Opvoeden door de zintuigen
De basale zintuigen als gehoorzin, gezichtszin, ruiken, smaak, tast, levenszin en bewegingszin zijn in aanleg bij de baby aanwezig. Ze moeten echter in de eerste levensjaren ontwikkeld worden. De hersenen moeten leren de verschillende indrukken steeds beter tot een zinvol geheel samen te voegen, zodat het kind lichaamsvaardigheid en denkvermogen optimaal leren gebruiken.
Kleine taakjes in het huishouden zoals tafeldekken, deeg mengen, sokken sorteren, zijn zeer waardevol en zij geven het kind een gevoel van 'erbij horen' en dat zij waardevolle bijdragen leveren aan het geheel. Waarneming en vaardigheid wordt ongemerkt ingescherpt.
Waarnemingsoefeningen kunnen veel plezier verschaffen wanneer er creatieve spelletjes gedaan worden – raadspelletjes en pantomime, blinddoekspelletjes, ezeltjesprik, reuk- en smaakspelletjes. Lichaamsgewaarwording en motoriek kan geoefend worden door balanceerplanken, tast-parcoursen uit te leggen, evenwichtszin oefenen op de schommel of in de hangmat, aftelversjes en klapspelletjes; laatstgenoemde ondersteunen ook spraak en ritmegevoel. Hindernissen uitleggen waarlangs gelopen moeten worden, balspelletjes oefenen coördinatie en sociale omgang.
Opvoeding en ontwikkeling
- Warmtezintuig
- Verwennen en ontwennen
- Bewegen
- Spelen
Warmtezintuig
Door Aart van der Stel
Warmte speelt op allerlei manieren een belangrijke rol in het leven van een kind. Vanzelfsprekend, zou je zeggen, maar in de praktijk blijkt het uitzoeken van de juiste wandelwagen of een goede school voor je kind vaak meer aandacht te krijgen dan het kiezen van warme kleren. Kinderen hebben veel warmte nodig om goed te kunnen groeien. En omdat ze zelf nog niet zo goed kunnen voelen of ze het koud hebben, zullen wij dat voor hen moeten doen. De Rotterdamse huisarts Aart van der Stel vertelt waarop je bij je kind moet letten als je wilt weten of hij het wel warm genoeg heeft.
Heel wat problemen met baby's en kleine kinderen die op het spreekuur van de huisarts belanden, zijn eigenlijk terug te voeren op het niet goed verzorgen van de grote behoefte aan warmte die ze hebben. Ik word als dokter wel eens voor ouderwets versleten als ik ouders aanraad hun kind een wollen hemd en onderbroek aan te trekken. Maar op termijn – en die is vaak korter dan je denkt – merk je als je je kind goed warm houdt dat allerlei gekwakkel en vage pijntjes afnemen of verdwijnen. Maar warmte geven is meer dan de zorg voor wollen ondergoed of een kruik in de wieg
- Enthousiasme
- Op het lijf geschreven
- Nabootsen: meer dan imiteren
- Zintuig voor warmte
- Plannen maken
- Evenwicht
Enthousiasme
Het lichaam functioneert het beste bij een temperatuur van rond de 37 graden. Bij infecties wordt de temperatuur hoger en spreek je van koorts. De warmte varieert met het welbevinden: hoe beter je in je vel zit, hoe constanter en dichter bij de 37 graden je lichaamstemperatuur is. Temperatuur is de maat voor je gezondheid en weerstand, dus voor je vermogen om bacteriën en virussen die niet in je lijf thuis horen te weren. En koorts is het moedwillig verhogen van de warmte om indringers te vernietigen. Het is een uitdrukking van het lichaam dat het weet hoe het hoort.
Maar warmte doet meer. Substanties kunnen er door veranderen: van gedaante of kleur, zoals kaarsvet dat smelt of je huid die bruin wordt onder invloed van de zonnewarmte. Het belangrijkste is echter misschien wel dat warmte het vermogen heeft om alles in beweging te brengen. Water gaat borrelen, kwik zet uit en mensen zetten als het plotseling mooi weer wordt de ramen en deuren open of gaan buiten lopen genieten van de zon. Dus niet alleen substanties komen in beweging door warmte, maar de ziel ook. Enthousiasme, beweeglijkheid van de ziel, ontstaat als je ergens warm voor loopt.
Op het lijf geschreven
Warmte heeft dus vele gedaantes: lichaamstemperatuur, weerstand, vermogen tot verandering, beweging, differentiatie, enthousiasme. Al die begrippen zijn een klein kind letterlijk op het lijf geschreven. Alles aan zijn lichaampje is in beweging, verandert, verfijnt en differentieert. In de eerste jaren is een kind eigenlijk voortdurend bezig zich thuis te gaan voelen in zijn lichaam. Het vormt, op basis van het erfelijk materiaal dat het van zijn ouders meekrijgt, een eigen lijfje dat als gegoten zit. Het wordt dan een veilige basis waarmee het de wereld in kan om contact te maken met zijn medemensen en van alles te leren en tot stand te brengen. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Het kind werkt er heel hard aan om in zijn lichaam thuis te raken en het moet daarbij worden geholpen. Dat laatste is essentieel, want je kind heeft het voor zijn ontwikkeling nodig dat je als ouders meeleeft en meedoet, kortom, dat je voorbeelden geeft die hij innerlijk en uiterlijk kan nabootsen.
Nabootsen: meer dan imiteren
Vanaf de geboorte bezit een kind dat vermogen tot nabootsen. Nabootsen wil zeggen dat je iets waarneemt en in staat bent dat op je eigen wijze weer naar buiten te brengen. Dat is net zoiets als een pianist die een muziekstuk waarneemt, daar zo zijn eigen overwegingen bij heeft en het vervolgens op strikt persoonlijke wijze ten gehore brengt. Een klein kind ziet zijn ouders bewegen en lopen en hoort hen spreken. Hij neemt dat in zich op en ontwikkelt aan de hand daarvan zijn eigen manier van lopen, bewegen en spreken.
Nabootsen is meer dan imiteren omdat het veel diepgaander is. Imitatie is gebonden aan één onderwerp. Denk maar aan de soundmixshow waarbij iemand laat zien hoe hij één liedje van één artiest kan nadoen. Nabootsen heeft meer te maken met een zangopleiding die je in staat stelt in principe alles te kunnen zingen. Vaardigheden die je als kind op fysiek niveau hebt verworven, vormen in het latere leven de basis voor het ontwikkelen van psychische en sociale vermogens. Zo kun je je, doordat je als klein kind hebt leren staan en lopen, later min of meer onafhankelijk opstellen tegenover de wereld om je heen. Je kunt een eigen 'standpunt' innemen omdat je hebt geleerd wat afstand nemen is. De ontwikkeling van lichamelijke vaardigheden in de kindertijd vormt zo bezien het uitgangspunt voor het hele verdere leven. En warmte speelt op allerlei manieren een belangrijke rol in die ontwikkeling.
Zintuig voor warmte
Kruiken, omslagdoeken, warm drinken, wollen kleertjes en een warm bad hebben maar een doel: het kind net zolang warm houden tot het dat zelf kan. Het wachten is op het moment dat hij zoveel warmte heeft ervaren, dat hij voor 'home made' warmte kan zorgen en zichzelf op temperatuur kan houden. Het lichaam van het kleine kind leert hoe het warmte kan hanteren om gezond te worden en te blijven, groeiprocessen te ondersteunen en te herkennen wat de eigen warmte bedreigt. Om dat te kunnen leren heeft hij een gevoeligheid nodig die je het 'warmte zintuig' zou kunnen noemen. Hij ervaart een stuk ijs als koud omdat zijn eigen warmte erin wegvloeit. Een glas thee voelt heet omdat er vreemde warmte bij hem binnen dreigt te komen met alle gevolgen van dien. Door al dit soort ervaringen ontstaat zijn warmte zintuig en gaat hij als het ware innerlijk met zijn ervaringen mee bewegen. Zoals het zien lopen op een bepaald moment de drang doet ontstaan om dat ook te doen, zo is het waarnemen van warmte van buitenaf aanleiding tot het vormen van eigen warmte.
Plannen maken
Met hetzelfde warmte zintuig kan hij later in zijn leven ook warmte in overdrachtelijke zin herkennen en hanteren. Zijn warmte zin wordt dan gevoed door een enthousiaste leerkracht, een meeslepende pop held of een boeiende schrijver. Je zou ook van een enthousiasme zintuig kunnen spreken. Enthousiasme heeft veel te maken met plannen maken, met iets willen. Het is voor een zinvol leven belangrijk dat je zoveel mogelijk doet wat je wilt, dat je contacten legt die iets voor j kunnen betekenen en de stappen zet die nodig zijn om dat wat je met je leven van plan bent te realiseren. Dat is voor een klein kind nog ver weg, maar in de kiem is het toch al aanwezig in zijn worsteling om een werkzame relatie op te bouwen met zijn lichaamstemperatuur.
Evenwicht
Als ouders kun je aan de ontwikkeling van het warmte zintuig werkelijk bijdragen als je je realiseert dat een klein kind gediend is met kwaliteit, zeker waar het warmte betreft, want het kan niet meer nabootsen dan het krijgt aangeboden. Het is echt geen overbodige luxe om voor de kleding van je baby, peuter of kleuter natuurlijke materialen als wol, zijde en katoen te gebruiken en op de kwaliteit van de voeding te letten.
Maar ook in de verzorging moet het kleine kind warmte voelen. Het is kou lijden als het plichtmatig wordt verschoond of even snel gevoed. Het moet kunnen ervaren dat je vanuit een bepaalde betrokkenheid met zijn opvoeding bezig bent. Ook aandacht, bijvoorbeeld als het kind ziek is, kan koud of warm zijn. Een kind wordt niet beter van een ouder die zich alleen maar zorgen maakt, maar ook niet van eentje die overloopt van vertrouwen in het idee dat ziek zijn nuttig en noodzakelijk is voor kleine kinderen. Het gaat om het vinden van het goede evenwicht. Dat vraagt nogal wat van je als ouder. Je moet vaak heel wat in jezelf opzij zetten om te willen inzien wat nodig is voor je kind. Maar je kunt daarbij wel merken dat jouw warmtezin ook nog steeds in beweging is en zich ontwikkelt en verfijnt. En het is heel waarschijnlijk dat je dat aan het opvoeden van je kind, met alle problemen die daarbij horen, te danken hebt. Want het zintuig voor de kwaliteit van de warmte kan zich juist door de warme band die er tussen jou en je kind bestaat ontplooien. Opvoeden en warmte ontwikkelen gaan dan hand in hand.
Verwennen en ontwennen
Door Noor Prent
Ouders zijn vaak bang dat opa en oma de kleinkinderen te veel verwennen. Maar verwenning ontstaat niet door die ene keer per maand dat opa en oma met een tas vol lekkers en cadeautjes op bezoek komen. Verwennen is een sluipend proces. En ook 'ontwennen' kost tijd.
De moeder van Willemien van twee vindt haar dochtertje verwend: "Ze zeurt de hele dag en zet mij en haar zusjes aan het rennen. Eigenlijk heb ik het verwennen wel zien aankomen. Willemien is gewend in huis allerlei dingen aan te wijzen en dan luid 'die... die... die...' te roepen. Dan moeten we allemaal komen kijken en als ze vervolgens niet meteen krijgt wat ze wil, zet ze het op zo'n dwingend krijsen dat iedereen meestal braaf geeft wat ze hebben wil. Dat is nu moeilijk terug te draaien. Mijn man vindt haar gedrag zo lastig dat hij direct doet wat ze vraagt of afstand van haar neemt en haar negeert. En dan moet ik uiteindelijk weer ingrijpen."
Nu de omgeving Willemiens dwingelandij niet langer pikt, realiseert haar moeder zich dat het moment is gekomen dat ze echt moet gaan ingrijpen. Maar het is lastig de ingeslepen patronen waardoor het verwende gedrag is ontstaan terug te brengen tot normale proporties en daarin consequent te zijn.
- In de watten leggen
- Verwennen is anti-opvoeden
- Ontwennen
In de watten leggen
Wat is verwennen eigenlijk? Verwennen is te veel geven: te veel met de ander meegaan in zijn wensen. Vaak gebeurt dit uit zorgzaamheid of tederheid. Maar een verwend kind raakt er zo aan gewend dat anderen zijn problemen voor hem oplossen, dat hij niet leert zich er zelf voor in te zetten. Verwennen kun je ook omschrijven als 'in de watten leggen'. Je geeft de ander niet de kans te leren omgaan met grenzen. Want in zachte watten voel je geen grenzen. Dat maakt passief en uiteindelijk ook angstig.
Als je iemand verwent, neem je dus iets over van wat die ander eigenlijk zou moeten doen. Dat is natuurlijk niet altijd verkeerd. Er is niets op tegen dat je iemand die herstelt van een ziekte een poosje makkelijk verteerbare voeding geeft, zodat zijn spijsvertering niet zo hard hoeft te werken. Maar er gaat wel degelijk iets verkeerd als je een kind van twee jaar nog steeds voedt met gemalen prakjes. Die vormen geen enkele uitdaging voor zijn kauwspieren, waardoor hij gemakkelijker eetstoornissen kan ontwikkelen.
De scheidslijn tussen verzorgen en verwennen is niet altijd makkelijk te vinden. Verwen je een kind door hem warm te kleden? Niet zolang je hem ook de kans geeft in de confrontatie met regen en kou zijn warmte-organisatie te ontwikkelen. Maar je verwent een kind wel als je hem altijd overal lekker warm houdt. Zijn spieren worden verwend als je ze niet aan het werk zet en je verwent zijn lever als je hem te veel kant-en-klare suikers aanbiedt. Verwend gedrag is eigenlijk een ultieme vorm van hulpeloosheid. Een verwend mens weet zelf geen oplossingen te vinden voor allerhande dagelijkse problemen. Een verwend kind kan zich niet aanpassen, want dat heeft hij niet geleerd.
Verwennen is anti-opvoeden
Wanneer je als ouder bang bent je kinderen te verwennen, kun je wel eens in het andere uiterste vervallen. Opvoeden wordt dan drillen en afharden. Dan zal zijn warmte-organisatie inderdaad niet verwend raken, maar wel afgestompt. Want als je een kind consequent te koud kleedt, zal hij niet het intens behaaglijke gevoel leren kennen van het je tot in elke vezel van je lichaam warm voelen. Laat je hem consequent huilen omdat je hem niet wilt verwennen, dan kan het gebeuren dat hij afleert door huilen te vertellen dat er iets met hem aan de hand is. Dan kan het heel zoet lijken, maar innerlijk is het lam geslagen en heeft het opgegeven iets van zichzelf te laten zien. Net als verwennen is afharden een vorm van anti-opvoeding.
Bij verwennen spelen zoveel factoren een rol dat het onmogelijk is een recept te geven voor een niet verwennende opvoeding. Wat bij het ene kind verwenning oplevert, is voor de ander juist de aandacht die hij nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. Een heel atletisch kind hoeft niet gestimuleerd te worden een flinke wandeling te maken. Maar een rustig, in zichzelf gekeerd kind zul je zo nu en dan uit zijn wereldje moeten halen, opdat hij meedoet aan een gezamenlijke activiteit. De spijsvertering van een allergisch kind is over het algemeen gebaat bij hypo allergene voeding, maar toch zul je hem af en toe ook eens moeten uitdagen met een hapje waar hij zich wat meer voor moet inspannen. Verwennen maakt lui, en luiheid wekt irritatie op. Het verwende kind zelf snapt niets van de irritatie die hij in zijn omgeving oproept. Voor hem is het immers gewoonte dat hij op zijn wenken wordt bediend.
Ontwennen
Het ontwennen van een verwend kind vraagt tijd. Gaandeweg zal de moeder van Willemien de ingesleten gewoontes die van Willemien een dwingeland maakten moeten zien te vervangen door zinvolle gewoontes. Gewoontes zijn nodig om een stevige basis te geven aan het dagelijkse leefpatroon. Daarbij horen ook de grenzen die een kind in de opvoeding moet tegenkomen om zichzelf te leren kennen. Het doet er eigenlijk niet zo toe welke grenzen dat zijn. Het is wel van belang dat de gekozen lijn consequent wordt aangehouden. Beter één duidelijke grens dan veel vage grenzen. Binnen die grens kan een kind op ontdekkingstocht gaan. Daar hoort bij dat hij tegen de grens oploopt, eraan gaat peuteren en onderzoekt hoe lang die grens het uithoudt overeind te blijven als hij er tegenaan schopt. En als dat te veel gejengel en gehuil oplevert, dan verwen je je kind echt niet als je hem helpt zijn aandacht op iets anders te richten.
Bewegen
Hoe leer je als kind die samenhang aan te brengen tussen je bewegingen en je bedoelingen?
"De foetus beweegt nog helemaal vanuit reflexen. Gaandeweg moet de baby leren zijn bewegingen te gaan sturen. Dat begint al als hij zijn handjes niet meer toevallig ziet langskomen, maar zijn armpjes gericht beweegt omdat hij iets wil pakken. In dat leerproces is ritme essentieel. Een vertrouwd ritme geeft een kind de nodige structuur en houvast om zich inde ruimte te leren bewegen. Liedjes waarbij handen en voeten meedoen, bewegingsspelletjes, het rond duwen van de trappers op zijn driewieler, alles waarbij beweging telkens op dezelfde manier terugkeert, helpt hem om zijn bewegingen steeds meer te bemeesteren. Als ze de basisschoolleeftijd hebben bereikt, zullen de meeste kinderen de steun van het ritme niet meer nodig hebben om zich vrij te kunnen bewegen."
Met zijn grote bos witgrijze krullen is Jaap van der Wal zelf het toonbeeld van dynamiek. Zijn passie voor de bewegende mens werkt aanstekelijk. Als ik hem vraag of het goed is om je kind te stimuleren in het leren staan en lopen, roept hij haast verontwaardigd uit dat dat helemaal niet nodig is. "Bewegen kan je kind, dat kon het al voor de geboorte. Het gaat erom dat hij leert zijn bewegingen in te voegen in zijn innerlijke ontwikkeling. Dat betekent dus dat hij in de box opnieuw de strekkende beweging maakt die hij als embryo al maakte, maar nu bewust, omdat die beweging past bij zijn intentie te gaan staan. Als hij dat helemaal op eigen kracht voor elkaar krijgt, dan straalt de triomf uit zijn oogjes.
Natuurlijk kun je je baby stimuleren bij het leren lopen, ook als hij daar uit zichzelf nog niet de neiging toe heeft, want hij heeft nog een heel plastisch lijfje. Je kunt hem in een babybouncer zetten en dan loopt hij. Zijn beentjes kennen die reflex. Maar je ontneemt hem dan wel de vreugde die hij ervaart wanneer hij uit eigen beweging de eerste stappen zet. Dat doet hij pas wanneer hij daar ook geestelijk klaar voor is. Staan en lopen zijn dus niet alleen lichamelijke verworvenheden. Ze hebben ook een geestelijke dimensie. Daarvan kun je iets ervaren bij mensen die door een lichamelijke handicap niet kunnen staan en lopen. Vaak kun je daarbij het gevoel krijgen dat ze innerlijk wel degelijk zeer rechtop staan. Je kunt het ook bespeuren als je probeert je eigen bewegingen nauwkeurig waar te nemen. Als jij bijvoorbeeld een kopje koffie wil pakken, komen je spieren in werking en gooi je je hand als het ware in de richting van het kopje. Onderweg stuur je die hand razendsnel bij en hij komt precies op het goede moment en op de juiste plek bij het kopje aan. Maar met je geest was je al bij dat kopje voordat je hand er was. Het reiken naar het kopje is een geestelijk gebaar en je lichaam zorgt ervoor dat het reiken in je hand wordt ingevoegd. Dat is precies waar het opgroeiende kind voortdurend mee bezig is: met het leren invoegen van het geestelijke gebaar in zijn lichamelijke motoriek. Eigenlijk groeit een kind niet op of uit, maar groeit het in. Bij dat ingroeien speelt het beweging zintuig een belangrijke rol."
Kun je meer vertellen over dat bewegingszintuig?
"Het bewegingszintuig zit over het hele lichaam verspreid. Je neemt er voortdurend mee waar wat er in je beweegt, hoe je beweegt en waar je naar toe wil met je beweging. Maar ook waar je staat wat betreft je intenties en je doelen. Hoe bewuster je met deze waarnemingen omgaat, hoe harmonieuzer je bewegingen zullen worden. Tot voor kort leek het vast te staan dat beweging uit het hoofd komt, dat als een soort marionettenspeler prikkels uitzendt waardoor onze spieren gaan bewegen. In de moderne bewegingswetenschap gaan we ervan uit dat het hoofd nodig is om te kunnen bewegen, maar dat dit niet wil zeggen dat beweging daar ook zijn oorsprong vindt. Beweging is gewoon een gegeven en het kind ontwikkelt het vermogen om die beweging steeds bewuster te sturen.
Je kunt een idee krijgen van de werking van het bewegingszintuig als je kijkt naar wat er gebeurt als je je peuter roept terwijl hij uit zijn bekertje drinkt. Hij draait zijn hoofd naar je om, maar tegelijkertijd kiepert het bekertje uit zijn hand. Het bewegingszintuig neemt dan het draaien van het hoofdje waar en er ontstaat automatisch een tegenbeweging in de armpjes. Dat gebeurt over twee jaar niet meer. Dan kan hij zijn bewegingen beter waarnemen en bewuster laten aansluiten bij zijn bedoeling: namelijk zowel naar zijn mamma kijken als zijn bekertje limonade in zijn hand houden. Je kunt het ook zien bij kleine kindjes die op de fiets zitten. Vaak word ik een beetje benauwd als dat zie. Want die beentjes vinden het heerlijk om ritmisch rond te trappen, maar ondertussen rijden de auto's toeterend langs en roept mamma voortdurend kijk uit. Dat hoofdje wordt dus alle kanten uitgetrokken en de handjes aan het stuur maken allerlei tegenbewegingen omdat het bemeesteren van de motoriek nog niet helemaal is voltrokken. Het verkeer is dan gewoon een te harde leerschool.'
Veel ouders maken zich wel eens zorgen dat hun kinderen te weinig bewegen, bijvoorbeeld omdat ze veel achter de computer zitten.
"De computer hoort bij het kind van nu zoals het lichtknopje bij de generatie van mijn grootvader. Maar er ligt inderdaad wel een gevaar voor de gezonde ontplooiing van het bewegingszintuig. Dat gevaar is er eigenlijk alleen als je de eenzijdigheid ervan niet onderkent. Als je kind achter de computer zit beweegt er niets, behalve het vingertje aan de muis. Zelfs zijn ogen staan stil, want er is – laten we ons daarover geen illusies maken – geen enkele diepte in de virtuele wereld. En als jonge kinderen hun bewegingen, hun spel en hun sprongen alleen nog maar virtueel maken, mag je je wel afvragen wat ze mentaal aan bewegingskwaliteit ontwikkelen. Hoe zal het gaan met het staan, het lopen en het springen in zijn geest? Hoe zal hij zich als sociaal wezen, als denkend en beminnend wezen gaan 'bewegen'.
Uit het oogpunt van beweging kun je inderdaad niet anders dan constateren dat de computer verarmend werkt, maar je kunt er ook voor zorgen dat het niet doorslaat naar die eenzijdigheid. Het heeft dan overigens niet zoveel zin om van je kind te verlangen dat het na het zitten voor het beeldscherm gaat voetballen of turnen omdat beweging nu eenmaal zo gezond is. Dan begin je aan de verkeerde kant. Beweging krijgt dan een element van prestatie in zich en dat hoort niet bij de wereld van het jonge kind. Spel kent die prestatiegerichtheid niet. Wanneer je je kind een omgeving aanbiedt waarin hij als vanzelfsprekend gaat spelen, dan heft hij uit zichzelf die eenzijdigheid op."
Er zijn ook kinderen die te veel bewegen. Hoe kun je daarmee omgaan?
"De zintuigen zijn de poorten waardoor de baby wakker wordt voor de wereld om hem heen. De indrukken die hij opdoet werken in het eerste levensjaar heel direct op zijn lijfje in. Sommige kinderen hebben extreem gevoelige zintuigen. Ze registreren alles en hun zintuigen raken overbelast: ook het bewegingszintuig. Het hyperactieve kind kan door die overbelasting zijn bewegingen niet meer zo goed waarnemen. Er beweegt te veel in hem. Wanneer je je kind wilt helpen met zijn hyperactiviteit om te gaan, sta je – zoals eigenlijk bij alle opvoedingskwesties – voor een keuze. Of je manipuleert het organisme door van buiten af in te grijpen (in dit geval bijvoorbeeld met ritalin) of je zoekt naar de gezonde vermogens in het kind zelf van waaruit je corrigerend kunt werken. Er is bij je overactieve kind sprake van een tekortschieten - en dat kan allerlei oorzaken hebben - in het bemeesteren van zijn bewegingen.
Als je je dan fixeert op het oplossen van het bewegingsprobleem, zul je snel gefrustreerd raken. Want je kunt je overactieve kind nu eenmaal niet leren rustig op een stoel te zitten. Maar er zijn altijd gebieden te vinden waarop je kind wel kan laten zien dat hij zichzelf kan sturen. Om daarbij te kunnen aanknopen, zul je bijna een therapeutische houding naar hem moeten ontwikkelen. Soms moet je beslissingen nemen die niet voor de hand liggen. Bijvoorbeeld door je kind te laten paardrijden of op vioolles doen terwijl zijn vriendjes juist allemaal op voetballen zitten. Het geven van een ritalin pil is natuurlijk makkelijker. Maar je ontneemt je kind dan wel de kans de ruiter, die ook in hem verscholen zit, zelf te wekken."
Billenschuiven, tijgeren en kruipen
In de kruipfase leert een baby zich in de ruimte te oriënteren. Dat geeft hem straks extra zekerheid bij het staan en lopen. Hoe stimuleer je dus je kind zich om te rollen of te tijgeren?
Als Ank met haar zoontje Joost van 9 maanden binnenkomt, is hij al gemeten en gewogen. Ank vertelt dat de voeding met Nanny – een volledige zuigelingenvoeding van geitenmelk – haar allergische zoon goed bevalt. Hij heeft nog wat licht eczeem maar daar kan Ank mee leven. Als Joost verkouden is of tanden krijgt en zijn weerstand even wat minder is, flakkert zijn eczeem wel op. Ik raad Ank aan dan een dep vloeistof te maken van een mengsel van sterke kruidenthee (rooibos en/of brandnetel) en Calendula Essence 20% (Weleda). Dat zal de vurige plekken op zijn huid tot rust brengen.
Joost is een goedlachs ventje. Lichamelijk is hij wat gemakzuchtig en ik ben dan ook benieuwd naar zijn motorische ontwikkeling. Enthousiast vertelt Ank dat Joost nu van zijn rug naar zijn buik rolt en terug. Hij kan ook zitten, maar kruipt nog niet. Ik vraag Ank hoe hij tot zitten komt. Ank: 'Ik zet hem rechtop. Vaak verveelt hij zich in de box, rolt tegen de spijlen en ligt dan zielig te huilen als zijn beentje klem zit. Maar als ik hem neerzet, speelt hij lekker rustig."
Hoewel het goed te begrijpen is dat je je baby op deze manier ter wille bent, vertel ik Ank dat je er ook rekening mee moet houden dat die hulp een keerzijde heeft.
Omrollen en tijgeren
Het natuurlijke verloop van de motorische ontwikkeling begint als een baby zich oefent in het fixeren van de ogen. Na 4 à 6 weken kijkt je kind je echt in de ogen en kan hij jouw blik vasthouden. Al snel leert hij om datgene wat hij fixeert ook met zijn ogen en hoofd te volgen. Met een maand of drie kijkt hij naar zijn voorbij maaiende handjes en leert die langzaam te richten. Als ze een half jaar zijn kunnen de meeste baby's op hun zij rollen en ook voorwerpen naast zich pakken. Dan volgt het omrollen. Eerst alleen van rug naar buik. Vaak moet je in het begin nog helpen je baby weer op de rug te leggen, want hij wordt gauw moe van de buikligging. Maar al snel zal hij de kunst van het zelf terug rollen meester zijn en zo mogelijk de hele kamer door rollen.
De uitdaging om iets te pakken wat buiten zijn bereik ligt, stimuleert de baby tot vooruit bewegen op de buik, het 'tijgeren'. De volgende stap is een soort tenthouding, op handen en voeten, met het achterwerk omhoog. Vervolgens schuiven de knietjes eronder en leert hij kruipen. Vanuit de kruiphouding ontdekt de baby dat hij kan gaan zitten. Maar al voordat hij uit zichzelf gaat zitten, is de rug motoriek stevig genoeg om het bovenlichaam zonder steun rechtop te houden. Dan kun je hem ook best korte tijd in de kinderstoel of het fietszitje zetten. Maar een paar overwegingen pleiten ervoor hem niet op zijn billetjes neer te zetten.
Kruipen en staan
Veel baby's die zitten voor ze leren kruipen, slaan het kruipen gewoon over. Ze worden billenschuivertjes, die vanuit de zithouding leren staan en lopen. Maar juist bij het kruipen kan een baby ervaren hoe zijn lijfje zich verhoudt tot de hem omringende ruimte. Hij is met zijn hele lichaam actief en voelt wat boven en onder, links of rechts, voor en achter is. Zo bereidt hij zich voor op het staan en lopen. Het is voor een kind een enorme vrijheidsbeleving wanneer het zichzelf vanuit de kruiphouding ontworstelt aan de zwaartekracht en staande zijn evenwicht in de ruimte vindt. Als de kruipfase eenmaal is overgeslagen, haalt een baby dit aspect van zijn ontwikkeling niet meer in.
Er kleeft nog ander nadeel aan de toewijding waarmee Ank haar baby rechtop zet in de box. Dat een baby het niet fijn vindt om in de box alleen maar te liggen, berust meestal op een invulling van de ouders. Dat idee vind je bevestigd als gejengel of gehuil uit de box klinkt. Om van je eigen gevoel van onvrede af te zijn, help je hem overeind. Dat kan het begin vormen van de vicieuze cirkel van 'u vraagt en wij draaien'. Zo'n gedragspatroon slijpt er snel in, maar is o zo moeilijk weer te doorbreken. Je kind zal er later steeds weer naar teruggrijpen wanneer het iets wil, maar niet zelf in actie wenst te komen.
Frustratie overwinnen
Beter is het wanneer je je terughoudend opstelt en kijkt hoe je kind omgaat met zijn frustratie over iets dat hem niet lukt. Het steeds weer opnieuw proberen – en de strijd uiteindelijk winnen – heeft een enorm gunstig effect op de ontplooiing van zijn wilskracht. Je neemt niets van hem over, maar schept wel de voorwaarde waarbinnen je baby zijn motoriek veilig kan ontwikkelen. Natuurlijk zijn er kinderen die, zoals Joost, een extra stimulans nodig hebben om hen wakker te maken voor nieuwe uitdagingen. Dat kun je doen door bijvoorbeeld een paar keer per dag de bewegingsruimte te vergroten en je baby op een kleed in de kamer te leggen. Daarna kan hij in de rust van de box verwerken wat hij heeft geleerd. Maar juist bij kinderen die wat traag zijn in hun ontwikkeling is het van groot belang hen – naast het bieden van stimulerende voorbeelden – zo min mogelijk te helpen en zoveel mogelijk eigen inzet te laten tonen.
Spelen
Door Marleen Janssen
Spelen is de wereld ontdekken. Is je verwonderen over het bewegen van je vingers, plezier hebben in het trommelen op twee pannen en héél hard van de glijbaan roetsjen. Goed speelgoed stimuleert een innerlijke ontdekkingsreis. Maar wat ís goed speelgoed en hoe vind je het tussen de overvloed aan pokemon-spelletjes en plastic 'eendagsvliegen'?
Stel je voor dat je een baby bent van een paar maanden. Je ligt lekker op je rug, er gewoon te 'zijn', en alles om je heen is nieuw. Je kijkt omhoog en ziet boven je bed een lichtblauwe ballon. Hij zweeft aan een lang lint ver boven je bedje en beweegt mee op de luchtstroom in de kamer. Je kunt de zachte bewegingen volgen met je ogen.
Een ballon, zo opgehangen, is een prachtig eerste speelgoedje voor een kleine baby. Spelen is immers: ontdekken en geboeid raken. Het is langzaam instappen in de wereld, meedoen en kijken wat er gebeurt. Een peuter raakt gefascineerd door een rollende bal, een kleuter door de blokken die hij keer op keer hoger opstapelt tot ze vallen en een baby raakt met heel zijn wezen geboeid door de vorm van de ballon waar het zonlicht langs strijkt.
Eerst spelen, dan pas leren
Willemijn Visser 't Hooft startte vijftien jaar geleden de speelgoedwinkel BellTree in Amsterdam. Wie zich afvraagt "Wat is goed speelgoed?", is bij haar aan het juiste adres. Het voorbeeld van de ballon boven het babybedje is van haar. Willemijn Visser 't Hooft: 'Wat me opvalt, is dat er zoveel speelgoed wordt ontwikkeld waar kinderen van zouden moeten leren. Daarin herken je de goed bedoelde zorgen van de ouders die bang zijn dat hun kind later niet succesvol zal zijn als je daarmee niet vroeg begint. Er bestaat bijvoorbeeld een Amerikaans mobile in specifieke kleuren en met bepaalde vormen die je boven de wieg kunt hangen.
Daardoor zou het kind eerder leren focussen en zich sneller ontwikkelen. Ik vind dat volstrekte onzin. Spelen gaat in zekere zin aan leren vooraf. Spel is een manier om vanuit je gevoel met de dingen om te gaan en om alleen of samen met anderen te genieten van de vrijheid om je eigen verhaal te volgen. Als je die ervaring als kind al spelend niet opdoet, valt dat later niet meer in te halen. Het begint met het ontdekken van je eigen vingers. Later wordt spelen achter een bal aanhollen, verzinnen dat je een koning bent of genieten van het gevoel in je buik dat schommelen geeft als je steeds hoger gaat. Van dat spel leren kinderen al genoeg.
Als je baby's, peuters en kleuters op hun eigen manier in de wereld laat vertoeven, ontdekken ze op een natuurlijke wijze wie ze zijn. Ze vinden uit wat hun lichaam allemaal kan en niet kan, wat mag en niet mag en hoe dingen werken. Ze doen dat vanuit hun verbeeldingskracht. Kijk maar een wat een kleuter allemaal doet met een kartonnen doos. De ene keer is de doos een fornuis, maar hij kan tijdens het spel ook zomaar een huisje of een boot worden. Kinderen creëren vanuit hun binnenkamer vanzelfsprekend een andere wereld en zitten niet vast aan onze concepten. Als ze de kans hebben gekregen deze beeldkracht te ontwikkelen, zullen ze later ook hun ideeën beter in de wereld kunnen zetten en vorm kunnen geven.'
De verbeelding prikkelen
"Uit onderzoek is gebleken dat kinderen met weinig verbeelding moeite hebben met het denken over de toekomst. Dat is logisch. Als een vijfjarige rond een kleurige lap en een kartonnen doos een levendig verhaal kan spelen, kun je je voorstellen dat hij zich, als hij groot is, ook kan inleven in nieuwe situaties. Dus als je me vraagt: wat is goed speelgoed? dan is het antwoord: goed speelgoed vult niet in maar prikkelt de fantasie en de verbeelding. Het schenkt het kind het plezier van het ontdekken en zingeving.
Goed speelgoed kan bijvoorbeeld een pop zijn die een neutrale gezichtsuitdrukking heeft, zodat je zelf kunt bedenken of ze vrolijk of verdrietig is. Een knuffel giraffe met rode sokken is misschien een leuk cadeau voor ouders die iets origineels zoeken, maar een kind heeft er niet zoveel aan. Het verhaal is immers al ingevuld. Daar komt zijn eigen fantasie niet meer aan te pas.
Naast het te af zijn van veel speelgoed is er het probleem dat kinderen vaak alles al hebben. Ouders en grootouders verzuchten in de winkel dat ze niet meer weten wat ze moeten kopen. Ze gaan op zoek naar weer iets nieuws, maar eigenlijk zouden ze er beter aan doen de bestaande speelgoedvoorraad eens met een frisse blik te bekijken. Bijvoorbeeld het poppenhuis. Een moeder vertelde me dat haar kinderen er nauwelijks meer naar omkeken, terwijl het toch zo'n mooi ingericht poppenhuis was. Maar daarin zat waarschijnlijk precies het probleem.
Een kant-en-klaar ingericht poppenhuis daagt niet uit. Je kunt je er niet mee verbinden omdat je het niet van jezelf kunt maken. Mijn advies luidde: kies één poppetje, één tafeltje en één stoeltje en begin opnieuw met je poppenhuis. Voor mijn part in een schoenendoos. Het is spannend om lakentjes en dekens van een zakdoek te maken, schilderijtjes te tekenen of kleedjes voor op de vloer te knippen. Daar kan een kind weken mee voort en iedereen kan meedoen."
Trendspeelgoed
Goed speelgoed prikkelt dus de verbeeldingskracht. En vanzelfsprekend houd je rekening met de leeftijd van het kind. Maar kinderen hebben zelf ook uitgesproken wensen. Kleuters en grote peuters willen soms écht heel graag een bepaalde pop of auto hebben, bij voorkeur van plastic en in schreeuwende kleuren. Willemijn Visser 't Hooft: 'Je ontkomt moeilijk aan trendspeelgoed. Kinderen zien het op televisie en bij vriendjes thuis. Je kunt daar als volwassene wel bezwaar tegen hebben, maar je kunt ook denken: ik strijk over mijn hart want mijn kind is er blijkbaar dolgelukkig mee. Maar niet te vaak en niet te veel.
Grootouders die ik in de winkel spreek hebben vaak grote moeite met dat trendy speelgoed. En dat komt eigenlijk goed uit want het allerfijnste aan opa's en oma's is dat ze meestal meer tijd hebben. Dat is al een cadeau op zich. Als grootouder hoef je je kleinkind helemaal geen modern speelgoed aan te bieden, want voor een kind is niets leuker dan met oma of opa pannenkoekjes te bakken op het kinderfornuis of in de tuin de buxusboompjes te snoeien. Bovendien is het juist spannend als opa en oma ander speelgoed in huis hebben dan je thuis hebt. Extra leuk is het als dat speelgoed is waar opa en oma (of papa of mama) vroeger nog mee hebben gespeeld.
Bij zulk speelgoed hoort een verhaal dat je erbij kunt vertellen. Kinderen begrijpen dat dit waardevolle speelgoedjes zijn en dat ze er heel voorzichtig mee om moeten gaan. Ook speelgoed waar de kinderen zelf helemaal niet aan mogen komen zijn bij de grootouders op hun plaats. Een speeldoos bijvoorbeeld met een mooi muziekje waar je samen naar luistert.'
Speelgoedverzameling
Als grootouders toch een kleine speelgoedverzameling willen aanleggen, wat zou daar volgens Willemijn Visser 't Hooft in moeten zitten? "Wat mij betreft zit daar voor de kleintjes een bal en blokken in. Voor kinderen van vier jaar en ouder een kist met verkleedkleren en spelletjes. Want er is niets fijner dan samen aan tafel spelletjes doen. Verder poppetjes, zodat de kinderen hun eigen verhaal kunnen uitspelen. Op mijn verlanglijstje zouden ook lappen staan met een ouderwets wasrek zodat er veel hutten gebouwd kunnen worden, knoei speelgoed als water en zand en natuurlijk tekenspullen.
Als hij overvoerd wordt met speelgoed is het voor een kind moeilijk om, naast alle indrukken die toch al op hem af komen, ook nog iets van hemzelf in de wereld te zetten. Misschien is het wel de taak van grootouders om kinderen weer terug te brengen bij de verwondering over alledaagse dingen. Gewoon op de fiets naar de markt en kijken naar de groenteman die zijn appels opstapelt of samen de mooiste blaadjes onder die hele grote boom oprapen."
Welk speelgoed voor welke leeftijd?
- 0-1 jaar: knuffel, rammelaar, mobile, speeldoosje, stoffen boekje.
- 1-2 jaar: blokken, loopkar, knoppuzzel, eerste boekje, vormenstoof, bal.
- 2-4 jaar: poppenwagen, garage met autootjes, kruiwagen, xylofoon, grote rijgkralen, dikke krijtjes, knuffelpop.
- 4-5 jaar: verkleedkleren, constructiespeelgoed, spelletjes, puzzel, winkel met kassa, schmink, schoolbord.
- 6-8 jaar: gereedschap, schattenkistje, wereldbol, magneet, knikkers, tekenspullen en verf, springtouw.
© Helend opvoeden 2025
