menu

E. Klas vier - groep 6

Schilderen  

Algemeen

In de vierde klas bewegen wij van zielen- naar natuurstemming. Het kind van 9/10 jaar krijgt een nieuwe verhouding tot de wereld; hij begint om de wereld om hem heen bewuster op te nemen. Zelfs de blik in zijn ogen verandert van verwachtingsvol naar vragend. Soms is hij kritisch beoordelend; ook zelfkritiek komt te pas. Hij ziet 'fouten' bij de ander en bij zichzelf. De stroom van sympathie naar de volwassenen verdwijnt. Het leert eenzaamheid kennen, beleeft de dood. Ineens is het bang in de donker of om alleen te zijn. Soms verbloemt het zijn onzekerheid met brutaliteit.

De schildermotieven vinden wij nu in de fenomenen van de verschijningswereld. Deze laten oefenen en ze leren om de in de natuur werkende krachten te herkennen. Er vindt een metamorfose plaats van zielenstemming naar natuurstemming; de blik richt zich naar buiten.

Mens- en dierkunde, aardrijkskunde en landschappen,

Germaanse mythologie

Dieren in de verschillende elementen – wei, water, lucht. Ze vormen, voeden en kleuren zich naar hun omgeving. Wij proberen een brug te bouwen tussen de aardse verschijning en de scheppende krachten, werkzaam in de verschillende dieren. De kinderen ontdekken de natuur opnieuw met verbazing; de voorheen vanzelfsprekende komt als nieuw tevoorschijn; belangstelling voor de omgeving wordt gewekt door de nieuwe invalshoek. Wat voorheen innerlijk beleefd werd, wordt nu gevonden in beeld en vorm binnen de natuurrijken.

Reine en heldere kleuren kunnen nu verduisterd worden met bruinen en grijzen.

Aarde- en schaduwkleuren als bodem voor de dieren.

Verbinding met het aarde-element is belangrijk.

Onderscheid tussen warme en koude kleuren kunnen gecombineerd worden met de vier elementen als weg naar landschapschilderen. Motieven kunnen ontleend worden aan de verhalen uit de Edda – Niflheim en Muspelheim.

Eerst de twee werelden laten schilderen met een warme vermiljoenrood en een koele pruisischblauw.

Fijne gevoelsnuances worden ontwikkeld door te leren onderscheiden tussen de koude en warme blauwen, warme en koudere roden.

Koel pruisisch- en warmer ultramarijnblauw; warme vermiljoen en koeler karmijn. Als tweede opdracht zouden de twee werelden met koele en warme blauwen geschilderd kunnen worden.

Beowulf, Uit de Kalevala

Ten opzichte van de jaarfeesten kunnen wij bijvoorbeeld vanuit de kleurklanken de madonna en kind schilderen, Michael en de draak, Sint-Jansvuur, Sinte-Maarten lichtjesfeest en dies meer.

Najaar - voorjaar

Aardrijkskunde

Oefeningen met koelere, zwaarder aardse kleuren beneden; warme, lichtere vlakken boven. Er ontstaat reeds een landschap met (kleur) perspectief.

Aardekleuren

Oranje:blauw - groen:rood - paars:geel

Aardekleuren verkrijgen door met twee primaire kleuren, een mengkleur te laten ontstaan en dan met de complementaire kleur licht laten overschilderen. Velen grijzen en bruinen zo te maken!

Geel en rood (oranje) met blauw er overheen; geel en blauw (groen) met rood er overheen; rood en blauw (paars) met geel er overheen.

Verder kleurgesprekken ten opzichten van landschap: warme en koude streken; natuurstemmingen (niet details). In de hogere klassen wordt er uitgebreid gekeken naar tijd van de dag, jaargetijden, plaats (klas 5/6) weersomstandigheden (klas 7/8) Voor nu willen wij alleen het karakteristieke van een landstreek door middel van de kleuren beleven:

  • Zorgen dat de kleuren een geheel vormen, ook al zijn er schrille contrasten.
  • Vooreerst een te sterke voorstelling vermijden.
  • De ervaringen van de kinderen naar boven halen en dan omzetten in kleurkwaliteiten.
  • Spreek de fantasiekrachten aan. Welke vreemde landstreken heb jij al bezocht? Hoe voelde het toen je er was?
  • Licht of donker?
  • Prettig of geheimzinnig?
  • Welke kleur kan dat uitdrukken?
  • Was de meer paarsblauw/ groenblauw?
  • Hoe zagen de bergen van ver eruit?
  • En toen je het beklom?

Nu begint een reeks avontuurlijke reizen door verschillende landschappen. – wij gaan rondreizen in de landschapskleuren; het waargenomene verinnerlijken en weergeven in een schilderopdracht. Belangrijk is het in gesprek komen. De ervaringen worden bewust gemaakt – werkt wekkend en activerend op het denken.

Achter elkaar geel, groen en blauw (reeks uit kleurencirkel) vlakken schilderen. Als jij er in zou lopen, hou zou dat voelen? Welke soort landschap zou het kunnen zijn? Doe hetzelfde met paars, rood en oranje, dan groen, geel en oranje.

Zo beleven de kinderen woestijn, oase en zee; ven, bos en meer; bergen, dalen en moerassen.

Vanuit de fantasie nu omgeving en belevenissen in detail levend beschrijven; de eigen binnenwereld wordt verbonden met een gegeven van buiten.

Landkaarten

Met het schilderen van landkaarten, wordt een brug geslagen tussen de feitelijke gegevens en de beleveniswereld van het kind. Nog geen symbolen of lijnen; kleur is de leidraad. Ontstaan van kaarten vanuit concrete situatie, school en omgeving. Veel later kunnen eventueel voorzichtig andere elementen als steden en wegen ingevoegd worden.

Verkennen van de kaart van Nederland vanuit standpunt van rug naar zee, kijkend naar de Rijn waar het binnenvloeit. Dan, bijvoorbeeld vanuit elementen lucht, aarde, water, temperatuur en lichtval, de gang van de rivier volgen tot bij de Gelderse Poort of zelfs zijn ontstaan in de Alpen. De omgeving vormgeven vanuit de eerst aangegeven grondstemming. Verder kennismaking met Europa en de landen die er deel van zijn vanuit de aardrijkskundelessen.

Mens- en dierkunde

De diervormen verschijnen vanuit de karakteristieke kleuren en bewegingen; het wezenlijke wordt uitgebeeld, nog niet een uitgevormde verschijning. Wat ligt aan de vorm van een dier ten grondslag? Hoe komt een dier tot vliegen? Welke elementen zijn betrokken? Wat is de essentiële van een koe?

Wij beginnen dus door de grondstemming en de kleuren die erbij horen te zoeken. Waar en hoe leeft het dier in de natuur, wat doet hij?

Een inktvis leeft in het water. Zijn leefomgeving is ijl en dun, vloeiend en in beweging; hij leeft in het spel van licht/donker, er zijn heen vaste vormen. Alle kleuren spiegelen zich in de grote bollen van de ogen; zijn vangarmen zijn groen-roze van kleur, zijn buik roze; het lijkt alsof kleurige zwevende wolken over zijn lijf bewegen; de inktvis ontstaat wevend en zwemmend vanuit een kleurenbad. Als er gevaar dreigt verdwijnt hij achter een donkere inktwolk.

Bij de vissen kan de omgeving donkerder gekleurd worden om het lichtende, spiegelende element van de schubben zichtbaar te maken; een walvis heeft een drijvende bloemachtige waterpartij als gestalte, zachte kleuren.

De kwaliteiten van een koe, echter, is de aardezwaarte; zijn spijsvertering werkt voordurend, heel de dag eet hij om dan even te liggen en te herkauwen terwijl zijn vier magen alles verteren. Hier zijn langdurige warmteprocessen werkzaam, een enorme activiteit: het vraagt om karmijnrood!

De koe liggend schilderen, met een krachtige kleurklank vanuit de spijsverteringsorganen starten, van daaruit groeiend borst en koporganen; omgeving met blauw en geel invullen; lucht en horizon is niet belangrijk; onderen het groen wat donkerder omdat de koe stevig op aarde uitgebeeld moet worden. De ruimtewerking wordt opgeroepen door de kleurvlakken, niet door de voorstelling zelf. De ogen ook inschilderen – het is een bezield wezen. Ten slotte de warme kleuren van de koe overschilderen met blauw; dat versterkt de indruk van rusten en harmonie.

Kleurenleer Steiner

Dieren met primaire (reine) kleuren blijven te kosmisch, zijn niet voldoende met de aarde verbonden; dat heft het blauw op. Door met blauw te sluieren wordt het glanskarakter afgedekt; het beeldkarakter komt te voorschijn en werkt indirect; glanskleuren drukken hun wezen direct in de kleur uit; bij de beeldkleur blijft het wezenlijke verborgen en werkt vandaar door; zo ontstaat beeldglans.

Blauw is de glans van de ziel. Het dier wordt bezield als er met blauw overheen geschilderd wordt; het werkt als een schaduw op de reine glanskleur en zo komt het beeldkarakter naar voren.

De adelaar: geel, goud, oranje aanpassen door het luchtelement er omheen hier en daar te versterken. Warme en koele kleurklanken; vanuit de kleine kop met zijn scherpe snavel de enorme vleugels diagonaal aanbrengen. Het is een luchtdier, zijn lichaam is alleen maar bagage. Hij voelt de lucht om hem heen en in hem als zijn eigen wezen; hij zweeft vrij rond in de lucht door de warmte in zijn lichaam, in en tussen zijn veren; gedragen door de warmte-element (thermiek) in zijn omgeving. Vliegt of valt het? Stijgt of daalt het?

Thermiek ontstaan waar wind tegen heuvels of bergen opbotst of waar luchtlagen warm, ijl en licht worden boven door zonnestraling opgewarmd terrein. Wanneer de lucht daarboven kouder is, zal de opgewarmde en dus lichtere lucht opstijgen en ontstaat er thermiek (= opwaartse stromingen in de lucht).

Met blauwe streken voorzichtig over zijn verenkleed; bruine tonen ontstaan; ze blijven glanzen, de adelaar is een zonnewezen. Als de omgeving onder de vogel zwaarder in de kleur gezet wordt, stuwt dat omhoog; dat kan verder versterkt worden door ook in de vogel krachtige kleuren te zetten.

Stappen bij het schilderen van dieren

Vind de grondstemming waarin het wezenlijke van het dier zich uitdrukt.

Visualiseer de gestalte; hoe past het zich aan zijn omgeving aan? Zo is er bij de vos, de muis of de eekhoorn het snelle beweging karakteristiek; het bijzondere van de leeuw, de olifant, de giraffe – waar ligt dat? Hoe beeld ik het uit? Veel hangt van de inzet en stimulering van de leraar af. De kinderen moeten innerlijk en zielsmatig meebewegen en actief worden.

Het uiterlijk waarneembare opnemen zodat het innerlijk rijk wordt, zo schilderen dat het de geestelijke werkelijkheid tegemoet treedt – als het ware van binnen opnieuw geboren en veranderd weergegeven wordt.

Aardekleuren gebruiken voor nachtstemmingen en voor dieren in en onder of dichtbij de grond.

In een volgende dierkundeperiode of in het volgende jaar kunnen minder bekende dieren ook behandeld en geschilderd worden.

Germaanse godenfiguren

De Germaanse mythologie verhaalt over de godenverduistering; de mens wordt van zijn geestelijke oorsprong verwijderd. Dit kan in de schilderles tot in het zwart worden voltrokken.

© Helend opvoeden  2025

naar boven