menu

Vingerspelletjes

Liedjes, spreuken en versjes  

Het eenvoudigste voorbeeld van een vingerspelletje is: 'daar komt een muisje aangelopen', waarbij je wijs- en middelvinger een wandelingetje maken over het lichaam van het kindje tot in zijn nekje. Dit spelletje wordt door de volwassenen gedaan, terwijl het kindje het (met veel plezier) ondergaat. Als kinderen groter worden, kun je moeilijkere vingerspelletjes met ze spelen, waarbij ze zelf meedoen. Het is belangrijk om te kijken of de moeilijkheid ervan aansluit bij de fase in hun motoriek.

Zit een kind nog in de symmetrische fase, kies dan vooral voor spelletjes waarbij ze met beide handjes hetzelfde doen.

De vingerspelletjes, waar asymmetrische bewegingen aan te pas komen of waar een meer verfijnde motoriek voor nodig is, doe je met kinderen boven de 4 of 5 jaar.

Je kunt een zelfde spelletje vele malen achter elkaar spelen, per keer minstens drie keer. En hoe kleiner de kinderen, hoe vaker ze het willen doen.

Hompeltje en Pompeltje, die klommen op een berg
Hompeltje was een kaboutertje, en Pompeltje een dwerg
Ze klommen hoog tot bovenaan het topje
En schudden met hun kleine kopje
Toen zijn ze in de berg gekropen
En niemand heeft ze meer zien lopen
Ze slapen daar zachtjes, op één oor
Hé, ik geloof dat ik ze hoor!
Hompeltje! Pompeltje!

Duimpje bij duimpje (handen alsof je gaat klappen dan duimen tegen elkaar doen)

Pinkje bij pinkje (pinken tegen elkaar)

Vingertjes bij vingertjes (drie vingers tegen elkaar, nu zijn de vingers allemaal tegen elkaar maar gespreid)

Zo maak ik een huisje (vingers niet meer spreiden zodat een 'dakje'ontstaat)

Zo maak ik een kroontje (nu de onderkant van de handen tegen elkaar en de vingers naar buiten spreiden zodat een 'kroontje' ontstaat)

Dag mijn lieve zoontje (zwaaien, kusje, knuffeltje naar keuze).

Daar is vader haas
en daar is moeder haas
Dag vader haas!
Dag moeder haas!
Daar dansen twee haasjes in het bos,
ze dansen op het zachte mos
nu zijn ze moe van 't dansen
ze zijn in hun holletje gekropen
En de grasjes boven het holletje
wiegen heen en weer, in de wind
Daar komen de haasjes weer
Daar is vader haas
en daar is moeder haas
Dag vader haas!
Dag moeder haas!
Ze rennen het hoge duin helemaal op
en ze rennen weer naar benee
Ze rennen het hoge duin helemaal op
en ze rennen weer naar benee
maar dan worden ze moe van het rennen.

Opa is blij en Oma is blij
ze hebben een kipje dat legde een ei
Daar kwam een muisje aangetript
dat had toch zo met zijn staartje gewipt
hij zwiepte het ei opzij
"Krak" zei het ei!"
Huil maar niet hoor Oma
huil maar niet hoor Opa"
zei het kipje"
Ik leg in een wipje een nieuw ei!
Het is niet van hout het is niet van steen
het is van stralend goud!".

Het kleine kippetje Ukkepuk
heeft het altijd vreselijk druk
Op maandag moet ze dweilen
op dinsdag nageltjes vijlen
op woensdag houtjes hakken
op donderdag wormpjes bakken
op vrijdag kippepap roeren
op zaterdag kuikentjes voeren
alleen op zondag heeft zij vrij
dan legt ze een gespikkeld ei!

Kippetje, kippetje, tok tok tok
Kipje al in het kippenhok
Kukelt, hakelt en hakkelt blij
kijk daar ligt mijn laatste ei!

In de hoge berg, daar slaapt een dwerg
en aan de hemel o zo hoog
daar rijst de zon op haar grote boog
De vogeltjes komen er aan
hé langslaper, langslaper, opstaan
maar ons dwergje hoort het niet
en de vogeltjes vliegen weg met groot verdriet
maar daar komt de kever krabbelteen
en hij kriebelt en knabbelt door het holletje heen
en hij kriebelt op het dwergje zijn neus
hatsjie, 't is lente heus
Dan springt hij op die kleine guit
en wandelt de grote berg uit.

Bim bam belletje
Ik weet een aardig spelletje
't Is van een klein kapelletje
Het fladdert hoog
Het fladdert laag
Het vliegt en 't fladdert graag
Ding dong delletje
Wie luidt het bloeme-belletje?
't Is Uzemuzenelletje
Een kleine bloemenelf
Zij roept met haar fijn stemmetje
"Kom mijn klein kapelletje"
En samen gingen zij omhoog
En samen gingen zij omlaag
Toen enkel het kapelletje
Toen Uzemuzenelletje
Het was een heel leuk spelletje.

Schoorsteentje rook
keteltje kook
Watertje zing
Kattepoes spring
Kook ik en roer ik
Een heerlijke brij
Kook ik een potje
Voor jou en voor mij
Van melk en suiker
En boekweitemeel
En daarover
Wat bruine kaneel
Prt, prt, prt, prt
Pruttelt de brij
Prt, prt, prt, prt
Pruttelt de brij.

Twee haasjes Flip en Flap
Die gingen samen eens op stap
Zij speelden haasje over
Zij knabbelden aan het lover
Zij buitelden over stenen
Zij liepen naar het koolland henen
Maar daar kwam de jager aan!
Toen zijn ze er vlug vandoor gegaan
Flip ga eens kijken of de jager al weg is
Flap ga eens kijken of de jager al weg is
Zullen we samen gaan kijken of de jager al weg is
Ja hoor!

Eun deun dip
Vette kane kip
Vette kane bokkede bane
Eun deun dip.

Ik ben een vogel klein
en bouw mijn nestje fijn
'k Breng een takje,
'k breng een blaadje
met een grasje,
met een draadje
of wel met een pluisje wol,
zo bouw ik mijn nestje vol
Is dan dra het nestje klaar
leg ik al mijn eitjes daar
en zit daarop dan stil te dromen
tot de kleintjes één voor één uit hun schaaltjes komen
O wat gepiep! En wat gezwoeg
die kleintjes hebben nooit genoeg
Maar zijn ze groot geworden
is het nestje hun te klein
Hola! Dan de lucht in,
't vliegen is toch fijn!

In de lichte lentewei
spelen vlinders met de bloemen
en het bloeiend gras van Mei
Maar o wee daar komen wolken
donker voor de zonne staan
Zonnestralen, vlinders vluchten
bloemen willen treuren gaan
Maar wie zit er niet te treuren?
Wie maakt daar zo'n blij geluid?
't Is de merel die daar fluit!
Bij het klettren van de regen
zingt de merel, zingt en fluit
In de hoogste boomtop zit hij
lacht de donkre wolken uit.

Zoem zoem zoem,
de bij zit op de bloem
ze wil wat honing vragen
om naar de korf te dragen.

Weet je wat ik maken wil?
Een hele hoge duiventil
Hakken, hakken, dikke dikke takken
Zagen, zagen, wiede wiede wagen
Schuren, schuren, 't zal niet lang meer duren
Sprijkers kloppen op hun dikke koppen
Werken, werken, werken maar
Kijk daar staat hij kant en klaar.

Komt een zonnestraaltje aan
Laat het deurtje open gaan
Duifje kijkt eruit Doffertje kijkt eruit
Ze kijken pmlaag en omhoge
Daar zijn ze weggevlogen
Ze zwenken en zwieren al heen en terug
Ze vliegen zo vlug door de helblauwe lucht
een dikke donkre donderwolk
Bom bom bom
Die gaat dan voor het zonnetje staan
Dom dom dom!
Nu gaat het weertje pruilen
nu gaan de wolken huilen
Wilde woeste regenvlagen
Duifjes weer naar binnen jagen
Duifje kijkt naar Doffertje
Doffertje kijkt naar Duifje
Ze roepen zacht "koekeroe"
En doen hun deurtje toe.

Hier is de korf, het bijenhuis
Is er geen enkel bijtje thuis?
Wacht even, dan komen zij wel
En beginnen zij hun bijenspel
Eén, twee, drie, vier, vijf.

Tingeling, de deur gaat open
ik wil zo graag wat lekkers kopen
Zuurtjes en wat chocola
leg het geld maar op mijn la
Wil je soms wat zoute drop?
Ach juffrouw, mijn geld is op
Ik heb heus geen eentje meer
Nu, dan tot een volgend keer
Dag Jantje en dag Pietje
Goemiddag juffrouw Grietje.

Als heel de berg van boter was
en heel het dal van grutjes
en er zou een zonnetje schijnen gaan
dan zou de boter smelten gaan
en heerlijk in de grutjes lopen nee,
ik wil het voor geen goud verkopen
komt kinderen, hoezee hoezee
en neem een grote lepel mee
hap hap hap, op is de pap.

Wij zijn de grote eikeboom
Met een wonderschone kroon (boven het hoofd klappen)
Met grote takken voor (voor klappen)
Met een dikke bast van achter (achter klappen)
En met de wortels diep en stevig in de grond (stappen).

Kabouter Zwikkazwuis
vindt daar een slakkenhuis
het slakje is eruit gegaan
en heeft zijn huisje laten staan
wel denkt nu de kabouter klein
wat zou daar in dat huisje zijn
hij kruipt voorzichtig in het holletje
foei! daar stoot hij al zijn bolletje
vlug, vlug, heel vlug loopt hij weer terug
maar hij ziet niet de steen
en hij struikelt meteen
hij valt, het is heus
boems op zijn neus.

Bim bam buisje
wie woont er in mijn huisje
kom draai maar om het is niet ruim
in het huisje woont mijn duim
Bim bam buisje
wie gluurt daar uit zijn huisje
het is die kleine duimelot
nu gaat het huisje kapot.

Onder de vloer van Peters huis
woont de hele familie muis
Vader muis piep piep piep
Moeder muis piep piep piep
en wel vijf kleintjes
en die kleintjes die piepen zo fijntjes
piep piep piep piep piep
Kaatje mos loopt door het bos
wat hoort ze daar: piep piep piep
het eerste muisje springt eruit
het tweede muisje poetst zijn snuit
het derde muisje springt uit bed
het vierde muisje lacht van pret
het vijfde muisje roept o, wee o, wee.

Trippe trappe truisje
Daar loopt een piepklein muisje
Snuffelt hier, snuffelt daar
Rent dan met een vaartje
en zwiebelt met zijn staartje
Trippe trappe truisje
Pas toch op klein muisje,
poes sluipt hier in 't rond
'Piep' zegt de muis,
ik zit al in mijn huis!
In ons huis,
Zit in elke hoek een muis (met je handen een dak vorm maken)
En ze trippelen en ze trappelen (met je vingers lopen kan over lichaampje kind ook over je eigen armen)
En ze kriebelen en ze krabbelen Op de tafel (met je handen een 'plank' maken, middelvingers tegen elkaar)
en op de stoel (ene hand recht omhoog andere horizontaal ertegenaan)
Op de bank (zie boven)
en op de kast (handen alsof je gaat klappen)
En als ik roep VANG (dit roep je luid terwijl je klapt)
Kruipen ze snel achter het behang (handen op je rug).

Dag Duimelot wat zal het zijn
ik wil zo graag een krentenbolletje klein
20 centen kost je dat
dat geeft niet bakker, goedendag
Dag Duimelot wat heb je bij je
een krentenbol, die is voor mij
maar wat moeten wij dan eten
o, broertjes, jullie was ik.

Naar bed, naar bed zegt Duimelot
eerst nog wat eten zegt Likkepot
waar moeten we dat halen zegt Lange Jan
uit grootmoeders kastje zegt Ringeling
dat zal ik verklappen zegt het Kleine Ding
Duimelot is in het water gevallen
Likkepot heeft hem er uit gehaald
Lange jaap heeft hem naar huis gebracht
En ringeling heeft hem in bedje gelegd
Maar dat kleine ding, die heeft alles aan moeder verklapt.

Dit is Opa, klein en dik
dit is Oma, die breit van rikketik
dit is vader sterk en groot
dit is moeder, zij snijdt het brood
en dit is kleine Jantje.

Het eerste aardbeienmannetje
kruipt in het aardbeienkannetje
hij drinkt en drinkt
en komt er weer uit
Het tweede aardbeienmannetje
kruipt in het aardbeienkannetje
hij drinkt en drinkt
en komt er weer uit
Het derde aardbeienmannetje
kruipt in het aardbeienkannetje
hij drinkt en drinkt
en komt er weer uit
Het vierde aardbeienmannetje
kruipt in het aardbeienkannetje
hij drinkt en drinkt
en komt er weer uit
Het vijfde aardbeienmannetje
kruipt in het aardbeienkannetje
hij drinkt en drinkt en drinkt
en komt er niet meer uit
dan halen we de tovenaar tot besluit.

Zilverdraadje de kleine spin
klimt vol trots haar webje in
bovenaan gaat zij eens kijken
hoe ze haar webje nu vindt lijken
of de draadjes wel goed hangen
om straks vliegjes mee te vangen
Zilverdraadje is tevreden
en klimt weer naar beneden
Lieve spin wil je niet even
op mijn broek een lapje weven
dan is het gaatje wat ik daar heb
mooi dichtgenaaid met spinnenweb.

Op de dijk staan met z'n vieren
hoge zilverpopulieren
wuiven maar en wuiven maar
van elkaar en naar elkaar
en hun kleine dartelblaadjes
houden duizend fluisterpraatjes
wist je dit, wist je dat
ik zou wel willen weten wat.

Het mi-ma-molletje
dat maakt zijn mollenholletje
met moeite en met vlijt
het mi-ma-molletje
graaft moeizaam lange tijd
daar komt de kleine miezemuis
die zegt: ik maak hier mijn muizehuis
mijn voorraadschuurtje is al vol
dus kom ik in jouw mollenhol
Owé, Owé mort mi-ma-mol
dat is niet dol, niet dol, niet dol.

Rikke tikke regenweer
klettert op de wegen neer
klettert spettert spat en spuit
alle donk're wolken uit
Giet nu uit de donk're wolken
alle wiede waterkolken
regen, regen val maar neer
straks schijnt toch de zonne weer.

Appeltje schillen, (kind maakt knuistje waar je met een rondgaande beweging

overheen, 3X, bij elke regel een keer)

Appeltje schillen,

Appeltje schillen,

Doorsnijden, (maakt knuistje open en strijkt er met je hand overheen)

Pitje eruit! (pak met duim en wijsvinger een denkbeeldig pitje uit de hand)

Ik maak er een beddeke, (neem platte hand van het kind in jouw hand en strijk met je vingertoppen in de handpalm, 3X, bij elke regel een keer).

Ik leg er een strootje,
Ik leg er een lakentje,
En wat vind ik er? (doe even niets, kijk verbaasd en grijp met duim en wijsvinger in het handje)
Een heel klein vlooitje! (houdt een "onzichtbaar" piepklein vlooitje omhoog).

De zon schijnt aan de hemel weer
en straalt zo warm op de aarde neer.
Joechee, joechee, joechee,
verdwenen is de sneeuw.
Uit de donk're wintergrond
kijken bloempjes in het rond.
Heidie, heida, heido,
Holla holla ho…!
De krokus bloeit, het speenkruid glimt
en het sneeuwklokje zingt,
ting, ting, ting.
Tarie, tarie, tara,
de lente is weer daar.

Tarie, tarie, tara,
de lente is weer daar.
Met de vingertjes
Met de vingertjes, met de vingertjes
met de platte handjes
met de vuistjes, met de vuistjes
met de ellebogen, toet, toet, toet
dan de voetjes, dan de voetjes
dan de handjes in de lucht
dan je hoofdje, dan je hoofdje
en dan een diepe zucht.

Spinnetje

Een spinnetje, een spinnetje die zocht eens een vriendinnetje
(kriebelen met je vingers op iemands arm en schouders)
zij zocht hier, zij zocht daar
(van links naar rechts 'zoeken')
Maar ze vond er geen
(zet een hand op iemands schouder)
Een spinnetje, een spinnetje die zocht eens een vriendinnetje
(kriebelen met je vingers op iemands schouders)
zij zocht hier, zij zocht daar
(handgebaar met wijzen van links naar rechts)
en toen zagen ze elkaar
en nu blijven ze voor altijd bij elkaar
(handen ineen vouwen)

Speelwijze:

Elke hand is een spinnetje. Eerst de ene hand van boven naar beneden, dan de andere.

Bij: Ze keek eens hier, kriebelt je hand over je benen.

Bij het laatste couplet beide handen over de benen.

Bij: Ze vonden elkaar. Klappen met handen.

Poesje Elle

Poesje Elle, trek aan de belle.
Trek aan het touw, dag juffrouw!

Naar bed, naar bed zei Duimelot

Naar bed, naar bed zei Duimelot.
Eerst nog wat eten zegt likkepot.
Waar moet ik het halen, zei lange Jan.
In grootvaders kastje zei ringeling
Dat zal ik verklappen zegt het kleine ding.
Duimelot in het water gevallen
Duimelot is in het water gevallen
Likkepot heeft hem eruit gehaald.
Lange Jan heeft hem naar huis gebracht.
Ringeling heeft hem op bed gelegd.
En het kleine ding heeft alles tegen moeder gezegd.

Dit zijn mijn wangetjes

Dit zijn mijn wangetjes en dat is mijn kin.
Dit is mijn mondje met tandjes erin.
Dit zijn mijn oortjes, mijn oogjes, mijn haar.
Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar.
(dit mogen onze mama's niet horen)
Dit zijn mijn wangetjes en dat is mijn kin.
Dit is mijn mondje en dat is mijn KONTJE,

Speelwijze:

Bij dit liedje wijs je alles aan: wangen kin...

Appeltje schillen

Appeltje schillen, (kind maakt knuistje waar je met een rondgaande beweging overheen, 3X, bij elke regel een keer)

Appeltje schillen,

Appeltje schillen,

Doorsnijden, (maakt knuistje open en strijkt er met je hand overheen)

Pitje eruit! (pak met duim en wijsvinger een denkbeeldig pitje uit de hand)

Beddeke maken

Ik maak er een beddeke, (neem platte hand van het kind in jouw hand en strijk met je vingertoppen in de handpalm, 3X, bij elke regel een keer)

Ik leg er een strootje,

Ik leg er een lakentje,

En wat vind ik er? (doe even niets, kijk verbaasd en grijp met duim en wijsvinger in het handje)

Een heel klein vlooitje! (houdt een "onzichtbaar" piepklein vlooitje omhoog)

Ik heb dit zo'n vijftien keer achter elkaar mogen doen, zo leuk vond ze het.

In de maneschijn

In de maneschijn, in de maneschijn, klom ik op een trapje door het raamkozijn.
Maar je waagt het niet, maar je waagt het niet.
Dit is een vogel en dat is een vis.
Dit is een duizendpoot, die schoenenpoetser is.
En dat is één, en dat is twee, en dat is dikke, dikke, dikke tante Kee.
En dat is recht, en dat is krom, en nu draaien wij het wieltje nog eens om.
Rom Bom.

Hompeltje en Pompeltje

Hompeltje en pompeltje, die klommen op een berg.
Hompeltje was een kaboutertje en pompeltje dwerg.
Ze klommen samen naar het topje, en schudden
... Daag, met hun kopje.
Toen zijn ze in de berg gekropen.
En niemand heeft ze nog zien lopen.
Ze sliepen samen op één oor.
SSST, ik geloof dat ik ze hoooooor.

Speelwijze:

Je speelt dit versje met je duimen.
De ene duim is hompeltje, de andere pompeltje.
Je gaat met je duimen omhoog... bij: ze klomme
Je gaat met je duimen heen en weer... bij: en schudden daaag.
Je verstopt je duimen in je hand... bij: in de berg gekropen.
Je wijst je oren aan... bij: sliepen samen op één oor.
Je duimen komen tevoorschijn... bij: ik geloof dat ik ze hoor.

Pagepaai

Kijk eens naar mijn veren,
Rood, groen en blauw.
Zal ik jou iets leren?
Koppie, koppie krauw.
Dag meneer, dag mevrouw!

© Helend opvoeden  2025

naar boven