menu

De opvoeding van de wil

Boetseren  

Michael Howard

Deel 1

Geestelijke wil en etherische Individualiteit

De opvoeding van de toekomst zal veel waarde moeten hechten aan de aard van de wil en het gevoel – gevoel en wil wordt steeds meer aan henzelf overgelaten omdat er geen inzicht is in het werkelijke karakter van het willen is.

Rudolf Steiner, Het fundament van menselijke ervaring - vierde voordracht

De noodzaak voor inzicht in het willen

Wanneer we als ouders en opvoeders de volle menselijke potentiaal van de kinderen tot ontwikkeling willen brengen, zullen we voelen en willen met even veel inzicht en zorg moeten benadrukken als denken. Als we ons realiseren dat ons inzichten hier te kort schieten, is ons taak duidelijk uitgestippeld – we moeten wegen vinden om beter inzicht en begrip te ontwikkelen.

Willen wordt vaak over een kam geschoren met activiteit, met het in beweging brengen van ons ledematen. Als het bij het opvoeden van de wil alleen zouden gaan om het oefenen van de ledematen, dan is fysieke oefening al voldoende. Regelmatige gelegenheid voor het oefenen van de ledematen is belangrijk, maar er komt meer bij kijken om de wil tot ontwikkeling te brengen. Met onze ledematen komen we uiterlijk in beweging. Achter de ogenschijnlijke beweging is er ook een innerlijk bewegen van denken, gevoelens, begeerten en motiveringen. Wil is het innerlijke krachtenveld achter het uiterlijk zichtbare beweging van onze ledematen.

Het waarnemen van de wil

we nemen ogenschijnlijke handelingen, daden en hun gevolgen gemakkelijk waar bij anderen en bij onszelf. Kunnen we het willen zelf waarnemen? Kunnen we innerlijke activiteit net zo helder waarnemen en bewust worden als ogenschijnlijke activiteit? Om de wil op te voeden vanuit waar inzicht, vraagt om het vermogen om wil als innerlijke activiteit ook te leren waarnemen. Waar kunnen we het willen waarnemen?

Om een nieuwe vaardigheid aan te leren, zoals het leren fietsen, auto rijden, een nieuwe computerprogramma leren beheersen of om een gewoonte zoals roken af te leren, om geduldiger te zijn, of om minder koffie te drinken, vraagt om innerlijke activiteit. Als we deze innerlijke poging bewust waarnemen, zijn we niet bezig met een waarneming op uiterlijk zichtbare zintuiglijk gebied, maar met innerlijke waarneming. Hoe deze innerlijke kracht omschakelt naar een uiterlijk zichtbare activiteit, blijft grotendeels onbewust. We vormen een gedachte, een intentie; we bewegen onze handen en benen, maar we kunnen niet wakker waarnemen hoe een gedachte of een gevoel onze spieren tot beweging brengen. Sommige fysiologische en biochemische processen in onze lichamen kunnen wetenschappelijk nagespeurd worden; maar we zijn net zo min bewust van deze processen terwijl zij ingeschakeld worden, als dat we bewust zijn van de processen in een auto wanneer we ermee rijden. We worden ons innerlijke poging gewaar. Wanneer we een nieuwe vaardigheid aanleren zijn we veel meer bewust van ons innerlijke poging dan wanneer we het al eigen gemaakt hebben. Wanneer we innerlijke pogingen gewaar worden, is het een gewaarwording van de wil, in welke context ook.

Een boetseerleraar heeft de gelegenheid om waar te nemen hoe sommige studente met groot zelfvertrouwen en gebaar van grootse belangrijkheid, met een stuk natuurklei aan de slag gaat. Sommige van deze energieke studenten maken prachtige, welgevormde sculpturen; anderen echter, zullen de klei met geestdrift duwen en trekken maar nooit duidelijk uitgewerkte vormen produceren. In contrast zijn er weer studenten die zeer voorzichtig en gereserveerd aan de slag gaan. Soms zijn deze studenten zo vol inhibities dat zij, ook al worden zij gedetailleerde instructies gegeven, zwak en onduidelijke vormen creëren. Toch zijn het vaker dan ooit een van de studenten die meer schroom ten toon stel in het begin, dat later tot ieders verbazing (ook zichzelf) de mooiste en best uitgewerkte sculpturen maken..

Hoe kan dergelijke observaties de opvoeder nu helpen om de wil van het kind te ontwikkelen? Is overmoed en enthousiasme een uitdrukking van een sterk wil? Zijn passiviteit en inhibitie tekens van een zwakke wil? Wat heeft het vermogen om goed uitgewerkte vormen te produceren te maken met de wil? Reflecteert een vermogen om duidelijke vormen te produceren een sterk wil en een onvermogen hiertoe een zwakke wil?

Dit alles moet gerelativeerd worden maar de inzet van het kind. Het kan heel energiek werken en een goed welgevormde werkstuk leveren maar weinig moeite ervoor gedaan hebben, geen innerlijke inzet. Het mag zijn dat het kind begaafd is, maar het heeft veel wilsinzet nodig om zijn product te leveren. Een ander, even energiek kind mag misschien een minder goed gevormde sculptuur leveren, maar omdat hij juist een poging doet om zijn neiging tot vormloosheid te overwinnen, is zijn wil ten volle ingeschakeld en werkt de activiteit dus juist versterkend op de wil.

En het kind dat schroomvol is en vormloze sculpturen maakt? we kunnen gemakkelijk tot het oordeel komen dat dit kind een zwak ontwikkelde wil heeft. Maar hoewel een kind geblokkeerd kan zijn en zwak werk levert, kan hij nochtans een enorme innerlijke poging inzetten. Iemand die veel innerlijke en uiterlijke obstakels moet overwinnen, moet erg veel inzetten en versterkt en ontwikkelt zijn wil daarom enorm! De innerlijke poging om zijn wil te activeren mag misschien niet meteen zichtbare resultaten opleveren. Daarom is het altijd raadzaam om het innerlijke wils inzet niet naar het ogenschijnlijke resultaat te beoordelen. We moeten altijd in acht nemen dat er een aan tijd gebonden wetmatigheid nodig is bij een proces van innerlijke ontwikkeling. De tijd die nodig is voor een wils proces om vrucht te dragen, valt buiten menselijke controle – dat van het individu, zijn ouders en opvoeders. We moeten de poging doen maar het resultaat is in Gods hand.

we mogen de indruk hebben dat we kunnen bepalen wanneer een ander innerlijke inzet aan de dag leggen, en misschien is dit ook soms mogelijk. Maar te meer we ons bewust worden hoe weinig we eigenlijk van onze eigen wil bewust zijn, laat staan dat van en ander, hoe voorzichtiger en nederiger zullen we voelen over ons vermogen om de wils inzet op te voeden. Sommige opvoeders zullen voelen dat het nodig is om, welke vermogens zij zelf ook bezitten, hun best te doen. Anderen voelen zich misschien overweldigd door de verantwoordelijkheid en zullen niet meer willen oordelen omdat ze misschien foutief zouden oordelen. In beide gevallen hebben we alle rede om te streven naar een steeds helderder begrip en inzicht in het waarnemen van de wil.

Gewild denken

Als ouders en als opvoeders willen we graag in staat zijn om de ontwikkeling van de wil bij onze kinderen waar te kunnen nemen. Om dit doel te bereiken, zullen we beginnen met de wil in onszelf leren waar te nemen. We zullen hierbij niet op uiterlijke activiteit letten, maar het denken waar nemen! Neem bijvoorbeeld een lepel, pen of liniaal en houd je gedachten voor een paar minuten op dit voorwerp, met uitzondering van alle ander objecten. Zorg dat je gedachten niet afdwalen. Als het lukt om uitsluitend op dat ene object te focussen zonder je gedachten te laten afdwalen naar ongerelateerde onderwerpen na een paar seconden, ben jij een uitzondering! In het dagelijkse leven denken we misschien dat we onze gedachten in hand hebben, maar deze eenvoudige oefening werp een ander licht op deze aanname. De schrijver vertelt dan hoe hij zich het belang van deze denkoefening (door Steiner gegeven als hulpoefening voor de eigen ontwikkelingsweg) bewust werd. Hij zag een groep kanovaarders roeien in een wild stromende rivier. Het waren sterke en ervaren roeiers. Zij gingen met de stroom mee en toonde bijzondere expertise en konden doen wat zij wilden met de kano. Het leek wel of hun kunnen geen limiet hadden, zij roeiden zelfs tegen de stroom in, de tierende vloed konden ze zelfs de baas. Zij konden het heel lang volhouden, maar vroeg of laat was zelfs de sterkste en behendigste roeier uitgeput. Dan werden ze meteen door de woeste stroom meegesleurd.

De vaardigheid van deze roeiers kunnen we vergelijken met de vaardigheid van een denker die met zijn gedachten met zelfvertrouwen manoeuvreert in de denksfeer. Net als een beginnende roeier kan een mens bij zijn eerste pogingen om zijn denken te reguleren wild spetteren en zonder meer met de onbewuste gedachtestroom meegenomen wordt. Een logische denker, aan de andere kant, vertoont een grote behendigheid in het vrijelijk sturen en richten van zijn gedachten waar hij zelf heen wilt. Logische denken, echter, vloeit voort op een stroom van logische noodzakelijkheid. Hij is als de bedreven roeier die met de stroom mee roeit. Logische denken, in deze zin, is 'met de stroom mee' denken.

Alleen een denken dat de innerlijke wil inschakelt om gedachte op gedachte te bouwen, zonder door onnodige gedachten afgeleid te worden of door de logische denkstroom gemakkelijk meegenomen te worden, kan vergeleken wordt met de kanovaarder die tegen de stroom in kan varen. Het vermogen om zelfs een kleine reeks gedachten te vormen zonder enige dwingende factoren, al is dat maar voor even, is een denken dat tegen de stroom ingaat. Aan de andere kant stromen de gedachten van 's morgens vroeg tot 's avonds laat door ons heen terwijl we er grotendeels geen controle over of bewustzijn van hebben. Wanneer we proberen om zelf een reeks gedachten te vormen, komen we er pas achter hoe zwak we hierin zijn en dat het nauwelijks mogelijk is voor ons om de stroom die anderszins gewoon door ons heen stroomt, te stoppen. De zogenaamde vrijheid van denken die we dagelijks denken te bemachtigen, is eigenlijk niets anders dan het met de stroom mee denken. Denken, zoals we het in het gewone leven kennen, is eigenlijk onvrij denken. We zijn gedwongen om met de stroom dat willekeurig door ons heen fladdert en vliegt of dat met logische noodzaak verbonden is, mee te gaan. Om de dwingende kracht van deze twee denkvormen af te weren, kost innerlijke kracht en wilsinzet. Vrij denken is gewild denken.

Door een dergelijke oefening te doen, waarbij we een gedachtereeks op gang zetten rondom een gekozen voorwerp, worden we onze wilsactiviteit gewaar. We leren hoe om het denken in ons tot ontwikkeling te brengen. Onvrij denken wordt getransformeerd tot een vrijer denken. De grens tussen vrij en onvrij denken is niet strak afgebakend. In feite is het nodig om in het begin logisch denken te ontwikkelen, net als een roeier moeten leren om met de stroom mee te roeien voordat hij kan leren tegen de stroom in te roeien.

Denkende wil

Met een andere oefening kunnen we een andere dimensie van het willen observeren. We voeren een eenvoudige, onnodige en doelloze handeling uit. We kunnen bij voorbeeld een object van positie veranderen. We doen het voor een bepaalde tijd, dagelijks. Onze wil activeert deze handeling, maar er is een minimale fysieke activiteit van de ledematen nodig. De werkelijke uitdaging van deze oefening is het vinden van de wil om de oefening dagelijks te onthouden. In zoverre als dat we door nood of begeerte gedreven worden om een handeling uit te voeren, zijn we onvrij in onze willen. We zijn in dezelfde mate vrij, waarin we niet door uiterlijke of innerlijke noodzaak gedwongen worden tot actie. Wanneer we falen om deze oefening te doen, of enige andere handeling die niet noodgedwongen gedaan moet worden, openbaart het aan ons dat vrije wil niet gemakkelijk of vanzelfsprekend verworven wordt. We ontdekken dat de impulsen die ons tot een handeling aanzet, ook als een stroom door ons heen vloeit. We voelen ons vrij om de ene of de andere kant uit te roeien, maar uiteindelijk zijn we onbewust dat onze keuzes bijna altijd met de onbewuste wilstroom mee gaat en bijna nooit tegen deze stroom in gaat.

Vrijheid van keuze is niet hetzelfde als vrijheid van wil. In zoverre wil een onbewuste kracht is waardoor we tot activiteit komen, zijn we in werkelijkheid onvrij. We worden vrij in ons willen alleen wanneer we onze wilsimpulsen met ons denken doorlichten en zo onbewuste impulsen tot bewuste motieven verheffen. De bovenstaande oefening daagt ons uit om de handeling iedere dag opnieuw te denken. Door de daad te denken, worden we in staat om het te doen en ook om te weten waarom we het doen. Om bewust te zijn van onze motivering om tot actie over te gaan, is om het onbewuste (en dus onvrije) handelen te overwinnen. We moeten de wil activeren om het uit te voeren, maar sterker nog, we moeten de wil activeren om het te denken. Wil moet met denken doorstraald zijn om vrij te zijn. Vrije wil is denkende wil.

Vrije wil

We kunnen gaan waar we willen, zeggen wat we willen en doen wat we willen. Op het eerste gezicht lijkt het, ook voor onszelf, alsof we vrijheid van wil hebben. Zolang als van buitenaf geen obstructie ons in de weg staat om onze wil uit te voeren, zijn we gezegend met schijnbare vrije wil. Ogenschijnlijke vrijheid is een geschenk dat we niet zomaar als vanzelfsprekend moeten zien. Maar vrijheid van buiten is geen innerlijke vrijheid. Wanneer we van buiten onszelf gedreven wordt tot een handeling, zijn we fysiek onvrij. Ook wanneer we van binnenuit gedwongen worden tot een handeling over gaan, zijn we innerlijk, of geestelijk, onvrij. Vrijheid van buiten is iets dat iedere mens waardigheid geeft, maar het is onvolwaardig zonder de complementaire ontwikkeling van innerlijke vrijheid. Wanneer we innerlijk onvrij is terwijl we uiterlijke vrijheid bedrijven, is die uiterlijke vrijheid grotendeels illusie. Dat werkt ons eigen welzijn tegen. Er is veel verworven aan uiterlijke vrijheid in de laatste eeuwen. Een grote en moeilijke taak licht noch voor de mensheid, namelijk het leren begrijpen en waarderen van innerlijke vrijheid. Alle pogingen om vrijheid te verwerven zal alleen vrucht dragen als de mens leert om door het opvoeden en andere methoden innerlijke vrijheid te verkrijgen. Het is een waar mysterie. Wat is vrije wil? Wanneer zijn we onvrij in ons willen? Hoe kunnen we vrije wil verwerven? Het willen opvoeden, betekent dat vrije wil ontwikkeld moet worden.

Waarnemen van het " Ik "

Nu hebben we onze eigen wil waargenomen als een innerlijke inspanning om weerstand te bieden aan het (onbewust) voortstuwende denken. We hebben ervaren dat vrijheid van denken afhangt van de inschakeling van de wil bij de denkprocessen. Om de activiteiten van de wil te observeren, moeten we de wil inspannen. Dus, het observeren van onze wil betekent gelijktijdig de ontwikkeling ervan. We hebben verder ook een ander aspect van de wil ervaren als de voortstuwende, onbewuste kracht achter onze dagelijkse handelingen. Innerlijke vrijheid van de wil vraagt om vanuit onszelf gestuurde denken!

Wanneer we deze denk- en wilsoefeningen goed observeren, zullen we nog een andere ontdekking maken. Zodra we proberen om vrije denken te implementeren, dan merken we dat ons 'ik' de innerlijke inspanning bewerkstelligt om onze denken te richten. Net zo kunnen we observeren hoe ons 'ik' de gedachten vormt om de actie uit te voeren wanneer we bewust proberen om uit vrije wil te handelen. Het ontwikkelen van innerlijke vrijheid in denken en willen geeft de gelegenheid tot observatie van het 'ik' als de actieve richtinggevende factor. Het ik bepaalt hier de ideeën en wilsimpulsen die in ons leven. Het geeft niet hoe kort het eventjes lukt, we kunnen inderdaad ervaren dat we onze wil inspannen en daarmee gelijk versterken. Voor een vluchtig moment beleven we de verhoogde inspanning van de wil in ons als een verhoogd bewustzijn van ons 'Ik'. We beleven ons ik als sterker. De vraag "wat is de relatie tussen een sterke wil en een sterke ik" doemt op. Wat is een sterk 'Ik', een sterk individu? We zullen hierover helderheid moeten verkrijgen alvorens we een helder beeld kunnen vormen van de wil, voornamelijk de vrije wil. We zullen er ook achter moeten komen wat het verschil is tussen een sterk individu en een sterke persoonlijkheid!

Typerend voor een sterke persoonlijkheid is een sterke wil. Een dergelijk persoon heeft overvloedig energie en krijgt dingen voor elkaar. Een persoon met zo'n sterke persoonlijkheid heeft ook een sterke individualiteit indien hij of zij niet gedreven wordt en aldus handelt vanuit een vrije wil. Een zwakke individualiteit openbaart zich waar iemand met een (ogenschijnlijk) sterke wil niet meester is van zijn handelen en aldus innerlijk onvrij is. Op dezelfde wijze kan iemand die ogenschijnlijk een zwakke wil openbaart en dus gezien wordt als een zwakke persoonlijkheid, juist een sterke individualiteit openbaren. Het kan zichtbaar worden in de mate van innerlijke inspanning door hem of haar aan de dag gelegd om dit gebrek aan energie en initiatief te overwinnen.

Het vermogen om een mate van vrijheid in de wil tot ontwikkeling te brengen door het denken geeft tezelfdertijd de mogelijkheid om een overactieve wil te temmen of een te weinig actieve wil te stimuleren. Of iemand een sterke of zwakke persoonlijkheid heeft, een zwakke of sterke lichamelijke constitutie, is in de eerste plaats buiten zijn controle. Het is echter de individualiteit, het 'Ik' dat kiest om zich passief neer te leggen bij de gegeven constitutionele samenstelling of persoonlijkheid. Het is het 'ik' dat anderzijds kan besluiten om innerlijk actief te worden en onze oorspronkelijke grenzen te verleggen en te transformeren. Alle pogingen om ons gegeven lichamelijke en zielen constitutie te harmoniseren en te transformeren, hoe langzaam of bescheiden het mag zijn, zijn handelingen van ons 'Ik', van onze individualiteit. Het is juist door dergelijke innerlijk streven dat de persoonlijkheid ontwikkelt. Wanneer de ouders of de opvoeders de hele mens willen helpen om tot ontwikkeling te komen, moeten de kinderen alle mogelijke gelegenheden gegeven worden om het willen, voelen en denken te ontwikkelen. Het is even belangrijk dat alles in het werk gesteld worden om het potentiële 'Ik' te verzorgen en te voeden op een wijze dat het mogelijk maakt zo goed mogelijk in te kunnen grijpen in de lichamelijke en zielenconstitutie. De kinderen moeten geleid worden om hun volle potentiaal te kunnen bereiken. Niet alleen lichaam en ziel, maar ook de geestelijke individualiteit moet ondersteund worden bij het opvoedingsproces. Ieder kind is een unieke individualiteit en moet elke gelegenheid gegeven worden om zijn of haar volle individualiteit tot ontwikkeling te brengen. Wanneer de bovengenoemde gedachten bij ouders, opvoeders en andere verantwoordelijken bij de opvoeding van kinderen, niet alleen retoriek blijft, zal een besef ontstaan voor de noodzaak om de individualiteit in zijn ontwikkeling te steunen. Dit opstel is een poging om het karakter van de ontwikkeling van de wil te begrijpen om zodoende het karakter van de ontwikkeling van de individualiteit beter te begrijpen.

Verschillende wilsvlakken

Vanuit de hierboven behandelde aspecten van de wil, kan men drie soorten wil onderscheiden. We hebben gezien dat een zwakke of sterke persoonlijkheid iets geheel anders is dan een zwakke of sterke individualiteit; een zwakke of sterke lichamelijke constitutie is weer anders. Naar aanleiding van de beschrijving van boetseerlessen, ontdekten we dat sommigen met een grote hoeveelheid energie gezegend zijn, terwijl anderen er weinig van hebben. Deze soort energie is energie op fysieke/etherische vlak. We zouden het levenswil kunnen noemen. De mate waarin iemand goed gevormde sculpturen kan leveren, hangt af van het vermogen om denken, voelen en willen te integreren. De een kan misschien een goed beeldvormingvermogen hebben maar heeft een tekortkoming ten opzichte van het vermogen om zijn of haar handbewegingen op een wijze te beheersen waardoor het mogelijk is om de vorm in de klei zichtbaar te maken. Een ander kan misschien heel goed met zijn of haar handen de klei bewerken, maar heeft geen visualiseringvermogen. In beide gevallen is hier sprake van de wil binnen het astrale lichaam of ziel. We zullen wil op dit vlak, zielenwil gaan noemen. Dan is er als laatste de mate van inzet door een leerling aan de dag gelegd om een belemmering op zielen- of lichamelijk gebied te overwinnen. Dit is een wil dat zijn oorsprong in het 'Ik' heeft en die we de geestwil kunnen noemen. Om de wil op te voeden, moeten we eerst helder hebben van welk vlak van de wil sprake is. We moeten weten hoe deze wilsvlakken wezenlijk met elkaar verbonden zijn.

'Ik' individualiteit geestwil
Astraal lichaam persoonlijkheid zielenwil
Etherisch/fysiek lichamelijke constitutie levenswil

Het mag er uitzien dat ons begrip van de wil hierdoor steeds onduidelijker en ingewikkelder wordt. Het is net zo fout om iets eenvoudigs te ingewikkeld te maken als om iets ingewikkelds te zeer te vereenvoudigen. Laatstgenoemde is vaak het geval ten opzichte van ons inzichten in de wil. Veel verwarring wordt veroorzaakt omdat we de term 'wil' gebruiken om een breed spectrum van de werkelijkheid te benoemen. Probeer je eens een voorstelling te maken dat je wel een woord voor 'kleur' had, maar geen namen voor de verschillende kleuren. De Eskimo's hebben vele verschillende woorden voor sneeuw, omdat hun overleving afhangt van het vermogen om subtiele maar essentiële verschillen aan te duiden. Onze vermogen om de verschillende en subtiele variaties van de wil aan te duiden is ook belangrijk voor ons welzijn.

Er zijn drie soorten wil aangeduid, zij stemmen overeen met het drievoudige mensbeeld bestaande uit lichaam, ziel en geest .In de vierde lezing van 'De basis van menselijke ervaring' geeft Rudolf Steiner zeven soorten wil aan die corresponderen met het zevenvoudige mensbeeld.

Fysieke lichaam instinct
Etherische lichaam impuls/drijfveer
Astrale lichaam begeerte
Ego motivering
Geestzelf wens
Levensgeest intentie
Geestmens besluit

In het volgende deel zullen we nader ingaan op het belang van de zeven wilsvlakken, in bijzonder de hoogste drie. Voor nu concentreren we ons op de drie al genoemde vormen, namelijk levenswil, zielwil en geestwil. Om het een beetje te vereenvoudigen wordt fysiek en ether gecombineerd.

Wordt vervolgd...

© Helend opvoeden  2025

naar boven