menu

Boetseren volgens de aanwijzingen van Hella Leeuwe

Boetseren  

Ontwikkeling van de wil door het boetseren van pure vormen uit natuurklei
Naar de aanwijzingen van Hella Loewe

Het is niet de intentie om "iets" te boetseren in deze oefeningen. De vormen zijn elementaire, plastische vormen en imiteert niet de omgeving. De kinderen krijgen de gelegenheid om basale vormen al doende te beleven. De oefeningen volgen geen vastgelegde reeks maar kunnen naar iedere situatie of groep kinderen aangepast worden.

Als voorbereiding worden de klompen klei voor alle kinderen verdeeld en een onder klam doekje gereed voor gebruik klaargezet. Ieder kind moet voldoende klei krijgen om, wanneer het in een bol gevormd vastgepakt wordt met beide handen, zijn handen zo er omheen te doen dat zijn linker en rechter polsen elkaar aanraken en de vingerpunten elkaar niet aanraken. Daarmee hanteert het makkelijker.

Zorg dat de kinderen recht zitten, met de voeten stevig op de grond en een stukje van de tafel af (als dat lukt!). Schorten aan, kleiborden en klei uitdelen, en de les kan beginnen!

Het is goed als de kinderen leren wachten tot iedereen een stukje klei heeft voor dat er (gezamenlijk) begonnen wordt.

Gouden regel: er wordt met de handen en vingers gewerkt, de monden zijn stil!

De leidster vertelt wat er gaat gebeuren en benoemt alle handelingen steeds terwijl zij demonstreert. Zij doet voor en de kinderen wachten op het moment wanneer zij de klei mogen oppakken. Terwijl er gewerkt wordt doet de leidster steeds voor en de kinderen werken ook aan de eigen vorm zover dat mogelijk is.

Voor de kinderen met een verstandelijke beperking moet alles steeds aangepast worden naar hun vermogen. Soms moet er even voorgedaan wordt, vaak moet er met de kinderen mee gewerkt worden; zorg altijd voor genoeg helpende handen tijdens de les.

1a. Eerste oefening - de sfeer

1. Eerst mogen de kinderen de klei voelen door het bijvoorbeeld tegen hun wang aan te drukken. Hoe voelt de klei vandaag? Dan knijpen ze een klein stukje af en zet het even apart.

2. Nu knijpen ze steeds klein stukjes af; ieder stukje wordt voorzichtig doorvoeld. Met duim, wijsvinger en middelvinger in de klei drukken en knijpen en kneden. Als er steentjes of haartjes of andere vuiligheidjes of stukjes gevonden worden die er niet tussen horen, wordt het voorzichtig verwijder

3. Alle doorvoelde stukjes worden op een stapeltje gelegd; van tijd tot tijd aandrukken en samenpersen van losse stukjes.

4. Nu pakt de leidster de hele brok klei in beide handen en drukt het aan, draai het een stukje en druk weer aan; ritmische, maar ook stevige bewegingen. De kinderen pakken hun klei ook op en doen wat ze voorgedaan wordt; gaan zo door tot er een bolvorm ontstaat; tekens de hele lomp klei draaien om een evenredige vorm te laten ontstaan.

5. De klei op harthoogte houden. Let op zithouding, recht maar ontspannen, voeten op de grond; armen en schouders moeten ontspannen blijven, ellebogen niet tegen lijf aandrukken.

6. De leidster benoemt alles duidelijk – "Ik beweeg de klei heen en weer tussen mijn twee handen en drukt het stevig aan. Nu voel ik hoe de klei van binnen tegen mijn handen drukken. Ik vorm de klei tussen mijn holle handen. Ik maak het rond, terwijl ik het telkens weer rond draai. Nu voel ik met mijn duim over de klei, ik voel waar het oneven is. Ik voel waar er nog holle plekjes zijn en druk er een beetje klei in, om het holletje te dichten. Hier voel ik een bultje – met mijn duim druk ik voorzichtig het bultje weg tot de klei glad is waar eerst een bultje zat."

7. Dan werken ze in stilte verder – "Onze handen en onze ogen werken, onze monden rusten."

8. Waar een kind het niet kan, helpt de leidster.

Voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand, is er veel meer hulp nodig, vooral in het begin. Sommige zullen nooit zelfstandig kunnen werken; dan is het zien van wat er met de klei gedaan wordt al voldoende; dan is het zaak om de interesse te krijgen en te behouden! Ook het voelen is een belangrijke ervaring dat bij het werken met klei hoort. Soms kan de begeleider voorzichtig met een kind meedoen; een hand van het kind sturen, de vingers helpen om druk uit te oefenen, terwijl de leidster de homp klei in de holte van haar eigen hand laten rusten; andersom kan ook, de klei rust in de handpalm van het kind terwijl de begeleider met een van haar handen de klei vormt; als de klei van positie veranderd wordt door de leidster, voelt het kind in zijn hand dat het beweegt en hij beleefd de draaibeweging mee.

9. Een heel aantal van de zintuigen worden geactiveerd - tastzin, levenszin, evenwichtszin, eigen bewegingszin, gezicht, gehoor, warmtezin; zelfs de reukzin, woord en denkzin worden ook aangesproken!

10. De leidster kan de kinderen ook bijv. vragen om hun ogen dicht te maken en toch door te werken! Zo wordt de tactiele waarneming en sensitiviteit van de vingertoppen verstevigt.

11. Als ze klaar zijn, houden ze hun werkjes omhoog voor ieder om te zien. De leidster loopt rond en kijkt, bewonderd, moedigt aan of geeft advies.

12. Als na ongeveer 20 minuten, de sfeer gevormd is, mogen ze het vooraf weggelegde stukje oppakken; "Zet het maar tegen je wang. Wat voelt je? Zet nu de ronde bol dat jij net gemaakt hebt ook tegen je wang. Wat voelt je?"

Verwondering, telkens weer! Dan worden alle vormen weggezet op een kleibord, met een klam doekje er overheen. De leidster doet de klei later weer in de luchtdichte houder, gereed voor een volgende keer. Ze weten wel het is 'werkklei' en dat het de volgende les weer gebruikt wordt.

De sfeer is een primaire levensvorm en is het beginpunt van alle verdere transformaties van de vormen waarmee wij werken. In de sfeer is de spanning vanuit het centrum naar de buitenkant en van de buitenkant naar het centrum, in harmonie.

Door de interactie met materialen als klei, hout of verf beleven de kinderen hoe verbonden zij zijn met de wereld. Kunstzinnige activiteiten brengen aan de kinderen de mogelijkheid om in vrijheid innerlijk actief te zijn terwijl ze tezelfdertijd worstelen met uiterlijke materie.

Net zoals bij vormtekeningen, vibreren het boetseren van vormen s 'nachts na in het onderbewuste. Verder biedt het boetseren versterking van ruimtelijke sensitiviteit en leren ze vormen waar te nemen en te kennen.

Voor het kind met een ontwikkelingsachterstand, een onmisbare hulp om zich beter in de wereld te plaatsen en met de wereld in wisselwerking te treden. Door het stimuleren van de tastzin wordt het taalvermogen verbeterd.

1b. Van een sfeer naar een driedimensionale ovale vorm

Na zo'n vijf-zes keer ervaring met het vormen van een zo mooi en harmonisch ronde vorm als mogelijk, krijgen de kinderen het steeds meer 'in de vingers' en verwerven ze een zekere vaardigheid.

Ook de kinderen met een ontwikkelingsachterstand kunnen ons vaak verrassen met wat ze aan kunnen leren; het is vaak een geval van gewenning, herhaling en interesse wekken. Uiteindelijk komt er veel meer tot stand als dat wij vooraf verwachtten. Als men bedenkt welken zintuiglijke en andere vermogens met deze oefeningen aangesproken worden, dan kan het duidelijk zijn dat elke gelegenheid om met de kinderen op deze wijze te werken, aan gegrepen moet worden. Ieder kleine stapje waarbij wij het kind kunnen helpen om beter van zijn/haar lichamelijke instrument gebruik te maken, is een geweldige kans dat hem gegund wordt om met net een klein beetje minder belemmering in het leven te mogen staan.

De sfeer is de basis voor alle gemetamorfoseerde vormen die hierna gemaakt zullen worden. Het is goed om de tijd te nemen om de kinderen bewust te maken van hun handen. Nadat ze een sfeer gemaakt hebben, kunnen wij als volgt verder gaan.

De aandacht wordt nu weer eerst op de handen gevestigd. " Kijk even naar je handen. Wat zie je? Kijk naar je vingers, waar ze uit je hand komen: het lijken wel stralen; beweeg ze even en kijk eens wat ze allemaal kunnen doen! Draai je hand om en kijk naar de holte van je hand, het wordt ook de palm van je hand genoemd. Je hand maakt een soort holletje, een kommetje. En je duim zit een beetje alleen; het kan heel goed bewegen. Het kan de andere vingers allemaal aanraken, kijk maar. (met de duim alle vingertoppen beurtelings aanraken) Daar waar je vingers aan je hand vast zitten, is je hand heel erg sterk. Dat gaan wij nu ook gebruiken om onze vorm verder te maken."

Soms voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand wel zo wijs om vooraf al ronde vormen klaar te hebben (van de vorige keer / tussendoor met individuele kinderen / rustig met de klei werken in het vrije spel tijd terwijl een paar kinderen toekijken of helpen)

Weer doet de leidster voor, de kinderen kijken eerst en wanneer het zover is dat ze mogen beginnen: " Ik heb de ronde bol in mijn handen; ik houd het zo vast dat ik zachtjes met de middelste deel van mijn hand kan drukken, naar boven en ook naar beneden. Ik draai het telkens een heel klein beetje en dan druk ik weer. Ik draai het steeds in dezelfde richting. Mijn klei bol wordt steeds een beetje langer. Hij rekt een beetje iedere keer als ik druk. Drukken, draaien, drukken, draaien. Neem nu je klei bol in je handen en probeer het ook; zo word jouw bal steeds een beetje langer. Onze ronde vorm wordt steeds langer en dunner."

"Zet nu je klei even weer neer en kijk naar je kleivorm. Als jij het rechtop op je handpalm zet, zie je dat jou vorm nu een boven en een onder gekregen heeft. Nu ga ik weer met mijn klei werken. Kijk maar goed wat ik doe. Ik druk de bovenste heften veel meer dan de onderste helften tot er een soort puntje gevormd wordt. Geen echte scherpe punt, maar een rond puntje. Aan de bovenkant wordt mijn vorm nu kleiner. Alleen rechte vingers en de punten van je vingers kunnen in dit werk helpen. Ik draai mijn vorm weer elke keer als ik gedrukt heb. Nu maak ik het puntje mooi rond en glad met mijn duim. Waar lijkt mijn vorm nu op?" Demonstratie is de methode!

Het is een proces van voordoen, samen werken, stoppen, kijken, helpen, benoemen; iedere nu en dan even met de ogen dicht proberen te voelen en zelfs te werken. De volgende keer kijken wij naar onze vormen. Sommige zijn haast nog rond, anderen zijn hun vorm kwijt. Er wordt gekeken en besproken wat er waargenomen wordt.

Er zijn variaties mogelijk op deze vorm. Zo kunnen er de volgende keer een vorm gemaakt worden waar wij proberen om allebei de ronden punten even groot te maken. Deze vorm kan weer een aantal keren gemaakt wordt.

Door het steeds herhalen van de bewegingen en handgrepen worden de kinderen steeds vaardiger in het ritmisch en gelijkmatig draaien en drukken van de kleivormen om een onzichtbare as.

Het is geen makkelijke opgaven om boven meer druk te zetten dan onderaan. Daar zal veel geduld en hulp bij komen kijken. Zorg, zover mogelijk, dat de kinderen recht zitten. Zo kan er een stroom ontstaan tussen ruggengraat en schouderbladen, armen en handen. (uiteraard met compromis bij de kinderen met een lichamelijke handicap!)

2. De eerste transformatie van een ovaal naar een wigvorm

De eerste deuk in de ovale vorm wordt met de bal (muis) van de duim gemaakt. Het is een zeer elementaire ervaring voor de kinderen, Ze kruipen als het ware in de beweging die zij vroeger (onbewust) in hun eigen lichaam maakte toen ze aan de organen werkte met hun vormkrachten lichaam.

De deuk wordt verwerkt tot een zadelvlak.

Eerst vormen de kinderen weer een sfeer; het is goed om steeds hum aandacht naar hun handen te richten. "Jij weet nu hoe om een ronde bol te maken met de klei. Jij hebt ook geleerd om de bol te drukken met de sterke binnenkant van je hand terwijl jij het steeds draait en rekt om een ovale vorm te maken. Jij hebt ook nog een goede helper aan je hand, dat is je duim! Je duim kan nu helpen om iets te doen dat jij tot nu nog niet hebt geprobeerd. Kijk eens aan de onderkant van je duim. Daar heb jij een héél sterke plek. Wij noemen het de muis van je hand. Voel het maar."

Vervolgens demonstreert de leidster hoe ze een deuk in de sfeer maakt met de zijkant van haar hand.

Bij de kinderen met een ontwikkelingsachterstand zullen wij vaak zien dat de muis heel zwak ontwikkeld is; zij zullen veel hulp nodig hebben om genoeg kracht te kunnen zetten.

"Nu doe ik de klei in mijn ene hand en met mijn andere (werk) hand druk ik met de muis van mijn hand steeds krachtiger. (Het is beter om de deuk met een schuine hoek aan te brengen; het nestelt zich gemakkelijk in de ovale vorm.) Nu mogen jullie hetzelfde doen"

Het holle vlak wordt langzaam breder uitgewerkt. De leidster demonstreert hoe ze de gehele muis heen en weer beweegt in het pas gemaakte holle vlak. "Kijk, ik ga steeds heen en weer met mijn duim en daardoor maak ik het holle plekje steeds wijder" De uitdaging is om mooie overgangen te vormen tussen de holle vlak en de overige bolle vlakken van het ovaal. Laat de kinderen nu hun vorm voorzichtig vasthouden met beide handen en de vlakken bevoelen met hun duimen. Zo krijgen ze een gevoel voor de gehele vorm. Nu kunnen ze oneven delen met hun duimen uitvlakken en zo de vorm afmaken.

De zadelvorm kan twee of drie maal herhaald worden met verschillende ovaalvormen (twee gevormde punten hetzelfde; een meer gepunt en de ander meer gerond)

3. Van een sfeer naar een driedimensionaal

links-rechts symmetrische vorm doormiddel van een zadelvlak

Het ovaal leidt tot een asymmetrische vorm. Uitgaand van de sfeer, kunnen wij nu in bijzonder met de evenwichtszin aan de slag gaan. Ook de tastzin, gezichtszin, bewegingszin en levenszin wordt gestimuleerd en ontwikkeld en zijn allen behulpzaam om een goede links-rechtse symmetrie tot stand te brengen in een vorm.

In de tweede klas wordt tijdens het vormtekenen gewerkt met het spiegelen langs een verticale as. Een kind van 7/8 begrijpt een vorm rond een verticale as het makkelijkst omdat hij vanuit zijn eigen verticale lichaamspositie waarneemt. Daaraan kunnen wij ook zien hoe nauw verbonden het besef van symmetrie is met de beleving van het eigen evenwicht. De volgende stap in het werken met vormen is een transformatie van het beleven van de verticale as bij het vormtekenen.

Een ronde, gecentreerde vorm verschijnt in volledig evenwicht tussen binnen en buiten; het komt tot stand vanuit een ritmisch drukkende beweging tussen de twee geronde handpalmen.

Tot nu hebben de kinderen geoefend om een zadelvlak te maken in de ovale vorm vanuit de zijkant van het ovaal. Zij hebben nog niet gewerkt met boven/onder links/ rechts vanuit een besef van of gevoel voor symmetrie.

De volgende stap is een bewuste beleving van links/rechts in harmonie met boven/ beneden. Beginnend bij de sfeer, worden de kinderen als volgt verder geleidt: "Ik neem de ronde vorm in mijn ene hand en ik noem de plek waar het mijn hand raakt beneden. Ik doe de kant van mijn werkhand hier (laten zien) Dat is boven. Ik maak een deuk in het midden van de bovenkant, weer ga ik steeds heen en weer. Begin maar met jouw eigen klei werken"

Moedig de kinderen met verschillende handbewegingen aan om te ontdekken, door voelen en aanvoelen, de linker en rechter helften in evenwicht te brengen. Het is een hulp om de vorm even in beide handen vast te houden zodat de gebogen vingers om de rand vouwen en op het bovenvlak rust – maar het mag geen klauwende gebaar worden! (gebruik een beeld waar iets teder en zacht vast gehouden wordt in tegenstelling tot het krabben van een poes)

De handen omvouwen de vorm met twee symmetrische heuveltjes links en rechts. Met dit gebaar worden de kinderen uitgelokt om naar hun eigen vorm te kijken met het oog op links-rechts symmetrie. Ze 'onderzoeken' met hun ogen en ook met de 'kracht' (wil) van hun ogen.

Daarna kunnen ze weer oneven delen vlak maken, steeds zoekend naar evenwicht. Dan draaien wij de vormen om en kijken naar de 'achterkant' Doen dat een aantal keren. Zo ontwikkelen de kinderen ook het geduld om met aandacht te werken en steeds weer met hun blik te zoeken naar de symmetrie. Let zoals altijd naar mooie overgangen tussen naar binnen bewegende holle vlakken en gebolde vlakken. Er mogen geen hoekige randen ontstaan.

Tegen het einde van dit proces worden de kinderen gevraagd om hun vormen om te draaien, zodat het geboetseerde deel hun handpalmen raken. Met de andere hand kunnen ze nu voelen hoe de onderste deel van hun vorm dezelfde ronde vorm gehouden heeft. Alleen de bovenkant is veranderd van vorm!

De symmetrische vorm wordt ook een aantal keren gedaan. Het is goed om de eerste deuken heel vlak te houden zodat de rondheid van de vorm niet te drastisch verandert. Dan komt een links-rechtse symmetrie makkelijker tot stand. Wanneer de oefening herhaald wordt kunnen ze dan steeds dieper of wijder hol vlakken maken terwijl ze goed blijven letten op de symmetrie. Er kan steeds een ander focuspunt benadrukt worden. De ene keer letten wij er op dat de vorm mooi vol blijft en niet te dun en schriel, de andere keer letten wij vooral op het glad maken van het oppervlak.

4. Het transformeren van een links-rechtse symmetrische vorm

naar een asymmetrische vorm

De volgende stap is om de bewust gevormde links-rechtse symmetrische vorm weer om te vormen naar een symmetrische vorm. Een kant wordt 'wakker' gemaakt terwijl de andere kant nog droomt. Zodoende ervaren de kinderen dat de 'taal' van vormen veelzijdig en levend is. De kinderen worden voorbereid om met enthousiasme de bewegingsvolle transformatie. Eerst maken ze een zelfde vorm als voorheen. Er kan bij voorbeeld tegen de kinderen gezegd wordt: jullie hebben nu de bovenkant van je vorm heel goed gevormd, met een linkerkant en een rechterkant. Maar het lijkt nog alsof het een beetje slaapt. Mijne ziet er ook maar een beetje uit alsof hij slaapt! Ik zou hem wel willen wakker maken met mijn warme handen. Kijk hoe ik het doen! Beweegt er al iets in het midden? De ene kant groeit en strekt; het wil naar boven en wil niet meer zo rond zijn dan eerst. Met mijn holle hand help ik hem heel voorzichtigjes. Ik meen van de klei van de onderkant en werkt het zachtjes en beetje bij beetje naar boven. Zo blijft hij wel een beetje rond. Tot nu bleef de andere kant gewoon door slapen. Maar nu wordt het ook wakker en gaat het zich ook een beetje rekken en strekken. Het kijkt er van op dat de andere kant zoveel gegroeid is! Zou het ook zoveel willen groeien? Nee, hoor! Het gaat gewoon weer een beetje rusten en wachten. Laat hem dat maar doen. Nu kunnen jullie ook jullie vormen wakker maken. Neem ze maar in je handen."

Nadat de kinderen een tijdje gewerkt hebben kunnen ze verder geholpen worden door als volgt aan te duiden: " Laten wij nu zachtjes met onze handen het weggetje voelen tussen de twee heuveltjes. Let op dat het heel zacht oploopt en weer heel zacht afloopt. Waar het ene kant overgaat naar de andere kant, moet het heel voorzichtig gebeuren; er moet geen diepe gevaarlijke kloof komen, met hoge steile kransen zoals wanneer jij in de bergen loopt! Ook van beneden moet het heel langzaam overgaan naar boven. " Het is belangrijk om uit te leggen en te demonstreren dat er een geleidelijke overgang moet zijn, niet abrupt. Gebruik je handen om verder te laten zien dat de hoek niet te schuin mag oplopen. Het blijft belangrijk om de kinderen voortdurend te begeleiden. De juf blijft steeds aan haar eigen klei werken terwijl de kinderen bezig zijn, niet alleen wanneer zij de vorm introduceert.

5. Van een ovale naar een links-rechtse symmetrische vorm

Na de vorige oefening is het vrij gemakkelijk om over te gaan naar het maken van een symmetrische vorm vanuit een ovaal. Zo maken weer een sfeer en laat die overgaan in een ovaal. Laat de kinderen dan de ovale vorm verticaal op de ene (linker) handpalm houden, met het smalle ronde topje boven. Dan maken zij een deuk in de bovenkant van het verticale ovaal, met de muis van hun hand waar het lukt. Zoals al genoemd is deze deel van de hand bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand vaak te zwak. Probeer het wel samen met ze maar help met je eigen muis of laten ze de andere kant van hu hand gebruiken om een eerste aanzet te geven en dan met de duim verder uitdiepen 9voorzichtig dat er niet te veel klei verplaatst wordt op deze wijze.

Van hieruit wordt er op dezelfde wijze gewerkt als toen er een symmetrische vorm gemaakt werd vanuit de sfeer. Let er op dat de twee bobbels even groot blijven en dat het evenwicht behouden blijft. De overgangen moeten als het ware glad en gelijkmatig in elkaar over "glijden" Uiteindelijk wordt de vorm dan op het kleibord geplaatst met een beetje druk zodat er een soort bodempje ontstaat waarop de vorm kan staan. De kinderen moeten goed opletten dat hun vorm recht staat, want allen dan kun je de symmetrie behouden!

6. Van een sfeer naar een vlakgemaakte sfeer

In de eerste transformatie van de sfeervorm, hebben de kinderen geleerd om een ronde vorm te verticaal te verlengen, naar boven en naar beneden om zodoende een driedimensionale ovale vorm te creëren. Als een verdere stap hebben ze een buts in de zijkant van de ovale vorm gemaakt en een holle vlak aangebracht. Daarna maakten zij vormen die vanuit de sfeer begon, om daarnaast al tastend te exploreren, te ervaren en te oefenen hoe om links-rechtse symmetrie in een driedimensionale vorm te scheppen.

De achtjarige kinderen leren i(n het tweede schooljaar) hoe om in hun vormtekeningen links-rechtse symmetrische vormen te tekenen eer dat ze verder gaan met het tekenen van spiegelvormen langs een horizontale as. Dezelfde richtlijn geld bij het boetseren. De stap van links-rechts symmetrie naar boven-beneden symmetrie in een tweedimensionale vlak brengt echter een heel andere ervaring wanneer dezelfde beweging in een driedimensionale vlak gemaakt wordt.

Wij begeleiden de kinderen vanuit de sfeer als volgt te werken: "Ik doe de ronde bol in mijn linkerhand palm en geeft het een stevige steunplaats. Met mijn rechterhand (werkhand) druk ik zachtjes en voorzichtig van boven naar beneden. Ik druk overal met even veel kracht. Dan draai ik mijn vorm een beetje en druk weer voorzichtig naar beneden. Nu draai ik mijn vorm om zodat wat beneden was boven komt en wat beneden was naar boven wijst. Dan druk ik weer van boven naar beneden, weer draai ik mijn vorm een beetje en druk naar beneden. Pak nu maar jou sfeer op en doe wat ik gedaan heb!"

Voor deze oefening is het zaak om de sfeer aan de zijkanten vlak te maken op zo een wijze dat er nog steeds een ronding blijft. Wij gebruiken een horizontale middelvlak als denkbeeldige lijn om een om een symmetrische vorm te vormen dat in evenwicht is – een symmetrisch spiegelbeeld met een ronding naar boven en naar beneden (lijkt een beetje op een vliegende schotel)

Wordt vervolgd...

© Helend opvoeden  2025

naar boven