De open constitutie nader bekeken
Het extra gevoelige kind
Onze huid vormt de grens tussen binnen en buiten. Het is een grens die ons scheidt van de ons omringende omgeving. Tegelijkertijd is de huid één van de belangrijkste zintuigen waarmee we met de omgeving in contact komen. Ook op het gebied van de ziel, op het psychologische vlak, zou je van een 'huid' kunnen spreken: een afscheiding tussen binnen en buiten, tussen ik en de wereld – niemand kan mijn gedachten en gevoelens direct waarnemen. Bij kinderen met een eerder open constitutie zouden we kunnen zeggen dat ze een te dunne zielehuid hebben, dat de grens tussen binnen en buiten sterk doorlaatbaar is, er komt teveel bij hen binnen en tegelijkertijd leven ze zelf sterk in de omgeving. Er is onvoldoende afgrenzing ten opzichte van de omgeving, er ontstaat een overgevoeligheid.
Deze kinderen kunnen stemmingen en emoties van anderen haarscherp aanvoelen. Ze hebben de neiging 'mee te kleuren' met de omgeving en ze zijn heel knap in het naar hun hand zetten van situaties of andere mensen.
Ze zijn gevoelig voor zintuigindrukken, bijvoorbeeld voor aanraking en voor licht en geluid. Doordat ze met hun bewustzijn tot buiten de grenzen van hun lichaam leven, kunnen deze indrukken als pijnlijk worden ervaren. De gevoeligheid heeft het karakter van overgevoeligheid, kan ook worden tot het vermogen om andermans gevoelens waar te nemen, tot een (moeten) reageren op de zwakke plekken van de ander. Dit weten ze soms sterk uit te buiten. Hier hoort ook bij: het overdrijven van gebeurtenissen en gevoelens, situaties naar hun hand zetten en het (vaak onbewust) simuleren van lichamelijke klachten.
Vaak worden deze kinderen geplaagd door faalangst. Ze kunnen sterk opzien tegen een verandering of een taak die ze moeten opnemen. Als ze de drempel niet nemen om de opdracht toch uit te voeren, treedt na enige dagen mogelijk een gevoel van depressiviteit op. De onmacht in het denken (ik kan het niet, het wordt nooit goed genoeg) is dan overgegaan in een onmacht in het handelen.
Over het algemeen zijn deze kinderen kunstzinnig. Het is belangrijk deze kwaliteit verder te verzorgen: vb. toneelspelen, een muziekinstrument bespelen.
Met hun aandacht vragend gedrag staan deze kinderen in een groep vaak centraal. Ze treden soms graag op de voorgrond (vb. bij toneel), maar ze zijn zo kwetsbaar dat een ongelukkig geplaatste opmerking ze volledig onderuit kan halen.
Het zijn vaak ook begaafde kinderen, die hun gevoeligheid op een formidabele manier kunnen inzetten voor de mensen van wie ze houden. Als moeder hoofdpijn heeft, krijgt ze zonder erover gesproken te hebben, een kopje thee. Het zijn kinderen die echt kunnen mee-lijden met een ander: ze voelen het verdriet goed aan, begrijpen meer dan je zou verwachten.
In elk geval zijn het kinderen die veel aandacht vragen. Ze weten het steeds weer zo te regelen, dat je niet om ze heen kunt.
Het motto van de begeleiding is: het bieden van veiligheid, het stellen van grenzen en het versterken van de persoonlijkheid.
Veiligheid
We moeten ervoor zorgen dat het kind zo min mogelijk in onverwachte en onoverzichtelijke situaties terechtkomt. Een vast dagverloop met vaste tijden voor verschillende activiteiten is hierbij een steun.
Het afsluiten van de dag neemt een bijzondere plaats in: het is voor kinderen een mogelijkheid om dingen op z'n plaats te zetten en los te laten. Help het kind te reflecteren. Geef bijvoorbeeld af en toe een boodschap zoals: "Dat (en iets benoemen) was leuk hé, weet je nog?" of "Wat hebben we deze morgen gedaan?"… Het geeft dat het kind geholpen wordt beter vast te houden wat aan goeds geweest is, zodat het daar een tevreden gevoel over krijgt en niet al weer verlangt naar meer.
Deze kinderen spelen vaak met jongere kinderen, bij hen voelen ze zich veilig. Op die manier kunnen ze wel verantwoordelijkheden nemen en overwinnen ze hun onzekerheid.
Sommige kinderen voelen zich sterk op hun gemak bij dieren en ontpoppen zich als uitstekende dierenverzorgers: ze weten wat het dier nodig heeft.
Ook kan veiligheid geboden worden door het kind te omhullen met warme kleding, verschillende dunne laagjes over elkaar ('extra huid' bieden). Hen de mogelijkheid bieden zich terug te trekken in een 'hutje' van (blauwe) lappen wanneer het hen allemaal teveel wordt, biedt ook veiligheid.
Grenzen
Met deze kinderen kan je geregeld scènes meemaken, waarbij ze over de grenzen van de opvoeder heengaan. Daarbij proberen ze soms medelijden op te wekken (vb. over een pijntje beginnen) op het moment dat er grenzen gesteld moeten worden, dat er op het gedrag gesproken wordt. Het is belangrijk je niet te laten meeslepen op het moment dat er een grens getrokken moet worden. Het is goed eerst het standje te geven dat je van plan was en daarna naar de pijn te vragen. Op die manier wordt het kind erkend in zijn gevoel, maar het krijgt niet de kans de situatie naar zijn hand te zetten.
Hou als opvoeder de leiding in handen en bepaal op welk moment de pijn of het verdriet een plek kan krijgen. Zo kan het kind niet meegesleept worden door de eigen emoties en verliest het daarmee niet de greep op zichzelf.
Het is belangrijk het kind te erkennen in zijn gevoel ("Je bent een beetje verlegen" of "Je voelt je nu verdrietig, verongelijkt…"), maar deze daarna in de juiste maat te zetten, ze voor het kind te ijken naar een objectievere verhouding ("Het is niet zoooooooooooo vervelend, maar zooo" of "Je bent boos, maar het betekent niet dat je daarom dat bepaald gedrag moet vertonen"…).
Warmte is voor zo'n kind zeer belangrijk: 'nuchtere warmte en warme nuchterheid'. Het kind moet niet-verbaal (bijvoorbeeld van de juf) de boodschap krijgen: "Ik hou van jou net zoals van iedereen, je bent bijzonder net als iedereen". Zo bewerkstellingen we dat wat het aan warmte en aandacht krijgt, ook werkelijk en dieper naar binnen kan, dat het kind de warmte ook binnen kan bewaren, dat het niet meteen wegvloeit. Lichamelijk contact - even de hand aanraken, je hand op de schouder - is soms voldoende als signaal: ik vergeet jou niet en het helpt het kind om zijn lichaam en dus zijn grens, te voelen.
Soms verprutsen deze kinderen leuke momenten, feestelijke gebeurtenissen… Ze doen dit ondanks zichzelf. Het helpt als je je als ouder vooraf voorneemt je niet in de bui van het kind te laten meeslepen en niet op het negatieve gedrag in te gaan. Een evenwicht tussen kort even duidelijk de grens aangeven en positieve aandacht geven, kan vaak werken.
Zo'n kind voelt haarscherp aan wanneer je 'je dag niet hebt'. Bouw vooraf bewust een muurtje tussen jouw verdriet, boosheid… en het kind. Het is voor het kind bedreigend wanneer de opvoeder zijn zelfbeheersing verliest. Op een ander tijdstip kan je daar met het kind, op zijn niveau, eens over spreken. Geef zo nodig je situatie aan: mama heeft niet goed geslapen en is daarom vandaag wat moe. Waak daarbij over de hiërarchie tussen ouders en kind:
- Je hebt als ouders recht op je privacy en dat geeft ook juist veiligheid aan (deze) kinderen
- Jij bepaalt wat je wel en wat je niet zegt aan je kinderen, ondanks vragen en doorvragen van de kinderen.
- Je kunt kort een reden geven, maar je gaat niet argumenteren of je verdedigen.
Het zijn kinderen die meer dan anderen voortdurend over de grens gaan en regels niet vanzelfsprekend aanvaarden. Regels moeten voor hen zeer consequent gehanteerd worden. 'Zo gaat het hier altijd' kan helpen de persoonlijke confrontaties te vermijden. Regels bieden deze kinderen veiligheid en zekerheid.
Ook op dit gebied moeten er grenzen gesteld worden: ga niet in op de 'rampenverhalen' die ze graag vertellen. Ze hebben de neiging steeds meer te overdrijven, waardoor ze het onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid verliezen. Toon innerlijke betrokkenheid, maar ga niet in op hun sensationele verhalen.
Deze kinderen voelen personen en situaties feilloos aan. Dit maakt hen kwetsbaar en onzeker, maar ze kunnen ook vanuit deze gevoeligheid reageren en anderen diep raken en kwetsen. Ze doen een appèl op het goed bewaken van je eigen grenzen als opvoeder, op het beheersen van je eigen emoties, op het objectiveren van het eigen handelen. Trek duidelijk de grens tussen jou als opvoeder en het kind. Vat hun gedrag en soms kwetsende opmerkingen niet persoonlijk op.
Het is vaak een hele kunst om een duidelijke grens te blijven trekken tussen de wereld van de volwassenen en de kinderwereld. Ze hebben de neiging de zorgen van de volwassene mee te dragen, zich te mengen met de contacten van de volwassenen. Ze kunnen volwassenen soms tegen elkaar uitspelen – vb. ouders tegenover de leerkracht. Ze vertellen op de ene plek soms de meest fantastische verhalen over de andere plek. Ook hier is ijken en kaderen heel belangrijk. Het vraagt veel vertrouwen tussen ouders en leerkracht om hier goed mee om te gaan.
Het kind kan gesterkt worden door in de begeleiding aandacht te schenken aan hiërarchie, zodat het zelf mag volgen en niet het gevoel hoeft te krijgen zaken zelf in handen te moeten nemen, zelf keuzes te moeten maken, wat onzekerheid versterkt.
In de begeleiding is het zoeken naar een evenwicht tussen omhullen en realiteit bijbrengen belangrijk. Bewaak als volwassene je eigen grens, want voor het kind voelt de aandacht die het krijgt, zelden als voldoende aan.
Het gewone, het saaie (in de volksmond) is voor deze kinderen een kwaliteit die we hen moeten gunnen. In hun beleven leeft een beetje 'Ik moet bijzonder doen, willen ze me zien, in mij geloven' en dit moeten we proberen om te buigen.
Het kind kan geholpen worden door zijn eigen fysieke grenzen beter te leren ervaren. Tastervaringen kunnen helpen de huidfunctie te versterken.
Versterken van de persoonlijkheid, van het 'ik': de bedoeling is dat het kind meer greep krijgt op zijn eigen situatie, dat het zelf kan bepalen wanneer het 'naar buiten gaat' of zich juist afsluit.
Vanaf een jaar of 9 kunnen de kinderen betrokken worden bij het opstellen van enkele regels en bij het afspreken van de eventuele sancties.
Help het kind op te ruimen (vaak kunnen ze het niet alleen). Leren opruimen = leren meer greep te krijgen op je omgeving. In een opgeruimde, geordende omgeving, verlies je je minder snel. Opvoeding is zelfopvoeding, dus geef het goede voorbeeld.
De onmacht in het handelen kan op deze manier begeleid worden: eerst voordoen, dan samen doen en vervolgens de moed geven om het te durven en zelf te kunnen. Het kind moet voorzichtig uitgedaagd worden. Geef hen zoveel mogelijk opgaven die net beneden hun niveau liggen en die ze zeker zullen aankunnen en dus succeservaringen opdoen. Langzaam kan de moeilijkheid opgevoerd worden.
Deze kinderen voelen personen en situaties feilloos aan. Dit maakt hen kwetsbaar en onzeker, maar ze kunnen ook vanuit deze gevoeligheid reageren en anderen diep raken en kwetsen. Ze doen een appèl op het goed bewaken van je eigen grenzen als opvoeder, op het beheersen van je eigen emoties, op het objectiveren van het eigen handelen.
In de klas doen tempoversnellende oefeningen en concentratieoefeningen het kind goed. (zie 'Kinderen met een raadsel' blz. 56 tot en met 59)
Er zijn specifieke antroposofische begeleidingen ontwikkeld voor deze kinderen via ritmische massage, kunstzinnige therapie, euritmietherapie.
Gebruikte literatuur
- 'Kinderen met een raadsel' van Moniek Terlouw
- 'Ontwikkelingsstoornissen bij kinderen' van M. H. Niemeijer
aangevuld met inzichten en ervaringen van Egbert van Wijk, huisarts en Kate Becarren, leerkracht en zorgcoordinator Steinerschool De Wingerd - Brasschaat maart 2008.
© Helend opvoeden 2025
