menu

Spel

Spel en spelmateriaal

De kleuterklas biedt uitgebreide spelmogelijkheden. De klas is zo ingericht dat het kind zijn onuitputtelijke fantasie en scheppingsdrang kan uitleven. Met planken, kisten, blokken, lappen en een poppenhoek kunnen de kinderen dag na dag hun eigen wereldje bouwen, in hun eentje en vooral ook met de andere kinderen.

Kleuters en hun zintuigen

Dit spel biedt oneindige mogelijkheden voor de ontwikkeling en oefening van de zintuigen, de motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De kinderen voelen de verschillende materialen en maken wankele bouwwerken waar ze graag bovenop klimmen. Door het enthousiasme van de anderen worden ook de kinderen die zich niet zo zeker voelen van hun eigen bewegingen aangestoken en meegenomen.

Wij hebben natuurlijk de taak om de sfeer te scheppen waarin een kind zich veilig voelt en de mogelijkheid krijgt om nieuwe dingen te veroveren zowel op motorisch, sociaal-emotioneel als op zintuigniveau.

Zintuigen en motoriek

Het kind leert de wereld kennen door indrukken die het krijgt via de zintuigen. De zintuigen fungeren als een soort poorten, waarmee het kind informatie uitwisselt met de wereld om zich heen. Via sommige poorten, bijvoorbeeld de smaak of de reuk, krijgt het kind gelijk een indruk: iets is lekker of vies.

Je hebt ook lichaamsgebonden zintuigen. Zij vragen eerst een reactie van het lichaam. Vanuit de antroposofie gaan we uit van 12 zintuigen. Deze zijn weer gekoppeld aan Denken Voelen Willen. De eerste 7 levensjaren staan vooral in het teken van de wil. Hierbij horen de 4 lichaamsgebon den zintuigen: Tastzin, Levenszin, Bewegingszin, Evenwichtszin.

Een goede ontwikkeling van deze zintuigen biedt onder¬steuning voor o.a. het kunnen leren van nieuwe dingen, verkrijgen van levensmoed.

De tastzin

Door te tasten ervaren we enerzijds de wereld om ons heen, anderzijds de begrenzing van ons eigen lichaam. Door te tasten ervaart het kleine kind dat het afgezonderd is van de omringende wereld. Daarmee wordt een grond¬slag gelegd voor de beleving van het eigen ik. Bewustzijn: ik woon in mijn lichaam. Daarom is het belangrijk dat dát waaraan het kind zichzelf tastend kan ervaren van goede kwaliteit is. Liefst natuurlijke materialen: hout, zijde, steen koper, wol...De tastzin doet altijd een grens beleven. De tastzin levert het kind een veilig"thuis-gevoel". Het tegenbeeld daarvan is "angst". Angst (hoogtevrees, bang in het donker) en geborgenheid zijn als vermogen meegegeven met de tastzin. Het leren kennen en overwinnen van de angst levert een kind veiligheid en geborgenheid op.

Levenszin

De levenszin leert het kind over de toestand van zijn levensprocessen. De levenszin informeert hem over de toestand van zijn welbehagen. De meeste moeders (ouders) horen aan de manier van huilen of hun baby honger heeft of een ander ongemak ervaart. De ervaringen worden door baby's direct geuit. Wij volwassenen proberen deze prikkels van onbehagen te verdringen. Voor de opvoeding van de levenszin is het fijn als de ordening van de dag niet star maar doorleefd is, dat de gewoontes duidelijk zijn en ook soepel gehanteerd worden (ritme van de dag, in en uitademing) De levenszin geeft informatie over de organische binnenwereld (Buikpijn) Als de organen " lekker in hun vel zitten" levert de levenszin een mens een gevoel van welbehagen, frisheid, uitgerust zijn. Aan het eind van de dag of na een lange bergwandeling informeert de levenszin over de toestand van het innerlijk door een gevoel van moeheid, matheid, niet-meer-kunnen.

Wanneer pijn of een ander ongemak de behaaglijkheid van een kind doorbreekt is het troosten één van de meest waardevolle opvoeders van de levenszin.

Bewegingszin

Een kind komt ter wereld met het vermogen tot bewegen. Maandenlang zijn de bewegingen schijnbaar ongecoördineerd en toevallig. De ontwikkeling begint als de chaotische bewegingen van armen en benen tot stilstand komen en worden waargenomen. (met aandacht naar de hand kunnen kijken die voorbij komt) Een goed moment in de ontwikkeling van de bewegingszin is te zien als het gaat spelen met de eigen handen, de voeten. Het draaien, het rekken en reiken, het zijn allemaal vreugdevolle oefeningen voor de bewegingszin. Bewegen doet haast ieder kind vanzelf en met plezier. Echter de belangrijkste hulp voor de ontwikkeling van de bewegingszin, is dat het kind voldoende rust gegeven wordt. Het is van groot belang dat een kind de gelegenheid krijgt zijn bewegingspatroon op zijn eigen wijze en op zijn eigen tijd te leren. Het is niet bevorderlijk om een kind motorisch vaardigheden te leren waar het nog niet aan toe is. Een beweging moet zinvol zijn, passen in het levensplan en mogelijkheden van een kind.

Evenwichtszin

Dit staat een jong kind niet zomaar tot zijn beschikking. Moeizaam moet hij leren om zich een vrije en zelfstandige positie te verwerven. (hoofd recht houden, zitten, kruipen) Een belangrijke voorwaarde: er moet een voorbeeld zijn. In een omgeving zonder mensen gaat een kind niet staan. Met het vrije staan is een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van de evenwichtszin, de zwaartekracht is over¬wonnen. Daarmee is de voorwaarde gezet voor de volgende stap, het veroveren van de ruimte.

From playing to thinking

In zijn artikel, From playing to thinking - How the Kindergarten Provides a Foundation for Scientific Understanding, wijst Eugene Schwartz er op dat een moeder aanvoelt als haar kind ziek is of een leraar kan aan de "glans" rondom een gezond kind ziet dat het "vol leven" is. Deze oordelen zijn gebaseerd op het waarnemen van de activiteiten van het etherlichaam van het kind, ook al zijn wij er niet van bewust! Wat essentieel is hierbij, is dat wij te maken hebben met activiteiten, met processen, niet met producten. Om het etherlichaam te begrijpen, moeten wij de krachten die creatief zijn in de wereld en in de mens, leren onderkennen. Het etherlichaam werkt anders als het fysieke lichaam. Het fysieke is afhankelijk van oorzaak en gevolg. Het etherlichaam rectificeren de schadelijke effecten dat het fysieke lichaam oploopt door de dag. Het vernieuwt en regenereert.

In relatie tot het fysieke lichaam kunnen wij het etherlichaam een architect of een beeldhouwer noemen. Bij het spelen met plastische materialen (klei, nat zand) zien wij hoe het kind onbewust deze krachten gebruikt. Als "vormkrachten lichaam" houdt het etherlichaam het geheugen van de vorm van ons fysieke lichaam vast. Daardoor behouden wij een herkenbare fysieke uiterlijk door de jaren heen.

Dit vormkrachtenlichaam gaat door een belangrijke transformatie na de eerste zeven levensjaren. In deze eerste levensfase werkt hij onophoudelijk aan de opbouw van het fysieke lichaam en de organen. Wanneer hij vrij is van deze taak, kan hij zijn werking elders uitoefen. Hij functioneert dan verder als geheugenkracht.

In de eerste levensjaren werken deze krachten in het de groei en opbouwprocessen. Zij vormen het fundament voor de gezondheid en vitaliteit op een latere leeftijd. Het is zekerlijk mogelijk om deze krachten te gebruiken om bij voorbeeld de letters van het alfabet aan te leren en te in herinnering halen; ook kan een jong kind eenvoudige leespatronen bemeesteren of vermenigvuldigingstafels in herinnering halen. Het vergt echter dat de krachten verlegd worden, weg van het primaire doel, namelijk het onderverdelen en organiseren van de lichamelijke functies.

Een voorbeeld

Charlotte Comeras, kleuterjuf, beschrijft hieronder een typische kleuterklas:

"Het lokaal is warm en huislijk en de juffen zijn bezig met allerlei voorbereidende taakjes wanneer de kinderen binnenkomen. Overal zijn er manden of andere houders met houtblokken, dennenappels, kastanjes, steentjes of groot schelpen. Er zijn stapels netjes opgevouwen speel-doeken in mooie kleuren om straks gebruikt te worden tijdens het spel. Ze worden voor van alles en nog wat gebruikt: een dak of een muur van een huis, de zee, weiland voor de schapen, een deken voor een pop of een hoofdsluier voor de prinses. Op een plank zijn er een aantal handpoppen: 'n prins, 'n boer en zijn vrouw, een kind, een wijze oude vrouw... zij kunnen een kasteel tot leven toveren, een boerderij bevolken of een scène uit een verhaal vertellen of een scène uit de scala van menselijke activiteiten laten zien.

Dat zijn een paar voorbeelden. Verder zijn er planken, houten dozen, boomstronken, touw, bouwstandaarden en wasknijpers om huizen of bruggen te bouwen. En vele gekleurde lappen ( rechthoeken, vierkanten, driehoeken en cirkels)om als speelkleding te gebruiken. De stof is muslin of dun katoen, een paar zijde doeken. De kleuren zijn effen maar er zijn veelvuldige kleuren om uit te kiezen."

"Speelgoed kan het kind ook beïnvloeden, bv. bouwelementen die tot de bouw van strakke vormen, die alleen maar op een enkele wijze in elkaar passen, bevorderen een materialistische levenshouding. Wij zouden moeten vermijden fantasiekrachten in onbeweeglijke vaste vormen te binden."

Rudolf Steiner

Geometrische vormen zijn 'af' en wij vinden ze in het minerale rijk. In het plantenrijk vinden wij de vormen terug in de groeiprocessen. In de processen blijven de vormen in beweging (behalve in de vrucht waar wij weer de geometrische vormen terugvinden). De onvoltooide vormen geven meer ruimte voor ontwikkeling dan de afgeronde vormen. – Ghamin

Welke spelmateriaal bieden wij aan en waarom?

De speeldoeken zijn het archetypische spelmateriaal van de Vrije School kleuterklas. Het heeft geen vorm als het vergeleken wordt met een plastiek speeltje! Het is zacht en vormbaar; vergeleken bij een 'opvoedkundig' speeltje, is het ongedifferentieerd, onbeweeglijk en heeft de geen duidelijke functie. Het is eigenlijk niets.

Creatief spel helpt het kind om de wereld te exploreren. Het nodigt het kind uit tot activiteit via het hart. Het gangbare opvoedkundige speelgoed bieden de kinderen geen mogelijkheid tot creatief denken. Er is vaak maar een manier waarop de bouwblokken in elkaar passen. De aldus verworven inzicht heeft ook invloed op de denkpatronen die gevormd worden. Het leert het kind namelijk dat er maar één antwoord is op de problemen dat het tegenkomt. Als hij het niet kan klaarspelen, krijgt hij tegelijkertijd een negatief zelfbeeld cadeau...

Nochtans wordt het ontdekken van dat ene goede toepassing over het algemeen als een belangrijke ontwikkeling stap gezien. Maar is dat het wel? Is het wel de enige, of zelfs de beste weg om tot deze ontwikkelingstrap te komen? In de heilpedagogische instituten wordt ook vaak van het gangbare opvoedkundige speelgoed en puzzels gebruik gemaakt. Deels omdat het van de pedagogen verwacht wordt om 'wetenschappelijk' onderlegde pedagogie toe te passen en deels bij gebrek aan alternatief speelgoed waarvan duidelijk aantoonbaar is dat ze ook een mogelijkheid biedt tot het maken van deze ontwikkelingsstap. Zolang wij hier nog niet alternatieven voor hebben ontwikkeld, is het wel belangrijk om ook de andere, door buitenstaanders minder herkenbaar in hun waarde, spelmateriaal ter beschikking van de kinderen te blijven stellen.

Het 'onvoltooid' karakter van het speelgoed is een simulant voor de fantasiekrachten. Om deze reden is het goed om poppen en ander speelgoed te introduceren die juist niet anatomisch correct of elektronisch beweegbaar en/of hoorbaar zijn.

Charlotte Comeras: "Wanneer wij zeggen 'creatief' bedoelen wij eigenlijk: 'recreatief'. In het speelhutje wordt gekookt, huisgehouden en schoongemaakt, worden baby's verzorgd. Er wordt een winkel gebouwd met alles wat daar bij te pas komt. Er wordt op visite gegaan bij andere kinderen in andere 'huizen' en ze drinken samen thee. Ze gaan er op uit met de bus of met de trein of auto. Dat zijn de dingen die deel uitmaken van hun dagelijks leven. Ze spelen deze scènes over en over en zetten zich op een geheel eigen wijze er mee uiteen."

Spelen is werken

Voor het jonge kind is er geen verschil tussen werken en spelen. Ze hebben een sterke impuls om wat ze ervaren en om zich heen zien gebeuren na te doen en zo een relatie met de wereld aan te gaan. Door dit 'recreatieve' spel komen ze tot een gezonde oriëntatie in het leven en door het proces van leren en begrip ontwikkelen voor hun omgeving, kunnen ze vertrouwen en zekerheid ontwikkelen. Voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand is deze weg niet zo vanzelfsprekend en niet zo gemakkelijk. Ze hebben hulp en begeleiding van de volwassenen in hun omgeving nodig. Ze moeten geholpen worden om deze ervaringen op te doen. Daarom is dit belangrijk dat de begeleiders van deze kinderen het belang van creatief spel onderkennen en ondersteunen. Er MOET dagelijks tijd voor gemaakt worden tussen alle andere activiteiten, zoals het verzorgen en andere ontwikkelingsgerichte activiteiten.

Buitenspel

Ook buiten moet zinvolle speelapparaat aangeboden wordt. Wij vinden een wip misschien niet zo 'opvoedkundig', maar het sociale element van het aanvoelen hoe wij ons moeten verhouden op de wip als de spelpartner ook wil ervaren wat wij zelf zo leuk vinden, biedt een belangrijk leerelement. Wij oefenen natuurlijk tezelfdertijd de evenwichtszin! Later, wanneer de kinderen ouder zijn, kan de wip gebruikt wordt om het hefboomprincipe te demonstreren. Wat in de prille jeugd onbewust gevoelsmatig en door het handelen opgenomen werd, wordt nu weer naar boven gehaald. Op een bewuster vlak helpt de ervaring om het denken te activeren. Het creatieve spel van de vroege jaren helpt het kind om later de fysieke wetten op een verinnerlijkt en levende wijze te begrijpen.

Zij zijn aan het leren tijdens hun spel! De activiteit van ontdekking, de activiteit van het onderzoeken, en ongestructureerde spel op deze leeftijd is van uiterst belang.

Een aantal wetenschappelijke theorieën en uitgangspunten

ten opzichte van spel

De relatie van spel met de ontwikkelingsgebieden:

  • Zintuiglijke ontwikkeling, tijdens het spel worden de zintuiglijke functies geoefend, zoals grijpen, kijken, voelen, luisteren en bewegen.
  • Motorische ontwikkeling, via spel worden allerlei lichamelijke functies geoefend.

In het schema van Scholten worden zes spelniveaus onderscheiden.

Spelend bewegen, (0-2 jaar)

In dit stadium ervaart het kind plezier in eenvoudige contactspelletjes, bewegen en bewegen met reactiespeelgoed.

Sensopatisch spelen

Door middel van de zintuigen (voelen,horen,zien,ruiken,proeven) doet het kind ervaring op. Dit spel verandert van ervaren tot iets construeren. Parallel met het hiervoor genoemde stadium en de hierna te noemen stadia, verloopt het spelend omgaan met vormeloos materiaal: Water, zand, klei, verf etc.

Spelend omgaan met voorwerpen, (vanaf 2 a 3 jaar)

Het kind leert spelenderwijs de eigenschappen van het speelgoed kennen. Het gaat relaties leggen tussen speeltjes.

Spelend construeren, (vanaf 3 a 4 jaar)

Het kind gaat spelenderwijs van onderdelen een geheel maken. Het gaat betekenis geven aan spelhandelingen, speelt en het bouwen met eenvoudig constructiemateriaal komt op gang.

Fantasie en rollenspel, (vanaf 4 jaar)

In dit stadium komt het spel tot ontplooiing. Het kind toont zijn belevingswereld en kan de wereld veranderen zoals hij wil.

Succes en gezelschapsspelen, (vanaf 6 jaar)

In dit stadium komt het kind tot samenspel. Ook worden spelvormen gebonden aan eenvoudige regels. Het kind leert op de beurt wachten en het leert om te gaan met winnen en verliezen.

Ungerer en Sigman koppelen het spel aan verschillende ontwikkelingsstadia.

Simpel manipuleren ( 0-12 mnd)

Contact met speelgoed zonder relatie of verbeelding. Het gaat om simpel aanraken en handelingen, die niet voortvloeien uit de functionele eigenschappen van het spelmateriaal.

Combinatiespel (12-13 mnd)

Het kind gaat speeltjes combineren. Eerst gebeurt dat toevallig, dan wordt het exploratie; tegen elkaar aanslaan of iets ergens instoppen. Na verloop van tijd worden de combinaties gerichter en zinvoller.

Functioneel spel (12-18 mnd)

Het speelgoed wordt gebruikt op een gewone manier, vanuit de eigenschappen of waarvoor het

bedoeld is. Er is aandacht voor het genieten en de sensorische kwaliteit van het spelmateriaal. Speeldingen worden geordend, functioneel, of zoals het in werkelijkheid zou zijn. Er wordt een gebeuren uitgevoerd dat bij het materiaal hoort, een actie van adequaat gebruik. Meerdere functionele acties worden gecombineerd, geen enkelvoudige handeling maar een serie van spontane functionele acties.

Symbolisch spel (vanaf 18-24 mnd)

Er is sprake van een of meer 'alsof' elementen. Het kind gaat er zelf iets bij verzinnen. In het begin verbeeldt het kind een eigen handeling nog sterk gebonden aan de dagelijkse realiteit en aan het eigen lichaam. Dan wordt de handeling op een ander gericht, het spel wordt gevarieerder, ingewikkelder en de spelhandeling wordt langduriger. Het kind roept zelf eigenschappen of spel ideeën op, verzint zelf materialen, een voorwerp kan meerdere betekenissen krijgen en er worden dingen gecreëerd die er niet zijn.

Zo kunnen meerdere symbolische spelhandelingen gecombineerd worden tot een spelverhaal, aansluitend gespeeld. Deze indeling werd gebruikt door Berckelaer-Onnes voor het speltrainingsprogramma bij autisten.

Parten gaat uit van het sociale aspect binnen het spel.

Niet-gericht

Het kind doet toevallige handelingen, maar is niet gericht op de ander, het speelt zelfs niet bewust.

Solitair

Het kind is bezig met spel, maar gericht op het materiaal.

Toekijkgedrag

Het kind volgt allerlei spelgedrag van kinderen uit zijn omgeving zonder dat hij daar zelf bij betrokken is of wil worden.

Parallelspel

Het kind speelt naast een ander kind, ze gebruiken toevallig hetzelfde materiaal en het contact wat ontstaat heeft te maken met het gezamenlijke gebruik van hetzelfde materiaal. Er is nog niet bewust sprake van delen of overleg.

Associatief spel

Het contact wat ontstaat is associatief, de een reageert op een handeling of uitspraak van de ander, het contact ontstaat toevallig, maar heeft wel gevolgen voor het spelgedrag.

Coöperatief spel

Het kind kan zich gericht op het ander instellen en is bereid tot samenspel. Er is sprake van overlegsituaties en men handelt hiernaar.

Spelbegeleiding

Hoe gaan de volwassenen in de omgeving om met spel, hebben ze ervaring in het stimuleren van spel, bieden ze voldoende vrijheid (of beperkingen) om te komen tot spelen? Is er voldoende ruimte om te spelen, zijn er spelgenootjes, leeftijdgenootjes waar het kind mee kan spelen, zijn er voldoende materialen om spel uit te lokken worden er grenzen gesteld.

Een kind dat speelt op een lager spelniveau dan zijn ontwikkelingsniveau of in een bepaald spelniveau blijft hangen of niet speelt, kunnen wij een stapje verder brengen in hun spelontwikkeling. Wij kunnen ze leren plezier te beleven in het spelen; of keuzen leren maken etc. Stimuleren van de spelontwikkeling en of het optimaliseren van de omgevingsfactoren is een belangrijke functie van het therapeutisch onderwijs.

Wanneer is spelbegeleiding nodig?

Leren spelen:

  • kinderen met weinig exploratiedrang
  • kinderen met stereotiep spelgedrag
  • kinderen die niet komen tot samenspel

Zintuiglijke ontwikkeling en functieontwikkeling:

  • kinderen die onder- of over gestimuleerd zijn op het gebied van spel
  • kinderen met motorische problemen
  • kinderen met zintuiglijke problemen
  • kinderen functionerend vanuit lichamelijk gebonden ervaringsfase
  • meervoudig gehandicapte kinderen

Gedrag- en attitudeontwikkeling:

  • autistische kinderen
  • kinderen met een tekort aan adaptief gedrag
  • kinderen met concentratiezwakte
  • overactieve kinderen
  • kinderen met agressief gedrag

Sociaal-emotionele ontwikkeling:

  • kinderen met een negatief zelfbeeld
  • kinderen met weinig ik-gevoel
  • kinderen met contactproblemen
  • kinderen met sociale uitvallers in het functioneren.

Er zijn meerdere wijzen waarop de leidsters het kind kunnen helpen met hun spel. Door het gebeuren te verwoorden of bepaalde spelhandelingen te stimuleren. De begeleider helpt het spel op gang te brengen of weer in beweging te krijgen door tegenspel te bieden. Door middel van oefening en herhaling kunnen wij kinderen met een grote ontwikkelingsachterstand of autistische kinderen helpen tot spelen te komen.

Men gaat uiteraard soms op een dergelijk moment voorbij aan de eigenschappen van spel. Toch kan het in een aantal gevallen bijdragen aan de voortgang van de spelontwikkeling van kinderen. Soms is het de enige manier om ze een stapje verder te helpen.

© Helend opvoeden  2025

naar boven