D. Klas drie - groep 5
Schilderen
In de derde klas vormen de zielenstemmingen en de dramatiek van de kleuren de rode draad. De thema's vinden wij in de vertelstof rondom de verhalen uit de Oude Testament. Dramatische hoogtepunten, tragiek en levensvreugde wisselen elkaar af, doormiddel van kleurkarakter en gebaar. Het kind van 8/9 beleeft de wereld nog als een eenheid, hoewel niet voor lang meer!
De scheppingsdagen, Noach en de ark, Jozef in de put en in Egypte, Mozes leidt de Israëlieten uit Egypte, David en Goliath, dat zijn maar een paar van de vele mogelijkheden.
Het schilderen van kleurencirkels, in elkaar overvloeiend of juist begrensd – vaste of oplossende eigenschappen. Het beeld de slapende en ontwakende elementen uit in kleur. Zachte overgangen met nuancen of juist schrille kleurvlakken krachtig naast elkaar. Mengen de kleuren zich of juist niet?
Kleurenstemmingen en gebaren:
Geel richt zich vanuit een middenpunt naar de omtrek, straalt naar buiten en wil niet begrensd zijn en neigt ijler te worden naar buiten.
Blauw keert zich tastend naar een midden, kan in zichzelf verzonken zijn.
Rood beweegt in zichzelf, zowel naar binnen als naar buiten.
De mengkleuren zijn nuanceringen van deze drie gebaren.
Schilderingen aan de hand van
een reeks scheppingsverhalen van Jacob Streit
De schepping kan ook in de kleuren zelf weergegeven worden. De scheiding van lucht, water, vuur en aarde hoeft nog niet realistisch gedaan te worden. Pas in de vierde klas is de kinderziel ontvankelijk om dat wat het buiten in de omgeving tegemoet komt ook te willen beantwoorden. Blauw wil graag vorm aannemen maar kan ook ijl en dun aangebracht worden. Geel kan vast en zwaar of begrensd zijn.
Grondstemming: het hele blad in een zachte warme en verwachtingsvolle karmijnrode gloed om te beginnen. Deze verdwijnt wonderlijk genoeg voor het oog, als er verder overheen geschilderd wordt! Het werkt wel verbindend en geeft een ondertoon van warmte. Bij andere opdrachten kunnen bijvoorbeeld ook geel of blauw als ondergrond gebruikt worden; het geheel verandert er wezenlijk door.
De formulering van de opdracht goed voorbereiden!
Opletten dat er niet met objecten, maar vanuit de kleur wordt gewerkt.
Voor begin: woest en leeg, chaos.
Dag 1 Scheiding tussen het licht en het donker. Het licht noemde Hij 'dag' en het donker 'nacht'.
Dag 2 Wolkenhemel, door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde.
Dag 3 Droge land 'aarde' en het water 'zeeën' gewassen, planten en bomen.
Dag 4 Lichten aan de hemel.
Dag 5 Vissen en vogels.
Dag 6 Kruipende dieren, mens.
Dag 7 Rust.
De overgang naar voorstellingen komt tot stand wanneer het kleurgebaar gestalte aanneemt. Tegen de tweede helft van het jaar zijn de meeste kinderen hieraan toe. Er moet goed mee omgegaan wordt. Details zijn nog niet aan de orde. De met woorden 'geschilderde' zelfbeelden wordt tot zielengebaar en nemen als het ware kleur aan. De motieven kunnen zijn vreugde, twijfel, slapen, dromen, droefheid, ontwaken, trouw of enige van de zielenstemmingen uit de verhaalstof.
Hoe beelden wij de woede van Mozes uit, de moed van David? Hoe voelt Jozef zich wanneer zijn broers hem in de put achterlaat? Vind hiervoor een naar binnen gekeerd, droef gebaar. Hoe voelt hij wanneer hij als een stralende koning zijn broers terugzien? Gebruik de grondstemming als basiskleur en versterk de achtergrond dan met een kleur. De scène waar Jozef in de put zit kan bijvoorbeeld geschilderd wordt met een blauwe (droefheid) basiskleur - hele papier hiermee bedekken. Daarna de achtergrond met een kleur bedekken, figuur van Jozef uitsparen en bijwerken met de basiskleur (gebaar van treurende eenzaamheid?)
Gebruikt men rood, wordt de omgeving paarsachtig; gebruikt men geel, wordt het groen. Onder de figuur ook bewerken met de tweede kleur, zodat hij niet zweeft.
Weer eens zijn er talloze mogelijkheden. Zo kunnen naast elkaar liggende kleuren voor grondstemming en gestalte gebruik worden – paarse gestalte in rode of blauwe omgeving, goudgele gestalte in groene of oranje omgeving. De karakteristieke kleuren (volgens Goethe) kunnen gebruik worden: geel bij blauw, rood bij geel, groen bij paars.
Zo kunnen bijvoorbeeld figuren uit de jaarfeesten als thema dienen. Geen sjablonen gebruiken! Wees voorzichtig met harde silhouetten – de onbeweeglijke, starre beelden bereiken het gevoelsleven niet. Het geheel moet in harmonie zijn. Zielenprocessen worden aangesproken en in gang gezet. Zeer belangrijk in de heilpedagogiek!
© Helend opvoeden 2025
