menu

Herfstversjes

Liedjes, spreuken en versjes  

Liggen geen appeltjes meer op de grond

Liggen geen appeltjes meer op de grond?
Heb je ze al in je mandje?
Dan gaan we weer op een drafje naar huis,
niet laten vallen hoor Jantje!
Morgen maakt moedertje appelgelei!
Ik mag haar helpen met vullen.
Eén potje wordt er voor jou één voor mij,
O, wat zullen we smullen!

Rupsje

Een rupsje kroop op ene herfstdag in een boom
Daar zat hij onder een baadje ingeschoven
Ik ga een beetje rusten, dacht hij
En spon een coconnetje met een draadje van zij
Heel de winter bleef hij in bed en sliep
Tot Lente kwam en en riep:
Wakker worden slaapkopje
Wakker worden, kruip maar uit je dopje!
Toen opende hij zijn oogjes op dié zonnige dag en...
O! Vloog zomaar weg. Hij was een vlinder geworden, zeg!

Wat hoor ik daar?

Wat hoor ik daar?
Zijn dat egeltjes? Echt waar?
De egeltjes zetten hun stekeltjes op
en schuifelen over de grond en het pad
zij peuzelen de rottende appeltjes op
die vinden zij onder het blad
de egeltjes helpen dus ook flink mee
zij eten hun buikjes goed rond
want slapen doen zij heel tevree,
als straks de winter komt.

In de tuin daar staat een boom

In de tuin daar staat een boom
die heet appele pappele mappele notenboom
Wie is de grote sterke man
die van de appele pappele mappele notenboom
de appele pappele mappele noten plukken kan?

De drie gedichtjes hierboven zijn uit de schoolkrant van de Vrije School Ede afkomstig.

De juf noemt geheel terecht dat het vaak niet te achterhalen is waar de liedjes en versjes ooit vandaan kwamen, zij stromen van alle kanten binnen en worden deel van het algemene repertoire van de Vrije Scholen en aanverwante instellingen.

Herfst

Gaat de herfst nu door het woud.
Blaadjes reeg'nen van de bomen;
Ziet, de wilde stormen komen.
Bomen staan nu kaal en kil,
Diep, heel diep in donk're aard'
Wordt gewerkt nu, en vergaard.
Naar de wijde hemelboog.

Mevrouw Spin

Dag mevrouw de spin, waar kom je vandaan.
Ik kom langs een draadje, zie je me gaan.
Nu weer naar boven, en op en neer.
Dag mevrouw de spin, tot de volgende keer.

Appel

Kijk daar ligt een appel, zomaar in het gras.
Dat appeltje is gevallen, omdat het klaar met groeien was.
Zie je dat kleine gaatje, dat heeft glubbertje gedaan.
Hij is in de appel gaan wonen, omdat die zo lekker smaakt.

Blaadjes

Bruine en gele blaadjes
Een loeiharde wind
Plassen vol regen
De herfst begint.

De zomer is ten einde, zegt de bruine beer
Het is zover, de winter komt alweer
De zomer is ten einde en in die holle boomstam daar
Ga ik voor mij een bed maken, voorwaar!

De zomer is ten einde, zeggen de groene grasjes,
Schudden maar, straks hebben wij allen gele jasjes
Ze zuchten en lieten zachtjes alle zaadjes vallen
In de bruine aarde lagen zij toen, met ze allen!

De zomer is ten einde, zegt de wilde woeste wind,
Alle dieren vluchten gezwind, voor dat hemels kind.
Hoog en laag stoeit hij met reuzengroot geweld,
Hij beukt en jaagt, alles wordt door hem gekweld.

De zomer is ten einde, zegt ook Koning Zon uiteindelijk,
Mijn vlam wordt zachter, minder fel mijn klik.
Ik stuur mijn warmste stralen nu naar andere oorden,
Ik ga naar zuider landen, ver-ver weg van't noorden.

Michaëlstijd

Ik verzamel moed en kracht

Ik verzamel moed en kracht. samentrekkend gebaar
Ben niet bang voor drakenmacht. zelfde gebaar, 4 keer stampen op de plaats
Michaël wil de strijd gaan voeren openend gebaar
Met de lichtkracht in mijn hart. het gebaar blijft, licht huppelen op de plaats

© Helend opvoeden  2025

naar boven