menu

A. Jongste kinderen en kleuters

Schilderen  

Dit zijn de drie gouden regels voor de ontwikkeling van geheugen:

Concepten belasten het geheugen.
Een artistieke en fantasierijke presentatie bouwt het geheugen op.
Actieve betrokkenheid verankert het geheugen.

Rudolf Steiner

Schilderen met kinderen

Brunhilde Müller

Het boekje van Brunhild Müller is praktisch en is gebaseerd op de kleurentheorie van Goethe. Het toont aan dat schilderen met kinderen meer is dan zelfexpressie. Een belangrijke factor bij de ontwikkeling van kinderen is het activeren en levend houden van verbeeldingskracht en creativiteit. Deze vermogens komen juist vaak niet op een natuurlijke wijze tot ontwikkeling bij kinderen met ontwikkelingsstoornissen. Anderzijds kan er een soort 'wildgroei' van deze krachten optreden. Dan is het een hulp voor het kind om met de nodige begeleiding te leren kanaliseren en beheersen. Het is misschien nóg belangrijker voor deze kinderen dat wij ze daarin helpen en stimuleren. Het boekje is bedoeld als handleiding voor ouders en leerkrachten. Met de nodige aanpassingen, kan de leidster/leerkracht van kinderen met ontwikkelingsproblemen uit dit boekje een schat van tips en aanwijzingen putten.

Bovenstaande quotatie van Rudolf Steiner duidt al aan dat het schilderen een uitstekende medium kan zijn voor het thuisbrengen van leerstof aan onze kinderen. Het kan enerzijds een hulp zijn bij het wekken van interesse in de wereld of anderzijds om de wereld te ordenen en begrijpelijk te maken.

Kinderen met ontwikkelingsproblemen hebben óók recht op de ervaringen en mogelijkheden dat het werken met kleuren met zich meebrengt. Wij mogen ze het niet onthouden. Een schilderles eenmaal in de week is aan te bevelen. Hierbij wordt bedoeld het nat-in-nat schilderen met aquarelverf. Er is een groot verschil tussen het werken met de vloeibare, beweeglijke kleuren waarmee de kinderen zelf (of met onze hulp) schilderen, en het inkleuren van vooraf getekende vormen met harde lijnen (inkleurplaten) en vastgelegde vormen.

Volgens de aanwijzingen van Rudolf Steiner werd er met de kleuren in een opgeloste vorm gewerkt. Het karakter van de kleuren zijn zo beter beleefbaar en ze blijven beweeglijk. Het is ook belangrijk dat er met kleuren op waterbasis gewerkt wordt, zonder toevoeging van wit bindmiddel zoals bij posterverf. Het heldere, lichtdoorlaatbare element geeft de mogelijkheid om de kleuren in hun karakteristieke eigenschappen te ervaren. Het volgende beeld kan misschien helpen om een idee te vormen wat hiermee bedoeld wordt: vergelijk de kleuren van de regenboog (niet gebonden aan de materie) met een beschilderde houten boog.

Kleuren en het kind

Wij zien de glanzend blauwe lucht 's nachts bijna zwart, grijswit wolken vervloeien in mysterieuze violet; vlamt op in rood en glanst dan oranjegeel op. Het straalt in tere groen in de regenboog. Om ons heen verschijnt heel de wereld in kleur - wit sneeuw, grijs stenen, de blauwgroen zee, rode appels, groen weilanden, goudgeel korenlanden, violet bloemen, bruine koeien. Van jongs af aan zijn wij ondergedoken in de kleuren van onze omgeving.

Kinderen leven innerlijk heel diep mee met de kleuren in hun omgeving, hun gevoelens worden er sterk door beïnvloed. Bij jonge kinderen dringen de zintuiglijke indrukken erg diep door, tot in het lichamelijke. Baby's moeten bijvoorbeeld beschermd worden tegen sterk elektrisch licht. Kleuren brengen een gevoel van welbevinden of juist van ongemak. Een jong kind ervaart de complementaire kleur veel dieper dan de uiterlijk zichtbare – rood als het groen ziet en andersom (blauw/oranje en paars/geel zijn ook complementaire van elkaar).

De complementaire kleuren

Blauw: oranje

Rood: groen

Geel: paars

De morele waarde van de kleuren

Pluskleuren

Geel, geelrood en roodgeel

Geel is de kleur naaste aan het licht. Het is vrolijk, energiek en beweeglijk. Landschap door geel glas maakt blij, vrolijkt op; het verheldert en brengt warmte en activiteit, het gloeit. Als geel zuiver is, is het verblijdend. Als het vuil is, is het erg onaangenaam. (sulfer)

Roodgeel is donkerder, intenser, het heeft meer kracht en is vol pracht.

Geelrood is heel actief, energiek. Het is niet verbazend dat robuuste impulsieve en onverfijnde mensen deze kleur als favoriet kiezen! Kinderen kiezen vaak vermiljoen als zij het zelf voor het kiezen hebben….

Minuskleuren

Blauw, roodblauw en blauwrood

De minuskleuren hebben iets onrustigs, angstigs en beïnvloedbaar.

Blauw geeft een indruk van koudheid en laat ons aan schaduw denken. Een kamer met blauwe muren lijkt groter te zijn maar is tegelijkertijd kil en leeg.

Net zoals geel altijd iets lichts in zich draagt, zo brengt blauw iets donkers met zich mee. Net als de lucht of de veraf bergen blauw lijken, lijk het wel of een blauwe vlak van onze weg beweegt.

Roodblauw verdiept zich wat zachter tot rood en krijgt dan een actiever karakter, ook al is het aan de passieve kant. Het heeft echter eerder een ontstellende dan een activerende werking. Als het heel licht is, heet het lila. Deze lichte tint straalt iets levends uit maar zonder blijheid.

Rood verscherpt het gevoel van onrust. Probeer eens een vloer van een pure en diepgetinte blauwrood voor te stellen – het is bijna onuitstaanbaar. Als versiering, linten of kant op een jurk of ander ornamentele stukjes worden met in lichte tinten en met mate gebruikt. Dan heeft het een bijzondere aantrekkingskracht.

Rood heeft een geheel eigen karakter. Het geeft een indruk van ernst en statigheid (donker tinten), gracieus en aantrekkelijkheid (lichter tinten) Door glas heen lijkt een rode landschap zo intensief dat het afschrikt.

Groen ontstaat als geel en blauw in hun eigen zuivere karakter gemengd wordt. Het heeft een rustgevende werking op de ogen en op het gemoed wanneer de twee primaire kleuren in gelijke hoeveelheden aanwezig zijn.

Bij het hele jonge kind is de buitenwereld en binnenwereld nog haast een eenheid. De kwaliteiten van de kleuren worden haarfijn aangevoeld. Niet alleen de uiterlijke verschijning ervan maar ook de innerlijke kwaliteit beleven de kinderen diep in hun wezen. Het vermogen om het niet-materiële, wezenlijke van een kleur waar te nemen, verdwijnt als ze ouder worden. Tegen de tijd dat ze naar school gaan kunnen zij de kwaliteiten en de werking niet meer op deze wijze ervaren.

Het schilderen met waterverf

Naar het boekje van Brunhild Müller 'Painting with Children'

De kleuren laten zich het best naar hun ware karakteristieke kwaliteiten ervaren wanneer ze in vloeibare vorm aangeboden worden.

Het werken met kleuren en het ervaren van het scheppende vermogen dat het met zich meebrengt is van primaire belang voor het jonge kind. Het kleine kind gaat geheel in de kleuren en in de activiteit op. Zonder schroom gebruikt het de kleuren, over elkaar, naast elkaar. Ze zijn volledig gefascineerd door wat er met de kleuren gebeurt.

Tegen de leeftijd van 3 of 4 jaar beginnen ze meer bewust om te gaan met de kleuren.

Eerst werd met geel geschilderd – 'Kijk, een engel!' Daarna wordt blauw toegevoegd - 'Hij is blij'

Daarna werd rood toegevoegd, toen weer blauw er bij tot...

Nog een laatste keertje in het geel dopen

Klaar!

Tegen de tijd dat het kind 4 of vijf jaar oud is, wordt het meer geïnteresseerd in wat ieder kleur doet en wat ermee gebeurt in het proces van vermenging met de andere kleuren; het beleeft er veel plezier aan en wilt het met anderen delen; de kinderen maken allerlei opmerkingen tijdens het schilderen.

"Mijn rood rust. Hij ligt op een blauw bed." (jongen, 4 ¾ jaar)

In hun verbeelding zien zij vanalles gebeuren in hun schilderingen. Men kan ze het best rustig laten spelen; ze volgen hun eigen vormkrachten in het kleurgebeuren; ze werken met een soort instinctieve doelgerichtheid.

Er zijn twee manieren van omgaan met de kleuren. Er kan met lijnen en vormen gewerkt worden en het daarna inkleuren. Het is meer een soort 'tekenen' Het is een analytische proces en het is moeilijker om het kleurenspel tot stand te brengen.

Eend (meisje, 5 ¾ jaar). Omlijnde vormen

Kleurvlekken. Rood en geel, jongen, 3½ jaar

Er kunnen ook vlakken en vlekken naast elkaar gelegd worden. Dat is een echt schilderproces, de kleuren vloeien; de kinderen vinden het fijn om geholpen te worden om in de kleuren te duiken.

"Mijn oranje is erg blij, hij springt overal." (meisje, 4 ½ jaar)

Kasteel in de lucht (jongen, 5 ¼ jaar)

Een schat in een grot (meisje, 6 jaar)

Blauw-rood-geel (meisje, 10 jaar)

Voorbereiding

Schilderen met aquarel vergt voorbereidingstijd. Het is deel van de schilderles en fijn als de kinderen erbij betrokken kunnen worden.

Voor hele jonge kinderen (en heilpedagogische kinderen – N.) is het beter om de verf vooraf tot de gewenste sterkte te vermengen. Begin met een deel verf op twee delen water en voeg water toe tot de juiste oplossing gevonden wordt.

Papier nat maken door onderdompeling/zachtjes met een spons van boven naar beneden, van links naar rechts of van het midden straalsgewijs naar buiten. Een verstuivende sproei, bij voorbeeld een plantensproeier, werkt ook goed. De heilpedagogische kinderen kunnen de sproei gebruiken zonder om het papier te beschadigen. Niet wrijven of in cirkelbeweging, dat verkruimelt het papier.

Draai het papier om en maak ook de andere kant nat. Het mag noch een keer nodig zijn het papier om te draaien.

Verwijder overtollige vocht door een wit katoenen doekje (net zo groot als het papier) over het geheel te leggen en voorzichtig te deppen. Wanneer er geen spiegeling meer is, is het voldoende droog.

Zorg ook dat alle luchtbellen en kreuken verwijderd zijn. Beweeg de handen over het doekje (stervorm of van links na rechts/van boven naar onder).

Volgens de aanwijzingen van Rudolf Steiner werd er met de kleuren in een opgeloste vorm gewerkt. Het karakter van de kleuren zijn zo beter beleefbaar en ze blijven beweeglijk. Het is ook belangrijk dat er met kleuren op waterbasis gewerkt wordt, zonder toevoeging van wit bindmiddel zoals bij posterverf. Het heldere, lichtdoorlaatbare element geeft de mogelijkheid om de kleuren in hun karakteristieke eigenschappen te ervaren. Het volgende beeld kan misschien helpen om een idee te vormen wat hiermee bedoeld wordt: vergelijk de kleuren van de regenboog (niet gebonden aan de materie) met een beschilderde houten boog.

Bij de kleuters geven wij nog geen opdrachten. Wanneer een kind moeite heeft kan

richtlijnen doorgegeven worden, tijdens het voorbereiden, opmerkingen te maken als ' vandaag gaat blauw en rood toveren' of ' Ik vraag mij af wat geel vandaag aan blauw gaat vertellen' ' Vandaag wilt blauw alleen zijn' 'Twee rode broers gaan strijden. Wie is het sterkst van beiden?'

Zo wordt de werkrichting aangegeven en de creativiteit van de kinderen aangesproken. Bij de kleuter is het doorgaans niet zo een punt - ze gaan gewoon aan de slag en weten ook precies wanneer zij klaar zijn! Kinderen met een ontwikkelingsachterstand hebben vaak wel aanmoediging en hulp nodig.

Het schilderproces

Ieder kind zal op zijn eigen wijze schilderen. Kinderen in de eerste zevenjaarsfase worden geholpen als de leerkracht naast ze zitten en zelf schildert. Ze werken vrij en individueel maar het stimuleert (imitatiedrang)

Kleuren verhaaltjes kunnen verteld wordt als voorbereiding.

Een kleur kan een verjaardagfeestje vieren en centraal staan, de andere kleuren om hem heen.

Op een keer kwam Geel Blauw tegen. O, daar ben je! Ik zocht je al. Ze lachten en vielen elkaar in de armen. En ze waren zo gelukkig dat ze zo groen als gras werden!

Blauw, geel en oranje spelen samen (jongen, 8 jaar)

Een gloeiend, glanzend rood en een stralend heldere geel waren vrienden.

"Ik wil net zo helder stralen als jij, Geel", zei Rood.

"En ik wil net zo gloeien als jij, Rood", zei Geel

Toen gaf Geel een beetje van zijn helder stralende licht aan Rood, en Rood gaf een beetje van zijn warm gloeiende glans aan Geel.

Blauw is jarig (jongen, 6 jaar)

Blauw is jarig (meisje, 8½ jaar)

Schilderen door de seizoenen

Kleurstemmingen kunnen tot stand komen door de keuze van kleuren. Door het schilderen worden de kinderen gestimuleerd om het natuurgebeuren door het jaar heen te ervaren en meer bewust te beleven.

Winter – blauw in alle tonen, van licht tot donker.

Lente - Citroengeel en Pruisisch blauw om lichte groen tot stand te laten komen; licht en donker schept een nieuw element; twee elementen ontmoeten en schenken in de ontmoeting hun eigen identiteit weg. Bloemenpracht kan weergegeven wordt met sterker kleuren: geel, vermiljoen. Een vrolijke Paasstemming komt tot stand door rode, gele en blauwe vlekken aan te brengen op een gele achtergrond.

Zomer – Warme rood, stralende geel en glanzende oranje. Rood als moedige held op weg naar slagveld, zijn metgezel geel verlicht de weg.

Met alle kleuren schilderen (meisje, 7 jaar)

Herfst – Gebruik alle kleuren tot de uitbundige volheid van de herfststemming tot stand komt.

Herfstboom (jongen, 7 jaar)

Hallo'ween – Rode, blauwe en gele vlekken. Rood is de tovenaar, hij verandert alle blauw en geel. Blauw wordt paars, geel wordt oranje.

Vandaag gaat Rood, de tovenaar, op stap.
Hij vindt Geel al heel rap
En maakt hem oranje, snip snip snap.

Sommige kinderen hebben veel haast en zijn snel klaar. Wij kunnen ze helpen door het versje te herhalen of door humor in te schakelen. Opmerkingen als: 'Kijk, jouw geel wil verder gaan', 'Rood heeft noch geen goede morgen aan Blauw gezegd' of 'Geel wil iets aan Blauw geven', kan aanmoedigen om met meer aandacht verder te schilderen.

Wanneer wij het schilderen vergezellen met verhaaltjes of versjes, helpen de kinderen om zich meer intens met de kleuren te verbinden. Er wordt met de kleuren gesproken, ze worden verpersoonlijkt. De kinderen leren de karakteristieke eigenschappen van de kleuren beter kennen wanneer de kleuren spreken en handelen tijdens het schilderen.

Het is de activiteit, het proces dat belangrijk is, niet het resultaat. Bij het kleine kind lijkt het vaak alsof de schildering als vanzelf tot stand komt.

Op een dag bedacht Rood en Blauw een zet,
Samen hadden ze dolle pret.
Ze besloten zich te verstoppen,
En de anderen te foppen.
Rood werd blauw en Blauw werd rood,
O, de lol was groot!
Maar … nu kunnen zij elkaar niet meer vinden, zeg!
Want allebei zijn Paars geworden, wat een pech!

Versjes en verhaaltjes blijven zitten en bevorderen mentale beweeglijkheid. Dat leidt weer op zijn beurt tot rijker en gevarieerder concepten. Kinderen verschillen. Het ene kan sneller meegaan in de activiteit dan de ander. Het is belangrijk om met ieder rekening te houden – niet te abrupt met opruimen beginnen.

Het beleven van de kleuren

Hoewel kinderen boven twee of drie jaar oud werken niet graag met net één kleur. Wij kunnen ze echter leren om meer nuancen met een kleur te bewerkstelligen. Door de kleur lichter of donkerder aan te brengen, ontstaat variatie. Met blauw kunnen grotten of bergen met kransen ontstaan of water in beweging, met golfslag. Oudere kinderen willen graag meer vorm, daar is blauw goed voor. Rood alleen is niet fijn en met geel is het haast onmogelijk. De secondaire of mengkleuren hebben hun eigen karakteristieke eigenschappen.

In de natuur vindt men vele variatie en stemmingen van groen. Het kan serieus tot somber zijn (pijnbomen) In het weiland is het ontspannend en rustgevend. Violette en purperen tinten zijn gracieus en feestelijk; oranje vrolijk of zelfs agressief. Het is goed om de mengkleuren op het papier te laten ontstaan. De nieuwe kleur wordt gecreëerd vanuit de ontmoeting. Zo wordt het ontstaan van de nieuwe kleur een intense en eigen ervaring. Wanneer men echter met de karakteristieke eigenschappen van de mengkleuren wilt werken, moeten ze vooraf gemengd worden en niet pas op het papier ontstaan. Deze beide methoden hebben een heel andere uitwerking dan wanneer men het als 'lesje' brengt. De kinderen ervaren wat de kleuren aan de mensen en aan elkaar te vertellen hebben.

Natuurstemmingen

De ochtend is helder en men gebruikt sterke, actieve kleuren – goudgeel en vermiljoen. De avond karakteriseert men met ultramarine blauw, kobaltblauw met karmijnrood. Oranje en violet komen hieruit vanzelf tot stand. Bij een donderstorm kan zwart ook gebruik worden samen met blauw en geel. De kinderen vinden de grijze tinten die tot stand komen erg interessant.

Donderstorm (jongen, 11 jaar) Ochtend (jongen, 11jaar) Avond (jongen, 11 jaar)

Schilderproces van kleurenharmonie tot motief (meisje, 11 jaar)

Kobalt en ultramarijnblauw met goudgeel en vermiljoen. Eerst een kleurenstemming, dan verder uitwerken van de stemming om uiteindelijk zelf vormen te kiezen. Drie verschillende schilderingen. Er is een zekere voortgang, een ontvouwing vindt plaats. Uit het spelen met de kleuren ontstaat een bepaalde stemming en dat geeft aanleiding tot het motief en de objecten die geschilderd worden.

Perspectief ontstaat ook vanuit de kleuren zelf en de kinderen beleven het al doende. Blauw trekt terug, rood en geel komen naar voren.

Wanneer de kinderen met vloeiende kleuren werken (water basis, niet indikkende bindmiddel) geeft het hun de mogelijkheid om te schilderen wat in hen opkomen, de verbeeldingskrachten krijgen vrije teugels: kunstzinnige expressie wordt mogelijk gemaakt. Ze worden niet geremd door vaste contouren.

Kleurenspel (meisje, 10 jaar) schilderen wat jij ziet.

Bloemenweide (meisje, 10 jaar)

Lantaarnoptocht, Sint-Maarten (jongen, 7½ jaar)

Fantasie (jongen, 8½ jaar)

Eerst werd de blauwe kleurvlek gemaakt, daarna de groene vlak er onder. De lichte plekjes kwamen tot stand door waterdruppels en werden sterretjes in de stralende hemel, voor de jongen. Daarna werden de rode stippen aangebracht en daar overheen wat blauw – dat werden dwergen. De dwergen staan voor de groene berg.

Meisje, 8¾ jaar

Het kind begon met geel in het midden te plaatsen en daar omheen een zacht blauw aan te brengen. Toen de zachte groen tegen het blauw aan de onderkant. Daarna stipjes rood, geel en blauw in het groen. "Het is de Paaszon; de paaseieren liggen in het gras", zei ze toen!

Versjes om bij de schilderopdrachten gebruikt te worden, kunnen zelf gemaakt worden of men kan gedichten zoeken waarin de kleuren of stemmingen bij de opdracht passen.

De Lentevrouw

Jonkvrouw Lente met haar roze kroon
En een jurk van groen, zo schoon.
Overal in de plooitjes zo fijn,
Knopjes en twijgjes klein.
Als ze huilt, valt de regendrupjes neer,
Als ze lacht, schijnt de zon alweer.

Witte schapen

Witte schapen op een blauwe baan.
Is de wind stil, blijven jullie staan.
Maar jullie rennen weg
Met de wilde waaiewinden
Witte, witte schaapjes,
Waar kan ik jullie nu vinden?

Viooltjes

Jij zit zo stil te dromen,
Maar ik weet, viooltje klein
Ik weet waar jij vandaan komt
En hoe jij hier gekomen bent.

Toen God de hemel schiep
Toen het licht noch sliep,
Maakte hij gaatjes in de blauwe hemeldeken,
Dat heeft hij goed bekeken!

Kleine stukjes vielen naar beneden,
En waar wij nu de donk're bos betreden
Vinden wij vaak geurende blauwe stipjes
Hemeldroompjes, dat zijn de kleine viooltjes.

Paardenbloem

Paardenbloempje geel als goud,
Wat doe jij heel de dag?
Ik wacht en ik wacht in het groene gras
Tot de kind'ren met mij spelen mag.

Paardenbloempje geel als goud
Wat doe jij heel de nacht?
Ik wacht en ik wacht in het koele gras
Tot mijn haar wordt als witte vlas.

En wat doe je als je haar wit wordt,
En de kind'ren spelen mag?
Ze plukken mijn stengeltje af
En blazen mijn haartjes weg!

Rood in de herfst

Trippel-trap de kleine elf
Zat onder een paddenstoel, bij zichzelf.
Hij speelde een deuntje en staan
Onder de ronde, rode maan.
Zo klonk het liedje dat hij maakte:
Rood zijn de rozenbottels en de bessen.
En rood zijn de stralende klaprozen,
Rood zijn de glanzende lijsterbessen
Rood en goud de vallende blad'ren en de graan.
En rood is de oogsttijd maan.

Wintervreugde

Witte sterren vallen licht
En zacht neer op de aard'
Rode vlammen naar boven gericht,
Dansen in de knusse warme haard.
Een sprookjesland, witte bomen
In de gloed van de avondzon.
Kleine roodborstjes hupp'len rond
Op de wit besneeuwde grond.

Kleur

De wereld is vol met kleuren,
De herfst is weer gekomen.
Rood en goud de bladeren, bessen en zaden,
Bruine en gele eikels onder de bomen.
Amber de heide en purper de velden,
Groene appels in de boorden, zoete peren en bramen
Ze stralen in de zonneglans.
Een gouden fazant vliegt langs.

© Helend opvoeden  2025

naar boven