E. 4de leerjaar
De wereld wordt steeds verder geopend voor het kind. Vanuit zijn kleine plekje op de aarde gaat hij steeds verder naar buiten en durft hij voorzichtig over de muur rond zijn sprookjestuin te kijken. Het kind gaat van het beeldende, fantasievolle denken naar het causale denken. Dat proces op weg naar het causale denken wordt voor de vierde klasser beeldend verwoord in de verhalen van de Noordse mythologie en de Edda.
In aansluiting op de gerichtheid van het 4e-klaskind op de buitenwereld kunnen in het ritmische deel natuurgedichten worden gereciteerd, maar ook gedichten waarin de gerichtheid van de mens op de wereld om hem heen tot zijn recht komt. In aansluiting op de vertelstof uit de Noorse mythologie (de Edda) kunnen teksten aan de orde komen in de alliteratie- / stafrijmvorm. Het stafrijm heeft als eigenschap de wilskracht van het kind aan te sporen.
Leerplaninhoud voor de vierde klas
Taalontwikkeling
In het taalonderwijs wordt de werkwoordtijden aangeleerd. Spelend en oefenend ervaren de kinderen de drie tijden: tegenwoordig, verleden en toekomst. De kinderen krijgen een gevoel voor de plasticiteit van de taal. De voorzetsels en aanwijzende voornaamwoorden worden aangeleerd. Op een eenvoudige kunstzinnige en speelse manier de kinderen bewust maken van de persoonsvorm in enkelvoud en meervoud. Het beleven maken van de voorzetsels door eigen lichaam/dingen in de ruimte teervaren. Gedichtjes, spelletjes.
Gedichten waarin alliteratie/stafrijm in voorkomen, passen goed bij deze leeftijdsfase. Het stafrijm heeft een aansporende werking op de wilskracht. Alliteratie werkt bewustzijnwekkend.
Mens- en dierkunde
Vanuit het beeld van de veelzijdige mens komen de dieren aan bod in hun eenzijdigheid en specialiteit: klimmen, graven, rennen of vliegen. Steeds staat hun bijzondere gestalte in relatie tot de mens centraal. De verwondering wekken voor wat dieren in hun specialismen kunnen in vergelijking met de mens. Door middel van verhalen over leefomgeving en typische eigenheid van het dier kunnen de kinderen nader kennismaken met het dierenleven. Er wordt o.a. getekend, geschilderd en geboetseerd.
Heemkunde
De eigen omgeving van de plaats en streek beleefd in hun geschiedenis. Het ontstaan van de menselijke activiteiten in de eigen omgeving.
De heemkunde in de 4e klas kent een aardrijkskundig en een geschiedkundig aspect, uitgaande van verbondenheid met de eigen woonomgeving (huizen, wegen, bossen en velden). Welke producten worden verbouwd of geproduceerd – vroeger en nu? Het is een eerste oriëntatie in ruimte en tijd.
De windroos. De omgeving van de school. Een plattegrond van de omgeving door middel van een reliëf opbouwen.
Boetseren
Boetseren van de mens en van dieren.
Schilderen
Het uitbreiden van kleuroefeningen in nat-in-nat schilderingen en het schilderen van dieren door het schilderen van contouren, niet de details. Vanuit kleurstemmingen ontstaan vormen, landschappen en dieren. De aardekleuren doen hun entree. Door de mengkleuren (paars, groen, oranje) te kombineren met de niet aanwezige derde primaire kleur of met een ander mengkleur, ontstaan bruinen en grijzen.
Tekenen en vormtekenen
De leerlingen schetsen dieren. Bij het vormtekenen krijgen eenvoudige vlechtmotieven de aandacht.
Handwerken
De kruissteek staat centraal. Inventief omgaan hiermee - hoe kunnen wij de essentie van het kruizen en samen vlechten van strengen op een andere wijze beleefd worden door de kinderen?
Rekenen
De inhouden van dit leerjaar worden steeds moeilijker voor het heilpedagogische kind. Het is nu zaak om de kinderen op een kunstzinnige wijze toch een en ander te laten ervaren van breuken (het verdelen van een taart?) maten en gewichten en schatten van verhoudingen (bakken?).
Het tafeldekken en boodschappen doen zijn verdere oefenvelden. Winkelspel, echt boodschappen gaan doen en de kinderen uitdagingen geven; het aanbod aanpassen (desnoods individueel) Doorgaan met tellen in ritmen terwijl er geklapt of gelopen wordt; trappen lopen en tellen, telraam, rijgen en sorteren.
Gymnastiek
Spelen, toestellen, Bothmeroefening.
Muziek
Samenspelen en samen zingen, zingen in canon (proberen!).
De gangbare leerplaninhoud wordt uiteraard langzaam abstracter. Het vraagt nu om veel verwerking en aanpassing om het op een zinvolle wijze aan te brengen aan de kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Het vraagt vooral om veel creativiteit.
Het is belangrijk om de essentie te zoeken van de aan te bieden lesinhoud. Probeer dan een beeld te vinden waarmee deze essentie als belevenis, als ervaring, tot bewustzijn kan komen. Probeer vooral om het eenvoudig en beeldend te houden. Een enkel beeld is goud waard, als het zo gebracht wordt, dat het echt interesse wekt bij de kinderen. Het is volstrek niet nodig om een wijd kennisveld te presenteren. Met een schildering, een verhaal, een toneelspel of een bordtekening is het doel al vaak bereikt. Veel herhaling i
© Helend opvoeden 2025
