De Romeinen
Het leerplan - zesde klas
Het romeinse rijk
Rome was een prachtige stad. Het was gebouwd op zeven heuvels. Een volksstam genoemd de Latijnen, gingen zich daar vestigen zo'n 3000 jaar geleden. Dat was in die tijd toen Nanti en Borko aan de Dommel woonden, en toen Wawona in het verre Amerika nog maar een héél jong boompje was!
Het was een goede plaats om te gaan wonen. Vanaf de heuveltoppen konden de Latijnen vijanden van ver zien aankomen. Er was een rivier, de Tiber, dat water gaf. De mensen konden makkelijk per boot reizen naar zee. Overal in de omgeving verrezen kleine dorpjes en zo vormde uiteindelijk de stad Rome zich.
De Romeinen hadden vaak ruzie met hun buren. Ze werden aangevallen door de Etrusken. In het zuiden leefden de machtige Grieken. De Grieken waren slim en ze wisten heel veel. De Romeinen leerden veel van ze.
Daar waren prachtige tempels, paleizen en theaters in Rome. Ze hadden ook baden, die meer leken op kleine zwembadjes! Ze hadden niet een eigen bad in huis zoals wij, maar baden waar iedereen mocht komen. Ze kwamen gezellig bij elkaar om een bad te nemen. Ze hadden ook andere ontmoetingsplaatsen in de stad. De Romeinen hielden van praten! Ze kwamen bijeen om naar elkaar te luisteren. De beste sprekers waren belangrijke mensen in Rome!
Ze werden de baas over grote landstreken, namen de mensen gevangen en gebruikten ze als slaven. Ook maakten ze vele schatten zo bij elkaar. Zo was het Romeinse rijk groot en sterk geworden. Rondom Rome waren er vele bergstammen en die waren lastig. Om machtig en sterk te blijven moet er vaak oorlogen gevoerd worden. Er zijn altijd andere volken of groepen die ook machtig en rijk willen zijn; dan vallen ze aan en proberen de macht over te nemen. Ze nemen ook veel buit mee. Alles behoort dan aan de overwinnaar en de verliezer heeft het zwaar te verduren. Soms willen ze alleen vee of graan stelen. De Romeinse soldaten oefenden vaak en ze hadden goede kleding. Ze droegen beschermende kleding (harnassen en helmen) en schilden. Ze hadden korte zwaarden en werpsperen. Bij een aanval vormden groepjes soldaten soms een schilpadschild! Ze hielden hun schilden om de groep en over hun hoofd. Zo konden de vijandige wapens ze niet raken! Het Romeinse leger veroverde veel andere landen en lijfde ook nieuwe soldaten in uit de legers die het verslagen had. Deze hulptroepen waren heel handig, omdat ze de omgeving kenden.
Zo gebeurde het dat er een volk vanuit een veel verdere streek, vanuit Afrika, kwam om het tegen de Romeinen op te nemen. Dat waren de Carthagers. De Cartagers hadden een generaal met de naam Hannibal. Hij viel Italië binnen met 35.000 man en 30 olifanten! De Carthaagse soldaten zaten op de olifanten en schoot met hun bogen op de Romeinen. Ze konden zo goed mikken en wonnen steeds alle slagen. Dat ging zo een lange tijd door, maar uiteindelijk werd Hannibal gelukkig verslagen.
De rijke mensen in Rome leidden een luilekker leven. Ze hadden grote huizen, goed eten en slaven om het werk te doen en deden zelf geen werk meer. De slaven poetsten hun huis en werkten op hun akkers. De slaven werden gekocht op de marktplaats! Ze hadden vaak een moeilijk leven. Ze werkten hard voor weinig voedsel en ze werden geslagen. Maar soms waren er ook Romeinen die goed waren voor hun slaven. Ze gaven hun zelfs weer hun vrijheid terug! De rijken daarentegen, hadden een luxe leven, vierden vaak feest en letten niet meer zo nauw op hun vijanden. De jongens met rijke ouders mochten ook les krijgen. Dat gebeurde thuis of op school. Vaak was de leraar een wijze man uit Griekenland.
De meeste mensen moesten werken om aan geld te komen. Soms waren de mensen zo arm dat ze nauwelijks genoeg hadden om te eten. Sommige mensen werden handelaren. Met schepen haalden ze spullen uit andere landen, zoals wol en graan, maar ook luxe artikelen zoals barnsteen. Daar maakten ze sieraden van. Anderen verkochten zelfgemaakte waren, zoals voedsel en kleren.
De rijke inwoners van Rome hadden veel vrije tijd. Daar werd gezorgd voor veel vertier op vrije dagen. Daar werden toneelspelen opgevoerd in de vele theaters, er werden feestelijke maaltijden genoten en gevechten geregeld waar de mensen naar mochten kijken. Soms vochten ze tegen wilde dieren zoals leeuwen; soms vochten twee sterke mannen met elkaar. De gevechten waren wreed en gevaarlijk. Vaak kwam de verliezer er niet levend vanaf. Ze deden ook aan gevaarlijke sporten, zoals het strijdwagenrennen. De wagens kiepten nogal eens om, waardoor mensen en paarden gewond raakten. De toeschouwers raakten zo opgewonden dat ze met elkaar op de vuist gingen!
© Helend opvoeden 2025
