menu

Vormtekenen - wat is het?

Het vormtekenen op de Vrije School

Vormtekenen is het natekenen of laten ontstaan van eenvoudige en later ingewikkelde patronen en structuren met de vrije hand. Het gaat om vormen die als het ware van binnenuit beleefd en op papier gebracht worden. Zij vinden hun neerslag in vormgeving in de uiterlijke wereld. De meetkundige vormen van sneeuwkristallen en honingraten, de spiralen van een slakkenhuis, de banen van de aarde en de planeten aan de hemel: het zijn allemaal uitdrukkingen van een oude orde, die we vanuit ons binnenste kunnen beleven. Meetkundige wetten beheersen het heelal en de kunst.

De kinderen stappen eerst de vormen in de ruimte en daarna tekenen ze lijnen die deze beweging uitdrukken. Dit tekenen legt de basis waarop het meetkunde-onderwijs zich zal enten in de zesde klas. Het vormt ook de voorbereiding om de bovenbouw leerling (negende tot twaalfde klas) tot het beleven van diepe verbanden te brengen in de wiskunde, de astronomie en in de kunstgeschiedenis.

Het vormtekeningen maakt kinderen wakker en brengt ze van beeldvorming naar oordeelsvorming

Welke waarde heeft het vak vormtekenen?

Vanuit de antroposofie gezien hebben we 12 zintuigen, waarvan de onderste vier zintuigen de basis vormen, dit zijn: de levenszin, de tastzin, de bewegingszin en de evenwichtszin. Wanneer deze zintuigen bij een kind in de eerste zeven jaren goed ontwikkeld zijn, heeft het kind de mogelijkheden om in het leerproces van klas een tot en met zes goed mee te kunnen komen. Het is ook van belang om zeker in de eerste drie klassen nog veel aandacht aan deze zintuigen te geven.

Van de vier genoemde zintuigen roept de bewegingszin misschien de meeste vragen op. Het betreft namelijk niet alleen het uiterlijk soepel bewegen, maar veel meer de bewegingen en vormen, die we zien, innerlijk te kunnen meebewegen. Het belangrijkste zintuig voor het vormtekenen is de bewegingszin. Door de bewegingszin wordt de beweging in de ruimte en de eigen beweging waargenomen, maar ook de tot stilstand gekomen beweging: vorm.

Bovendien werken alle vormen van de omgeving door de bewegingszin op de evenwichtszin en op de levenszin. Beweging is een levenselement.

In de natuur komen wij talloze vormen tegen. Kijk maar naar de plantenwereld of naar de beweging van het water of de wind. We zouden moeten leren ons in de vormen te bewegen, beter gezegd ons aan de vormen moeten bewegen. Dan gaan de vormen voor ons leven. Dan gaan ze ons iets zeggen en spreken ze een taal, die niet symbolisch is, maar zichtbaar geworden beweging.

Beweging en spraak zijn nauw met elkaar verwant. Aan alle vorm ligt beweging ten grondslag. Door de beweging in een vorm mee te vervolgen, roep ik in mijzelf een scheppende kracht op, die ten grondslag ligt aan alle verschijningsvormen. Zo leer je de vormentaal verstaan door te lezen in het boek van de natuur.

Het vormtekenen kent een bepaalde opbouw.

In de eerste klas benader je dit vanuit een ander uitgangspunt dan in de zesde. Je houdt rekening met de ontwikkelingsfase van die leeftijdsgroep.

Wanneer kinderen na lang ploeteren de bewegingen tot een vorm weten te maken, kunnen ze bijna niet ophouden en gaan ze mee in de stromende beweging. Zij zetten zichzelf als het ware weer in beweging en daarbij ervaar ik dat veel kinderen scheppende levenskracht laten zien. Het is ook nodig om hen kansen van eindeloos herhalen te geven, opdat zij die levensvreugde mogen ervaren. In mijn vierde klas genieten ze ervan om ook zelf een vorm te ontwerpen. Uiteindelijk laten zij hun eigen bewegingen zien, maar komen daarbij ook in beweging. Zij scheppen zelf iets en dat geeft ook veel vreugde.

Eerste klas

Tot het zevende jaar werken krachten van het hoofd naar beneden in het organisme; daarna begint de krachtenstroom van onder naar boven werkzaam te worden. Eerst stroomt het kosmische nog in ons, bouwt ons lichaam op, daarna beginnen wij de kosmos iets tegemoet te dragen vanuit de aarde.

Rechts zijn wij meer naar buiten gericht, handelen wij. Links is onze hartenkant, daar leeft de verinnerlijking. In het zich naar buiten richten, komen de zich uitbreidende krachten te voorschijn zoals de stralen van de zon, de bloembladerenkrans. Wanneer je je meer naar binnen richt spelen de samentrekkende krachten een grote rol, zoals je dit ziet in de kolk in het water of in het zaad van een plant, open ronding is ontvangend zoals de hand, een bloem. Een gesloten ronding omhult iets zoals bij voorbeeld de schedel, een vrucht. Zeker het jonge kind ervaart nog iets van de eenheid en harmonie met de geestelijke wereld, ervaart het goede. Vandaar ook de cirkel. De cirkel is een harmonische eenheid en symbool van de eeuwigheid of van een afgesloten ontwikkeling.

Middelpunt en periferie beleven we als tegenstelling en totaliteit, beeld van een gesloten beweging om een middelpunt dat er gesloten in rust.

Naast de cirkel is er ook de driehoek " Alle goede dingen bestaan in drieën." Een harmonische totaliteit spreekt zich hierin uit: De goddelijke drievuldigheid, de drieledigheid van de mens (denken, voelen en willen), kosmos, aarde en mens, de harmonie van de terts, de drie grondkleuren enz.

In Egypte zien we het oerprincipe van de drie uitgebeeld in de piramidebouw, in het beeld van Isis-Osiris- Horus. In de Longobardische kunst werden alle motieven in drievoudige vlechtbanden uitgewerkt. Bij de Kelten vinden we veel spiraalmotieven in drievoud. In de eerste klas worden deze geometrische vormen in combinaties en ritmische volgorde getekend. Ook worden er veranderingen van vormen getekend, groeiend, verstillend, nors en nukkig of zwenkend en zwierig. Als zij maar met de vorm innerlijk meebewegen en al bewegende de vormen laten ontstaan.

Tweede klas

In de tweede klas blijven de kinderen nog in de harmonische vormenwereld. Wel is hun links/rechts bewustzijn meer uitgekristalliseerd en zijn ze tot een duidelijke dominantie, lateralisatie, gekomen. Dan is het ook mogelijk om te spiegelen. In de tweede klas zal je dus veel symmetrie vormtekeningen zien. Ook dit vraagt van het kind een innerlijk goed meebewegen. Dit is vooral moeilijk voor kinderen, bij wie de lateralisatie nog niet duidelijk is, moeite hebben met ruimtelijke oriëntatie of een zwakke hand/oogcoördinatie hebben. Het vormtekenen en lopen van de vorm helpt hen hierbij. Herhalen, herhalen en nog eens herhalen tot dit de vorm en de daarbij gepaarde vreugde te voorschijn komt. Bij het maken van symmetrievormen in de tweede klas zoeken de kinderen een evenwicht tussen links en rechts, om het middelpunt van de rechte lijn, de ruggengraat heen. Zij leren een evenwicht zoeken, wanneer een eenzijdigheid gegeven is.

Derde klas

De kinderen in de derde klas leven veelal nog in harmonie, maar worden zich ook al geleidelijk aan bewust van een afzondering. Vanuit de verhalen uit het oude testament krijgen zij te horen dat Adam en Eva uit het paradijs verdreven worden. Het sprookje lijkt wat voorbij. Het omhullende wordt wat minder, de ronde lijnen worden geleidelijk aan omgevormd tot hoekige, rechte lijnen. Maar dit kan ook in een omgekeerd proces; van hoekige vormen tot meer ronde vormen. De meest fantastische vormen kunnen er gaan ontstaan. Allerlei varianten zijn mogelijk. Opnieuw wordt het kind geprikkeld tot innerlijk meebewegen. De gesloten motieven worden doorbroken. Vanuit het centrum van het motief komt daarop een antwoord. Dit antwoord kan in spiegeling t.o.v. de buitenvorm, maar ook in gebaar naar buiten worden getekend. Dat is een ademen tussen centrum en periferie.

Vierde klas

De vier is het aardse getal, uitgedrukt in het kruis. Maar ook leven we nog intens met de rechthoek in de ruimtelijke wereld en ook de doodskist, het altaar en het kruis zijn op de vier gebaseerd. In de vierde klas leven de kinderen in de Germaanse mythologie, spiegelen zij zich aan de moed, de onverschrokkenheid en wilskracht van de Germanen. In alle vakken worden zij opgeroepen hun wil te laten zien, er ontstaat bij hen een wakkerder bewustzijn. Zij worden wakker aan de wereld en zichzelf

Zij mogen zich dan in de ruimte ook veelzijdiger gaan oriënteren, zoals zij in dat jaar ook al meer gaan richten op hun eigen omgeving via de aardrijkskunde, heemkunde. De vierde klas leerling maakt symmetrievormen en zoekt daarbij het evenwicht tussen links en rechts, boven en onder en binnen en buiten. Dat is een veelzijdige oriëntatie. Zij maken een begin met de vlechtmotieven, zij kruisen de wegen. Deze beweging gaat vooral door het frontale vlak heen, van achter naar voren. Dit is een echte wils beweging, waartoe het kind iedere keer opgeroepen wordt als het gaat vormtekenen

Vijfde klas

De vijf vormt het pentagram, dat onder andere in de Goetheanumbouw te vinden is. De mens zelf vormt een pentagram met uitgestrekte armen en benen. De hand met haar beweeglijkheid en vijf vingers is het werktuig voor ons handelen en biedt de mogelijkheid tot geven, ontvangen en liefdevol omsluiten. Wij leven nu in het vijfde na-Atlantische cultuurtijdperk

In de vijfde klas kan vanuit het vormtekenen de vormentaal van de natuur gaan spreken voor het kind. De groeivormen kan men ontdekken in de verschillende houtsoorten. De nerven van een blad vormen een gebaar vanuit het centrum naar de omtrek Drievoudige en vijfvoudige symmetrie ontdekt men in bloemen en in vruchten.

In de natuur is het scheppende woord tot gebaar geworden, dat zichtbaar is. Interesse voor de vormentaal wordt geweid, zowel in de natuur als in de cultuur.

In de vijfde klas worden de vlechtmotieven voortgezet. Ook worden er vormen getekend uit de cultuurgeschiedenis: India, Perzië, Egypte en Griekenland.

En natuurlijk de symmetrie en asymmetrie bij de plantkunde, zelfs in drie-, vijf- of zesvoud.

Zesde klas

In de zesde klas wordt het vormtekenen meetkunde. De architectonische krachten, die de kleuter in zijn spel zo sterk lijfelijk heeft kunnen ontwikkelen komen nu vrij voor het zielengebied. In de meetkunde vragen de benen van de passer een fijne motoriek, juist in deze leeftijd, dat armen en benen zo slungelig worden, zo onbeheerst. Nu krijgt de meetkundige activiteit zijn invloed op de lijfelijke motoriek.

De natuur geeft ook voorbeelden. Als het regent, maakt elke druppel een prachtige cirkel. Al die cirkels doordringen elkaar, zonder elkaar te storen. Als je de kinderen in de vijver tegelijkertijd hun vinger even in het water laat dopen op afstanden van ongeveer de toppen van een gelijkzijdige driehoek, dan ontstaan prachtige meetkundige figuren. Verwondering is het begin van de meetkunde en de natuurkunde.

In de zesde klas zetten zij de vormtekeningen van het vorige jaar voort. En vormtekenen wordt meetkunde. Moeilijker wordt het om uit de vrije hand te tekenen en daarbij de vormen te doordringen en te doorsnijden. Dat is geen natekenen, maar de vorm zelf op het papier laten ontstaan.

Ook voor de zesde klas leerling blijft het vormtekenen een uitdaging.

Welke invloed heeft het vormtekenen op de mens?

Vormen, maar ook het tekenen van vormen, werkt concentrerend op het zielenwezen. Hoekige vormen versterken de bewustzijnspool, ronde vormen werken meer op de wil. Rudolf Steiner wees erop, dat inwikkelende spiralen de mens helpen tot zichzelf te komen, ze versterken de Ik-krachten, overwinnen zelfs bloedarmoede. Uit wikkelende spiralen echter werken bevrijdend op de mens, helpen egoïsme overwinnen. De spiraal is een van de oudste cultische vormen en werd in oude culturen door ingewijden zeer bewust gehanteerd.

Alle indrukken, vooral de beeldrijke, die het levenslichaam opneemt tijdens het waken, hebben de tendens tijdens het slapen verder te golven en zich te vervolmaken.

Door middel van het vormtekenen kunnen we harmoniseren. En opwekkend en sterkend op het levenslichaam werken, tot in het fysieke toe. Vormtekenen is niet alleen fijn om te doen, maar geeft je dus ook weer nieuwe kracht.

Overgenomen van: website RS school Rotterdam/Krimpen

© Helend opvoeden  2025

naar boven