menu

Het leerplan - hoe kunnen wij het toepassen?

Alles wat zich op een fysiek-materiële wijze manifesteert - menselijke lichamen, dieren, planten, mineralen en hemellichamen - is het resultaat van (voorheen) geestelijke activiteit. Wanneer wij in staat zijn om onze aandacht van het materiële object te verschuiven naar het niet-materiële perspectief en proberen om alle natuurlijke verschijningen en de wetmatigheden er van te zien als de manifestaties van geestelijke wezens, weten wij ons gedwongen om het opvoedingsproces op een geheel andere wijze te benaderen.

Koude, abstracte ideeën liggen als brokken stenen in het innerlijke bewustzijn van een kind; warme, levende ideeën zullen zich uitbreiden en vergezellen het kind tijdens zijn opgroeiende jaren, ze zullen zich verdiepen en begrijpelijker worden met de tijd.

De leerstof in de Vrije School is niet hoofdzakelijk bedoeld als kennisoverdracht, maar ter ondersteuning van de ontwikkeling van de kinderen. In de voordrachten aan de eerste leraren, zegt Rudolf Steiner:

"In de allereerste plaats zullen wij ons er bij de toepassing van onze methoden bewust moeten zijn dat wij in zekere zin te maken zullen hebben met een harmonisering van de bovenste mens - de geest-ziel van de mens - met de lichamelijke organisme - de onderste mens. U zullen namelijk de leerstof niet moeten gebruikren op de wijze waarop het tot nu toe gebeurd is. U zult de lesstof in zekere zin moeten gebruiken als middel om de zielenkrachten en de lichaamskrachten van de mens tot de juiste ontwikkeling te brengen. Daarom gaat het voor u niet om de kennis als zodanig over te dragen, maar de kennis te hanteren als middel om de menselijke capaciteiten te ontwikkeling. U zult daarbij in de eerste plaats een onderscheid moeten maken tussen de kennis die eigenlijk op conventie berust, op afspraken die men gemaakt heeft - ook al is het niet alles precies en duidelijk uitgesproken - en de kennis die berust op inzicht in het wezen van de mens."

Uit: Opvoedkunst, eerste voordracht - Methodisch-didactische aanwijzingen van Rudolf Steiner

Uit de hierboven gequoteerde aanhaling is het duidelijk dat de hoofdzaak van een dergelijke pedagogische benaderingswijze en de daaruit voortvloeiende methodiek, niet alleen maar gaat om kennis en het aanleren van vaardigheden die zij nodig zullen hebben om uiteindelijk een carrièreopleiding te verkrijgen. Daarom kan het ook meteen helder zijn dat kinderen zonder de cognitieve capaciteiten voor het 'leren' zoals het in het gangbare onderwijs nodig is, ook baat hebben bij een dergelijke pedagogische benadering. Het is alleen nodig dat wij het leerplan aanpassen, zodat het ook toegankelijk wordt voor deze kinderen.

Voor de kinderen met een ontwikkelingsachterstand kunnen wij de leerstof op een kunstzinnige wijze leren brengen, terwijl wij daarmee tezelfdertijd helpen om de eenzijdigheden meer in balans te brengen of geblokkeerde aspecten telkens een klein beetje beter te laten stromen of op te heffen. Het gaat om hele kleine, langzame stapjes, vaak niet eens zichtbaar. Het zijn langzame processen. Er kunnen geen spectaculaire ontwikkelingsstappen verwacht worden, het gaat erom dat wij met de mogelijkheden ons gegeven, de kinderen willen helpen om hun latente mogelijkheden te bereiken; om, binnen de kaders van hun gegeven problematiek, kleine stapjes te kunnen maken op hun ontwikkelingsweg.

De mens is op drieledige wijze met de wereld verbonden. Een jong kind is direct met de wereld in verbinding via de bovenpool, de zenuwzintuigpool zowel als de onderpool, de metabolisch-ledenmatenpool. Het middengebied heeft nog veel steun van de omgeving nodig om tot ontwikkeling te komen. Het kind in de basisschool heeft steun nodig van de pedagoog om het middengebied te sterken en in evenwicht te brengen. Het opgroeiende kind moet leren om zich via het middengebied tussen de andere twee polen op een harmonische wijze met de wereld te verbinden, zodat het waarlijk mens te wordt.

Bij de drie lichamelijke gebieden (1. Zenuwzintuiggebied 2. Ademhaling en bloedsomloop of ritmische gebied 3. Metabolische processen en ledematen) horen onderscheidelijk de drie zielenactiviteiten: 1. Denken 2. Voelen 3. Willen.

Soms voert de ene pool de boventoon en verdringt de andere pool, soms zijn er eenzijdigheden of onderontwikkelde aspecten. Ieder mens heeft zijn eigen constitutie en daar zal het van afhangen hoe hij in de wereld staat, hoe hij zich met de wereld verbindt en hoe hij zijn levensweg bewandelt. Door dit algemeen geldende, basale constitutiebeelden als richtlijn te nemen, kan de pedagoog het kind ondersteuning bieden. Via het leerplan worden pedagogische en therapeutische maatregelen ook toegepast op de meer specifieke, zogenaamde heilpedagogische constitutiebeelden, waar het om een sterk afwijkende disharmonie gaat.

Daar waar eenzijdigheden of zwakheden naar voren treden, kan de pedagoog de lesstof voor de betreffende leeftijdsfase kunstzinnig verwerken en aanbieden op een harmoniserende, helende wijze.

Het vraagt van de pedagoog extra inzet en een zekere beweeglijkheid, om de lesstof zo aan te bieden, dat het voor deze kinderen ook te bevatten is. De stof moet op een kunstzinnige wijze toegankelijk gemaakt worden. Hierbij moet steeds in gedachten gehouden wordt dat het niet gaat om kennis overdracht of het aanleren van cognitieve vaardigheden, maar om steun op het integreren van de verschillende aspecten van de mens; om zodoende zijn of haar mogelijkheden op de best mogelijke manier te kunnen bereiken. De wil en gevoel zijn evenzeer menselijke kwaliteiten als het denkvermogen. Vaak liggen hun bijzondere kwaliteiten juist hier!


Website boordevol informatie, schilderingen en tekeningen uit de leerplan, voorbeelden van kinderen en volwassenen:

Video's van Eugene Schwartz:

© Helend opvoeden  2025

naar boven