieder op zijn of haar eigen niveau - ambachtelijke vaardigheden.

Ontmoeting en betrokkenheid

Essentieel is de ontmoeting met en betrokkenheid bij het kind. Een kind kun je niet verder helpen wanneer je er geen relatie, geen individuele verbinding mee aangaat. Elk kind, met zijn beperkingen en mogelijkheden, wordt vanuit een samenhangende visie benaderd. Een positief beeld van de ontwikkelingsmogelijkheden helpt het kind op weg. Belangrijk is in te spelen op wat het kind in wezen aankan. Dus niet koste wat het kost verder helpen, wanneer het daar niet zelf aan toe is. Kinderen worden indien nodig over drempels heen geholpen.

De heilpedagogische methodiek is in belangrijke mate gebaseerd op de ervaring dat de inzet tot zelfontwikkeling bij de medewerkers grote invloed heeft op ontwikkelingsmogelijkheden van de kinderen en volwassenen die zij opvoeden en begeleiden. Mensen met en zonder ontwikkelingsstoornis die verantwoording voor elkaar willen nemen, behoren in de heilpedagogie tot een gemeenschap waarin ieders individuele kwaliteiten en ontwikkelingspotentieel wordt aangesproken.

Ritme

Voorop staat het zorgen voor ritme, om te beginnen als afwisseling van concentratie en ontspanning. Maar ook in de vorm van het dagritme, het weekritme en het jaarritme. Het vieren van de diverse feesten gedurende het jaar heeft hierin een duidelijke plaats. Het ritme biedt kinderen zowel houvast als een doorgaande stroom.

Sfeer

Het kinderdagcentrum, waar de kinderen een groot deel van de dag verblijven, moet een huiselijke, niet-klinische, sfeer uitstralen. De 'kwaliteit van de omgeving' krijgt veel aandacht. Bijvoorbeeld via de natuurlijke invloed van de tuin, speelgoed dat nog wat aan de fantasie overlaat, aandacht voor de materiaalsoort, kleurgebruik dat meer gevoelswaarde dan signaalwaarde heeft. Overmatige prikkels worden vermeden. De basis van alles vormt een rust waarin subtiele gevoelskwaliteiten zich kunnen ontplooien.

Leren vanuit het lichamelijke

Een belangrijk doel van onderwijs (in het algemeen) is het ontwikkelen van abstractievermogen. Dat gebeurt langs de natuurlijke weg van ervaren, beleven en beeldvorming.

Bij kinderen met een ontwikkelingsstoornis is deze weg soms lang en moeizaam. Primair wordt aandacht geschonken aan de motorische en emotioneel-sociale vermogens. Deze vormen het fundament en de voorwaarden voor een mogelijke cognitieve ontwikkeling. Ook complexere vaardigheden als schrijven en rekenen worden vanuit de motorische beleving uitgewerkt.

Onze ervaring is dat met een zorgvuldig gedoseerd traject, altijd startend vanuit de (lichamelijke) beleving, ook zeer zwakke kinderen tot abstracties kunnen komen. Zorgverlening en therapeutisch onderwijs vullen elkaar daarbij aan en versterken elkaar. De in deze nota opgenomen voorbeelden illustreren hoe we hier in de praktijk vorm aan geven en wat daarvan de resultaten kunnen zijn.

De basis van de (ontwikkelings-) leerstof vormt het leerplan waarvan op Vrije Scholen gebruik wordt gemaakt. Dit leerplan wordt gerelateerd aan de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Het wordt therapeutisch ingezet: er wordt met de ogen van de betreffende kinderen naar gekeken en vervolgens worden er passende deelaspecten van gekozen.

Het onderwijs wordt per kind individueel verschillend ingericht. Voor het ene kind betekent dit bijvoorbeeld een half uur per dag extra of individueel werken, voor een ander kind kan dit de ontwikkelingsgerichte activiteiten dat in de groep aangeboden wordt. De groep is het beginpunt van het op het individuele kind gerichte therapeutische onderwijs, waarbij als basis voor alle overige activiteiten eerst het verzorgen van het lichamelijke geldt.

Directe ervaring via het eigen lichaam vormt een eerste voorwaarde voor het leerproces. Vanuit het (lichamelijk) welbevinden worden zulke omstandigheden verzorgd voor het (heel) jonge kind dat het spel kan beleven, tot spel komt en gaat spelen. Daarbij is er speciale aandacht voor het stimuleren en ondersteunen van de vooral op de eigen lichaamswaarneming gerichte zintuigen: tastzin, levenszin, bewegingszin en evenwichtszin.

De lesstof wordt het kind aangeboden door:

  • De ervaringswereld en de belevingswereld aan te spreken.
  • Door het kind met zijn lichaam te laten ervaren (sensomotorisch). Vervolgens door bij het kind goed waar te nemen in hoeverre het daarop reageert of zelf actief wordt.

Huishoudelijke en ambachtelijke activiteiten zijn belangrijk, evenals kunstzinnige elementen (muziek, versjes, schilderingen, enzovoort). Daarbij worden de zintuigen en het beleven aangesproken, wat een andere ingang vormt om integrerend en verbindend op het kind te werken.

Een zeer belangrijk gezichtspunt vanuit de antroposofische geesteswetenschap hierbij is echter dat leren en ontwikkeling altijd mogelijk is. Een leven met een handicap is, naast al de problemen die dit met zich meebrengt, ook een leven vol ontwikkelingsmogelijkheden.

Uitgangspunten onderwijs

De kinderen zitten zover mogelijk samen volgens leeftijd. Ideaal gezien is een groep een leeftijdsgroep. Daardoor is het mogelijk hen op hun leeftijd aan te spreken. Zo weten de kinderen zich naar waarde geschat. Uiteraard moeten wij ons aanpassen bij de praktische omstandigheden: een breder leeftijdsscala binnen een groep is vaak de enige mogelijkheid. Binnen deze mogelijkheden wordt er nochtans gepoogd om alle leeftijdsgroepen onderwerpen aan te bieden vanuit bovengenoemde visie.

Uiteraard zijn er verschillen ten opzichte van fysieke mogelijkheden en niveau van de kinderen. Individualisering en differentiëring is hier van toepassing.

Onderwijs en therapieën worden tijdens de schooluren voorzien.

Kinderen hebben recht op een uitgebreid leerplan. De (aangepaste) leerstof houdt in: rekenen (de juiste aantal plekken dekken is al 'rekenen') en taalontwikkeling, maar ook o.a. aardrijkskunde, geschiedenis, menskunde, dierkunde en plantkunde. Wel worden de inhouden op een wijze aangeboden die bij het niveau van de kinderen passen. Verhalen, liedjes en versjes, toneelspel en kunstzinnige activiteiten bieden een uitgebreide scala aan mogelijkheden om de kinderen met deze inhouden kennis te laten maken.

De leerstof is geen doel op zich

De inhouden worden zo gegeven dat de kinderen een diepe verbinding met de wereld kunnen ervaren. Het gaat niet om kennisverwerving maar om betrokkenheid bij de mensen en bij de wereld. Door hun bewustzijn te wekken voor de omgeving, bij voorbeeld wat er in de natuur gebeurt, worden zij geleid tot actievere betrokkenheid. Zij leren zichzelf beleven als mens tussen de mensen, deel van een groter geheel.

In het periodeonderwijs richten wij de aandacht op één thema. Deze methodiek bevordert de concentratie en verdieping. Vakken als moedertaal, geschiedenis, menskunde, enz. worden in de Vrije School in periodes van drie tot vier weken onderwezen. Op het dagverblijf zijn wij vaak veel langer met een thema bezig; veel aandacht wordt ook besteed aan de jaarfeesten en het vertelstof die erbij hoort.

Leerstof wordt beeldend aangeboden. Via het vertellen, uitbeelden en luisteren worden fenomenen, gebeurtenissen e.d. omschreven, zodat de kinderen zich er zelf een beeld van kunnen vormen.

Via de vertelstof wordt per klas met bepaalde verhalen gewerkt. In de eerste klassen zijn deze thema's sprookjes, fabels en legenden en het Oude Testament. In de daaropvolgende jaren worden verhalen uit de Germaanse mythologie, mythen uit India, Perzië, Babylonië en Griekenland verteld. In de zesde klas maakt men de overgang van de beeldenrijkdom van de mythologische verhalen naar de echte geschiedenis.

Ook praktische vakken spelen een belangrijke rol; de kinderen zullen wanneer ze ouder worden waarschijnlijk in een werkgebied terecht komen waar zij veel te maken zullen krijgen met ambachtelijk werk. In de oudere groepen wordt daarom vakken als koken, textielbewerking etc. aangeboden.

Het hele onderwijs is doordrongen van kunstzinnige elementen: muziek, kleuren, vormen, beweging. Het kunstzinnige werkt harmoniserend en schept een bodem om op een individuele wijze in de wereld te staan.

Vaardigheden en wakkerheid worden geoefend in de handwerkvakken.

Bij de opbouw van het onderwijs is het hanteren van ritme een pedagogisch middel. We vieren de grote en kleine jaarfeesten: Sint-Michaël, Sint-Maarten, Advent, Sinterklaas, Kerstmis, Driekoningen, Lichtmis, Carnaval, Pasen, Palmpasen, Pinksteren en Sint-Jan. Het geeft de kinderen een gevoel voor de grote jaarritmes en ontwikkelt gestaag een tijdsbesef.


Bronnen
  • Brochure 'Therapeutisch onderwijs, onderwijs voor alle kinderen' – Het Heilpedagogisch Verbond
  • Carlo Pitzner 'Curative Education'
  • Gentse Steinerschool brochure
  • Huize Thomas brochure
  • 'Heilpedagogische methodiek in dagcentra voor jonge kinderen met een ontwikkelingsachterstand' - Truida de Raaf

© Helend opvoeden  2025

naar boven