menu

Kleuterleeftijd

Er zijn heel jonge kinderen in de jongste groep (peutergroep). Zij komen op steeds jongere leeftijd bij ons. Voor het kind onder twee, twee ½ jaar, is een warme, huislijke sfeer van optimaal belang. Niet de aanbod is hier zozeer belangrijk, maar de mogelijkheid om rustig op eigen tempo de wereld te leren kennen en de eigen lichamelijke ontwikkeling optimaal tot stand te laten komen. Schootspelletjes, liedjes, klankversjes, zijn een paar van de aangewezen dingen waarmee de leidsters de dag voor het jonge kind zinvol kunnen maken.

Van drie tot ongeveer vier jaar komen de kinderen gewoonlijk in een peuterklasje, als voorbereiding op een kleuterklas. Er is een duidelijk onderscheid tussen kinderen van peuterleeftijd, kleuterleeftijd en kinderen van schoolgaande leeftijd. Kleuteronderwijs heeft daarom een eigen specifieke karakter.

De kleuter blijft van vier tot zes jaar in dezelfde klas. Het beleven van een keer de jongste en een keer de oudste te zijn binnen een groep is een tegenstelling met thuis. De kleine kleuters leren van de grote kleuters en de grote kleuters leren zorg en eerbied dragen voor de kleinsten. De drang om groot te worden begint echt te leven wanneer een kleuter schoolrijp is en naar de eerste klas gaat.

Dag-, week- en jaarritme zijn heel belangrijk in de kleuterklas. Ze geven vertrouwen en veiligheid. Alle activiteiten zijn ingebed in dit ritme: het vrije spel en het arbeidsspel, de jaarfeesten en het ritme van de natuur, de verhalen, de liedjes, versjes en vingerspelletjes. Omdat een kleuter van naturen de behoefte tot nabootsen heeft, is het voorbeeld van de kleuterjuf erg belangrijk. Kinderen van 4 tot 6 à 7 jaar zitten meestal in één klas bij elkaar.

In de kleuterklas wordt een basis gelegd, waarop het kind straks tot een actief lerend kind kan uitgroeien. Structuur, regelmaat en herhaling geven het kind houvast en geborgenheid en scheppen een veilige ruimte waarin het kind zich kan ontplooien. Zo heeft elke dag in de klas een vast ritme. De kleuter geniet als hij al weet wat er komen gaat. Liedjes, rijmpjes, bewegingspelletjes en verhalen zijn dagelijks terugkerende onderdelen. Op vaste dagen bakken de kinderen brood, gaan ze schilderen of tekenen. En door het jaar heen vormen de jaargetijden en de daarbij horende feesten een vast onderdeel van het klassengebeuren. Daarmee raken de kinderen vertrouwd met het jaarritme. De kinderen spelen met duurzaam speelgoed van natuurlijke materialen.

De Alkmaarse school:

"In de kleuterklassen wordt aandacht besteed aan de zgn. ontluikende geletterdheid. Min of meer spontaan leren de kinderen de eerste beginselen van de geletterdheid. Door het schrijven van de eigen naam krijgt het kind weet van de symboolfuncties van de letters.

De spraakontwikkeling wordt bevorderd door de arbeidsspelletjes, liedjes en kleine toneelstukjes: bv. het Kerst- en Driekoningenspelletje. In de kleuterklassen wordt indien nodig het lateraliseren gestimuleerd, zodat een duidelijke voorkeurshand ontstaat, het geen een onderscheiden van bv. b en d vergemakkelijkt.

Bij het vrije spel, het ochtendspel, het vertellen, het noteren van de naam van het kind kan de kleuterleidster de nabootsingwereld verrijken door voorlezen, plaatjes kijken, rijmpjes spreken, maar ook tongknoperss en vingerspelletjes, waardoor de woordenschat van het kind wordt vergroot en de geletterdheid wordt gestimuleerd."

Herhaling, ritme en regelmaat wekken vertrouwen. Verhaaltjes, liedjes en vaste "rituelen" bieden houvast. Alles in een kleuterklas nodigt uit tot spel. Het vrije spel is belangrijk; door het vrije spel krijgt de kleuter de ruimte zich naar eigen aard te ontwikkelen. Het spelmateriaal is zoveel mogelijk van natuurlijk materiaal en nodigt het kind uit zijn zintuigen en zijn fantasiekrachten te ontwikkelen. Fantasie is de basis voor creatief en probleemoplossend denken voor later. Onze vroegste ervaringen kunnen we ons vaak niet meer herinneren, maar deze zijn wel diep verankerd. Ze vormen de basis waarop wij als volwassene later denken, handelen en voelen basis voor het latere leerproces. Spelen bevordert een gezonde fysieke ontwikkeling en vormt een voorbereiding op het latere leren. Er is veel natuurlijk spelmateriaal in de klas aanwezig. Kleuters leven nog geheel in de verwondering en gaan dan ook graag in op die veelzijdige uitnodigingen tot spelen.

Hiberniaschool, België:

"De grondslag van de opvoeding en onderwijs moet steeds een waarachtige menskunde zijn. Men moet daarbij niet vragen: wat behoort een mens te weten om ingepast te worden in de bestaande sociale orde?

Het uitgangspunt moet zijn: welke vermogens, welke aanleg kunnen in hem ontwikkeld worden?

Pas dan wordt het mogelijk, vanuit een opgroeiende generatie, steeds nieuwe krachten aan de sociale orde te laten toevloeien. In deze sociale orde kan dan altijd datgene leven wat de veelzijdig ontwikkelde mens tot ontwikkeling brengt. Dit is iets geheel anders dan wanneer de opgroeiende generatie aan de bestaande orde wordt aangepast"

Kleuters leren door te spelen, door te doen en minder door wat hun wordt verteld of uitgelegd wordt. In de kleuterklassen wordt samen geleefd en gespeeld. Spelen bevordert een gezonde fysieke ontwikkeling en al spelend leert een kleuter de wereld kennen en beheersen. Het schept de basis waar ze straks mee verder gaan in de omgang met de materie en in de omgang met elkaar. "De kleuter is nog vol van verwondering en moet nog veel ontdekken. Ze leren door te lopen, spreken en bewegen en niet door eerst te denken met hun hoofd. De kleuter wil en zal alles nabootsen. Als juf, meester en ouders zijn wij het grote voorbeeld van de kleuter. Niet alleen de verhaaltjes en spelen zijn van groot belang maar ook wie je bent als opvoeder speelt een grote rol. Kleuters voelen alles feilloos aan en hebben alles wat je doet gezien."

Pedagogisch uitgangspunt: doen en nadoen

De kinderen ontwikkelen zich vooral in het fysieke, in de motoriek. Het kind heeft veel kracht nodig voor deze ontwikkeling. Daarom wordt het kind in de kleuterklas veel aangeboden om lichamelijk bezig te zijn. Dit lichamelijke, vrije spel is het 'leren' van de kleuter. De kleuter vraagt voor deze fase van ons belangrijke dingen: ·Zinvolle handelingen zoals ambachtelijke en huishoudelijke bezigheden, die nagebootst kunnen worden.

Spelmateriaal waardoor de fantasie wordt aangesproken.

Natuurlijk materiaal dat zintuiglijke ervaringen geeft.

Elke dag verloopt in een vast ritme: een houvast voor ieder kind waardoor het zich kan ontplooien en groeien. Herhaling en ritme geven veiligheid en vertrouwen als levensbasis voor het kind; het kind kan vertrouwd raken met de dingen en zich er innerlijk mee te verbinden.

Het dagritme brengt afwisseling in vrije en gezamenlijke activiteiten, steeds is er de afwisseling beweging – rust. In de kleuterklas wordt veel gezongen en bewogen, aan het begin van de dag, tijdens het spel, gedurende het opruimen enzovoort.

Het weekritme legt accenten door bepaalde dagen met een vaste activiteit te verbinden bijv. brood bakken op dinsdag, schilderen op donderdag enz.

Ook de gang door het jaar met zijn opeenvolgende seizoenen en de daarbij behorende feesten is een bron van inspiratie voor nieuwe verhalen, activiteiten en sfeer in de kleuterklas. Er worden bekende kinderliedjes gezongen en liedjes die passen bij de seizoenen en de jaarfeesten. Zo zijn de kleuters opgenomen in de stroom van het leven, verbonden met de natuur. Jonge kinderen zijn ontvankelijk voor alles wat groeit en bloeit, ze staan open naar de wereld. De aandacht voor wat de aarde laat groeien en bloeien, geeft steeds weer momenten van eerbied en zijn aanleiding tot het vieren van de jaarfeesten. De natuurlijke verbondenheid van het kleine kind met de schepping komt hierin tot uitdrukking.

Schoolrijpheid

Wanneer de kleuters in de Vrije School die hun zesde verjaardag gaan vieren, wordt er gewoonlijk uitgebreid onderzocht of ze volledig klaar zijn om de stap naar de grote school te zetten. Er wordt geobserveerd en een volgprogramma is beschikbaar. Tijdens de kinderbesprekingen worden zorgvragen vastgesteld en zorgplannen opgesteld. Door het jaar heen worden de ontwikkelingsachterstanden, in groepsverband zowel als individueel waar nodig, aangesproken en behandelt. Speciale oefeningen worden in het dagprogramma geïntegreerd om bijvoorbeeld aan motorische, zintuiglijke of andere ontwikkelingsaspecten te werken.

De overgang naar een meer cognitieve benadering wordt in de Vrije School heel geleidelijk gedaan. Er wordt steeds uitgegaan van een kunstzinnige benadering. De leerstof wordt zó gebracht dat het gevoelsleven wordt aangesproken. Er wordt spelletjes en oefeningen gedaan om de begrippen eigen te maken. Herhaling en het beleven van plezier aan de handelingen en activiteiten helpt het kind om de leerstof eigen te maken en om het geheugen te activeren.

Een volgprogramma en/of een schoolrijpheidstest laat zien waar de leraar het kind extra zal moeten helpen of waar het later eventueel nodig zal zijn.

In het geval van kinderen met een ontwikkelingsachterstand zijn de verschillende voorwaarden voor schoolrijpheid veelal niet aanwezig. Tegen de tijd dat zij de leeftijd bereikt waarop met gericht onderwijs begonnen wordt, zijn zij al lang bij het kinderdienstencentrum aangemeld. Toch wordt er van uit gegaan dat ook deze kinderen het eerste zevenjaar fase nu afgemaakt hebben en aan een volgende stap toe zijn.

Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand moet de overgang naar een meer onderwijsgerichte leersituatie met veel respect en begrip gedaan wordt.

Bij de kinderdagcentra is er geen formele overgang, maar het kind gaat wel over naar een volgende leeftijdsgroep.

Omdat de Vrije School kinderen wil begeleiden in hun ontwikkeling in denken, voelen en willen verwachten we dat ze bij het begin van de eerste klas niet alleen op intellectueel (cerebraal) gebied wakker en rijp zijn, maar ook emotioneel en fysiek-motorisch. In onze cultuur is het intellectuele kunnen meestal minder een probleem. Toch worden in het reguliere onderwijs kinderen naar onze mening meestal te vroeg naar de eerste klas gestuurd. Dit standpunt komt voort uit onze heel specifieke visie op wat schoolrijpheid, d.w.z. "denkend kunnen leren" betekent.

Denkkrachten zijn namelijk gemetamorfoseerde groeikrachten; dezelfde vitale krachten die ons lichaam gedurende de eerste zeven levensjaren opbouwen komen vanaf een bepaalde, voor elk kind individuele, leeftijd vrij - ten minste gedeeltelijk. Rond de leeftijd van zes à zeven jaar is dit het meest duidelijk in het gebied van het hoofd: dan gaan de tanden wisselen. De groeikrachten die voor de opbouw van de definitieve tandkronen nodig waren hoeven daartoe nu niet meer beschikbaar te zijn, ze kunnen vanaf dan gebruikt worden om op een meer abstracte manier te beginnen denken dan bij een kleuter het geval was. Dit (inderdaad niet zo maar te begrijpen) principe van de metamorfose van groeikrachten in denkkrachten is een van de grote inzichten van Steiner wat de ontwikkeling van de mens betreft.

Het is echter van het grootste belang omdat het eveneens betekent dat het te vroeg wegtrekken van deze vitale krachten uit het lichaam (door kinderen te vroeg op een intellectuele wijze te benaderen) aan de oorsprong kan liggen van latere ziekten, vroegtijdige veroudering, snelle vermoeibaarheid, enzovoort. Het ligt ook aan de basis van het feit dat in de eerste klassen van de lagere school het intellectuele leren eerder langzaam gaat; het is bekend dat de hersenen pas rond het tiende levensjaar (derde klas) volledig rijp zijn.

Natuurlijk is de tandenwisseling maar één aspect van een geheel: de lichamelijke schoolrijpheid uit zich ook in de verhouding van de totale lichaamslengte tot de lengte van het hoofd, in het zich uitvormen van hals en lendenen, en voornamelijk in de motorische vaardigheden van het kind. Bij de overgang naar de eerste klas moet een kind letterlijk "in zijn voeten" aangekomen zijn, wat zich niet alleen uit in de lengtegroei van de benen (en armen) maar ook in de ontwikkeling van zijn lichaamsbewustzijn, zijn links-rechts dominantie, in de vaardigheid zijn lichaam motorisch te beheersen… Dat wordt nagegaan aan de hand van allerlei stap-, spring- en evenwichtsspelletjes en in ritmische klap- en stapoefeningen.

Via allerlei teken- en andere opdrachtjes wordt nagegaan of een kind voldoende kan luisteren, begrijpen, pauzeren en uiteindelijk uitvoeren wat gevraagd wordt. Er wordt ook gekeken naar de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind en naar de sociale groep waar het zich bij aansluit.

© Helend opvoeden  2025

naar boven