menu

Het leerplan aangepast voor een kinderdagverblijf

"Ontvang de kinderen in eerbied,
voed hen op met liefde,
zend hen uit in vrijheid."

Rudolf Steiner, Stichter van Vrije Schoolonderwijs

Leergebieden

  • Taalontwikkeling; communicatie, spraak en taalvaardigheden
  • Muziek en bewegingsactiviteiten.
  • Zintuiglijke motorische ontwikkeling en integratie.
  • Cultureel en omgevingsgericht bewustzijn (oriënteren op mens en wereld).
  • Wereldoriëntatie op de natuur.
  • Voorbereidend rekenen en schrijven.
  • Vrij en gestructureerd spel..
  • Artistieke en creatieve activiteiten.
  • Cognitieve vaardigheden.
  • Zelfstandigheidsvaardigheden.
  • Vrijetijdsbestedingsvaardigheden.
  • Beroepsvaardigheden.
  • Maatschappelijke en sociale vaardigheden.
  • Schrijf en leesvaardigheden voor de kinderen die dat eventueel kunnen.
  • Numerieke vaardigheden voor de kinderen die dat eventueel kunnen, eenvoudige omgaan met getalsmatige aspecten die ze in het dagelijkse leven tegenkomen.
  • Computer als hulpmiddel bij het leren voor de (oudere) kinderen. De computer biedt aanvullende hulp.

Vanuit praktische overwegingen zullen leeftijdsgroepen altijd gecombineerd moeten worden. Wij hebben een veel bredere leeftijdsscala binnen onze groepen. De leerstof wordt uiteraard hierbij aangepast.

Alle leerstof moet op een zodanige kunstzinnige wijze omgevormd worden om door kinderen met een leerachterstand opgenomen en verwerkt te kunnen worden; dat houdt in het reduceren van wat op een bepaalde leeftijd aangeboden wordt, tot het essentiële. De sleutelwoorden zijn eenvoud, herhaling en kunstzinnig aanbod. Verhalen, toneelstukken, muziek en spel, schilderen, boetseren zijn onder andere essentiële hulpmiddelen.

Tijdens het bewegingsonderwijs is tijd en ruimte voor de kinderen om de ontwikkeling van verscheidene aspecten te bevorderen die het fysieke doen opleven, sociale en geestelijke capaciteiten ingeboren in de kinderen bevorderen. De aandacht is hoofdzakelijk gericht op de lichamelijke/kinesthetische en ruimtelijke vaardigheden van de kinderen, door de fysieke ervaring van kracht, ontwikkeling van coördinatie, soepelheid, concentratievermogen en uithoudingsvermogen. Een ander gebied is de interpersoonlijke ontwikkeling (sociale vaardigheden) van het kind in de communicatie over en weer met anderen door mededeling, het geven, het delen en eerbied voor andere mensen en de dingen.

Ook het gebied van logische en kritieke denken wordt bevorderd; cognitieve vaardigheden door spelstrategieën, gezamenlijke probleem oplossing, vormen en patronen van beweging en cognitief gerichte ontwikkelingsspelletjes. Deze capaciteiten worden o.a. gecultiveerd door de volgende activiteiten:

Kring- en zangspelen, klapspelen, schommelen, zwaaien, springen, klimmen, touwtjespringen, hardlopen, wippen, rollen, over obstakels heen springen, huppelen, vrij spel, het tuimelen, bal slaan, gymnastiek, ritmische bewegingsvaardigheden, werpvaardigheden, volgspelen, fysieke oefeningen, blinddoekspelletjes, dierlijke bewegingsactiviteiten, staaf-, hoepel- & stokoefeningen, ontwikkelingsmateriaal en -spelletjes, rekken, strekken en spierversterkende oefeningen, balanceeroefeningen, zwemmen en sporten.

"Politiek, geneeskunde en pedagogie zijn geen wetenschappen maar kunsten. Hun doel is scheppen wat nog niet is."

Uschinski

Aanbod leerstof vanuit leeftijd

De grondhouding tegenover de kinderen is er een van eerbied, schroom en ontzag voor zijn diepste wezen.

Het streefdoel van de heilpedagogie is het harmoniseren en hanteerbaar maken van het eenzijdigheid die ontstaan bij kinderen met ontwikkelingsproblemen.

De leerlingen leren ideaal gezien in leeftijdsgroepen en niet in leerniveaugroepen. Ze worden ideëel begeleid door een klassenleerkracht die de klas gedurende vele jaren volgt en bijgevolg de kinderen zeer goed leert kennen. Ter ontwikkeling en verfijning van de zintuiglijke waarneming en van de innerlijke beleving, is het onderwijs kunstzinnig opgebouwd.

Leren als onderdeel van de therapie, ook op het kinderdagverblijf

Per leeftijdsfase wordt met een bepaald thema gewerkt: sprookjes (1steklas), fabels en legenden (2de klas), het Oude Testament, heemkunde (3de klas), de Germaanse mythologie, mens- en dierkunde, aardrijkskunde (4de klas), mythologieën van India, Perzië, Babylonië en Egypte, Griekse mythologie overgaand naar Griekse geschiedenis (Alexander de grote), plantkunde (5de klas) en Romeinse mythologie en geschiedenis, (6de klas) verhalen, ontdekkingsreizen (7de klas) en revoluties (8ste klas). Op die manier wordt leerstof ook ontwikkelingsstof: de ontwikkeling van kind tot volwassene doorloopt in verkorte afspiegeling de stadia van de mensheidsontwikkeling.

Er wordt getracht de kinderen een instap te geven in talrijke praktische en kunstzinnige vaardigheden. Het is belangrijk dat kinderen en jeugdigen de ervaring opdoen dat, naast het leven in de groep, er gewerkt moet worden, er is inzet nodig om je iets eigen te maken.

De klasjes zijn klein en aangepast aan het niveau van de kinderen. Het leerprogramma behandelt de onderwerpen die voor de kinderen in een bepaalde leeftijdsfase de juiste ontwikkelingsstimulansen bevatten.

Iedere ochtend wordt de dag begonnen met muziek en beweging. Dit dient om de kinderen in hun gevoelsleven te doen ontwaken en de wil te activeren. Ritmische oefeningen die individueel en klassikaal worden ondernomen, zijn vaak toegangspoorten voor het beheersen van de lesstof. Door het vertellen van speciaal uitgekozen verhalen, kan het kind zich in zijn wils- en gevoelsleven verbonden voelen met de vertelstof. Het beluisteren van de verhalen bevordert bovendien de taalontwikkeling en verrijkt de beperkte woordenschat van de kinderen.

Ook individuele oefeningen en ontwikkelingsactiviteiten voortspruitend uit de zorgplannen komen aan bod.

Samen met de leidsters vormt de klas een kleine gemeenschap waarin iedereen bijzondere kwaliteiten, maar ook tekortkomingen heeft. Het bewustzijn van elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden helpt om sociaal bewustzijn te wekken. Hierbij speelt ook de persoonlijke inzet van de leidsters een grote rol.

De uiteindelijke doelstelling van dit onderwijs is de kinderen een zo breed mogelijke algemene ontwikkeling te geven. Hierbij worden het lesaanbod geboden tot aan het peil waarop ze nog door de kinderen opgenomen kunnen worden. Praktische, concrete ervaringen, met de zintuigen beleefbaar en door het gevoel verlevendigd – dat is waar deze kinderen om vragen. Het is vaak zinvoller om vereenvoudigde beelden van een bepaald leefgebied langer en intensiever te laten beleven, dan voortdurend nieuwe onderwerpen toe te voegen. Probeer een essentie van het aan te bieden stof te vinden en breng het op een kunstzinnige wijze aan het bewustzijn van de kinderen. Een veelheid van indrukken zijn voor onze kinderen moeilijk in een zinvolle samenhang te plaatsen. Hoe meer wij de interesse in de wereld bij de kinderen kunnen wekken, hoe groter wordt de mogelijkheid om vrijer te worden van de gebondenheid en beperkingen van hun handicap.

Leerwerkplaats

In de hogere leerjaren van de Vrije School (9de tot 12de klas) volgt het onderwijs abstractere richtsnoeren zoals ontwikkeling van het oordeelsvermogen (9de klas), sociale vaardigheden (10de klas), verinnerlijking (11de klas) en overzicht en analyse (12de klas). De leerlingen krijgen er een beroepsgerichte opleiding in ateliers en stages, waarbij de klemtoon ligt op een zo veelzijdig mogelijke persoonlijkheidsontwikkeling.

Voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand is het onderwijsaanbod daarom meer op beroepsvoorbereidende, praktische vakken gericht. De kinderen in een kinderdagverblijf hebben haast geen mogelijkheden tot de arbeidsmarkt toe te treden. Het onderwijsaanbod is erop gericht deze kinderen voor te bereiden om bij voorbeeld binnen een leef-werkgemeenschap een bijdrage te kunnen leveren aan de gemeenschap. De ambachten en arbeid rond de voedselverwerking zijn traditionele arbeidsgebieden waarop zij nu voorbereid kunnen worden. Met dit doel voor ogen zijn er leerwerkplaatsen ingericht. Voor de volwassenen zijn er dan zorgboerderijen of leef- en werkgemeenschappen waar zij een zinvolle, taak kunnen vervullen. Vaak zijn er boerderijen, weverijen, bakkerijen, pottenbakkerijen, kaarsenmakerijen of dergelijke werkplaatsen.

De meervoudig gehandicapte volwassenen werden traditioneel altijd in zo een gemeenschap opgenomen. Er werd vanuit gegaan dat zij op sociaal gebied een waardevolle aanvulling zijn binnen de gemeenschappen.

Aangepaste leerstof uit het Vrije School leerplan
om bovenstaande aan te bieden

In het werken met kleine groepen is het onvermijdelijk dat we wat betref de leeftijdsgroepen met combinatie van leeftijdsgroepen werken en dat er soms een groot leeftijdsverschil kan zijn binnen een groep; uitgaande van de kinderen in elke specifieke groep, moet er een compromis gevonden wordt. Uiteraard moeten er dan gewoon keuzes gemaakt worden. Probeer om de kinderen dan toch nog iets te geven voor hun ontwikkeling en als 'zielevoeding' Dat is nog altijd beter dan niets!

Een nadeel voortspruitend uit het huidige beleid, is dat de kinderen door de indicaties vaak in zeer eenzijdige categorieën verdeeld worden, waardoor in de KDC alleen zeer ernstig gehandicapte kinderen opgenomen wordt. Dat heeft tot gevolg dat de zwakste kinderen niet meer op de stroom van de anderen mee kunnen stromen Door de activiteiten en belangstelling van kinderen in een iets hoger niveau, kunnen de zwakkere kinderen gestimuleerd worden. Zodoende blijven zij niet als het ware in de eigen beperkingen vastzitten.


Bronnen
  • Onderwijsnota, HPV
  • Brochure van het Heilpedagogisch Verbond
  • Parcivalschool voor buitengewoon onderwijs, België
  • Brochure van de Hiberniaschool, België
  • Website Vrije School Alkmaar
  • Website Vrije School Ede

© Helend opvoeden  2025

naar boven