Schilderopdrachten vanuit het leerplan
Schilderen
Schilderen op school
Uit: Schilderen op school – Dick Bruin & Attie Lichthart
Uitgever: Vrij Pedagogisch Centrum, Leerplan werkboek 7
Inleiding
Waar licht is, is ook schaduw.
Lichtervaringen: wolken, regen, mist.
Invloed van kleuren op de mens
Kleuren worden via de zintuigen ervaren; zij hebben een invloed op de innerlijke stemming. Kinderen zijn gevoeliger voor de werking van de kleuren. Kleuren hebben zelfs invloed op het stofwisselingsproces. Kijk maar eens hoe blozend de wangen van een kind worden als het vol overgaven aan het werken gaat met de kleuren!
Kleurentherapie: complementaire kleuren werken innerlijk door op de organen van kinderen onder 9 jr.
Rood: innerlijke werking = groen - voor onrustige kinderen.
Blauw: innerlijke werking = oranje - voor kinderen die te passief zijn.
Na het 9de jaar nemen ze meer afstand tot hun omgeving, de invloed van kleuren krijgt een ander karakter.
Bij de volwassene werkt de directe kleurwaarneming: rood activeert, groen brengt rust. Om opnieuw een verhouding tot de innerlijke werking van de complementaire kleuren te verkrijgen, is een bewuste poging nodig.
Opgave voor de pedagogie
Vele indrukken van buiten, wekken innerlijke reacties; hoe om evenwicht te vinden in dit spanningsveld – de ziel vormt zich uit dat wat als ideaal in onze voorstellingen leeft, dat voedt hem. De ziel wordt ook gestimuleerd door de scheppende wilskracht; twee polariteiten en gevoelsleven in het midden, evenwicht scheppend.
Het 'idee' komt tot helder bewustzijn en door enthousiasme wordt de wil geactiveerd om met onze handen in de praktijk gebracht/concreet gemaakt te worden.
OF
Onbewuste handelingen maken ons enthousiast en leidt daarna tot een idee.
Fysieke (adem) verbindt binnen en buiten (buitenwereld en binnenwereld).
Hart en bloedsomloop verbinden boven/beneden (denk- en wilspolen.).
Daarom is het schilderen des te meer belangrijk voor gehandicapte kinderen!
Het gevoelsleven slaat een brug tussen wezenlijk van elkaar verschillende kwaliteiten - denken en handelen - de ziel rijpt door nieuwe handelingen, gevoelens en gedachten, het groeit aan ervaringen. Afzondering van elkaar van de kwaliteiten denken, voelen en willen, werkt ziekmakend. Kunstzinnige activiteiten spreken alle drie deze kwaliteiten aan. In de ziel werken de kwaliteiten van willen, voelen en denken afzonderlijk maar toch in grote samenwerking; indien niet, ontstaat een te grote afstand tussen het innerlijke leven en de buitenwereld. Een gezonde zielenontwikkeling schept een eenheid. De kwaliteiten worden ontwikkeld om antwoord te kunnen geven op de vragen die van buiten komen en wekken ook intenties en inspiraties.
Voor schilderopdrachten is het goed om werkwoordtermen te gebruiken bij omschrijving van de opdracht (= proces/beweging). Er wordt een weg in de tijd afgelegd; zelfstandige naamwoorden zijn statisch.
Vroeger werden compositieschema's en verdwijnpunten gebruikt door schilders. Dat is vandaag niet meer aan de orde. Het gaat meer om het kleurenspel. Papier is niet driedimensionaal, het is een plat vlak. Schilderen is kleurvlakken aanbrengen.
Beeldhouwers hebben fysieke ruimte nodig, boetseren is werken met ruimte.
Tekenen is lijnen gebruiken om beweging/gebaar aan te brengen; vormtekeningen is bewegingen maken in de ruimte met de handen, voeten of lichaam. De lijn is de neerslag van de beweging, is gestolde beweging; het is ééndimensionaal: het oog volgt het gebaar van de lijn.
Kleurenleer van Goethe
Een wetenschappelijke maar niet materialistische kleurenleer.
- Licht/duisternis
- Polariteiten
- Metamorfose
- Intensifiëren (steigerung)
- De kleurencirkel is een door levende krachten ontstaan proces.
- De zuiver (reine) kleuren zijn blauw en geel.
Een verlicht medium dat voor de duisternis schuift laat blauwachtig-violette kleur ontstaan. Dat gebeurt dagelijks wanneer in de atmosfeer het blauw van de hemel zichtbaar wordt, de door de zon verlichte hemel schuift voor het zwarte heelal. Intensifiëren van blauw laat het blauwrood ontstaan.
Licht dat door het duister zichtbaar wordt verschijnt als rood/geel; dat ziet men bij zonsopkomst, zonsondergang. Geel, oranje en rood ontstaan dus als activiteit van het licht in de duisternis. Intensifiëren van geel laat de geelrode kleur ontstaan.
Als geelrood en blauwrood licht in elkaar instralen ontstaat het purper (magenta).
Als geel en blauw zich vermengen ontstaat groen.
"De kleuren zijn de hemelse en de aardse kinderen van de Elohim!" is een uitspraak van Goethe.
Rudolf Steiner zegt dat kleuren geestelijke wezens zijn die ten grondslag liggen van alle fysieke verschijningen.
De kleurencirkel komt tot stand vanuit processen en is een uitdrukking van levende krachten. Er zijn drie krachten werkzaam in de kleuren: licht, duisternis en de kracht van het evenwicht scheppen tussen de twee andere polen.
Een reis door de kleurencirkel
Beknopte kleurenleer voor de leraar
Bij het waarnemen van kleuren wordt men beelden en belevenissen gewaar. Het echt wezenlijke komt tevoorschijn, willekeur verdwijnt.
Goethe spreekt hierbij van een zintuiglijk-morele werkelijkheid. Alle kleuren, zegt hij, ontstaan vanuit het geel en het blauw.
Wanneer op deze wijze met de kleuren gewerkt wordt, ontstaat het ruimtelijke aspect vanuit de kleurenkwaliteiten en niet vanuit perspectief (verdwijnpunt). Weldra beweegt de ziel zich tussen wijkende en nader komende tendensen en karakteristieke eigenschappen worden ontdekt. Wij leren beweeglijk te zijn.
Wit
- Wit is de helderste schaduw van het licht.
- Het is in het perifere (omtrek) en breidt zich steeds uit.
- Het doorbreekt grenzen.
- Het is objectief.
- Het is koel.
- Het verliest snel zijn zuiverheid.
Zwart
- Is de donkerste schaduw van het licht.
- Is verwant aan de duisternis.
- Zoekt het middelpunt.
- Is hermetisch afsluitend; vormt.
- Heeft een naar binnen zuigende werking.
Geel
- De kleur dat het dichtst bij het licht staat.
- Op zijn zuiverst is het helder, opgewekt, monter.
- Het verruimt het hart en vrolijkt op.
- Het straalt, laat zich niet begrenzen.
- Het heeft een lachende, plagende, vermetele of bijdehante stemming, al na gelang het in de richting van rood of groen overgaat.
- Bij geringe onzuiverheid heeft het al een onaangename werking; roept schande, afschuw en mishagen op.
Oranje
- Geelrood komt altijd op ons af en spreekt ons aan, komt naar ons toe, vol levenswarmte.
- Het straalt.
- Oranje kan ons in verrukking brengen, tot aan het agressieve toe.
- Maakt ons krachtig, wij voelen sterk.
- Geeft enthousiasme en warmte.
- Is feestelijk.
- Lok je naar buiten.
Rood
- Rood voert ons midden in het leven, in het levende element.
- Kan plechtig, prachtig en hoogdravend zijn.
- Sterk en daardoor ook ernstig.
- Warm, trots, toornig of boos.
- Rood komt op ons af.
- Het is warm en gaat als het ware door je heen.
Roze
- Is het opgelichte rood.
- Mild en bekoorlijk.
- Herinnering van onze eeuwige jeugd, aan onze incarnatie.
- Teder, zacht en vertrouwd.
Lila
- Teer, net als roze.
- Kan ook koket en ijdel zijn of juist serieus.
- Op weg naar het blauw voert het ons naar de innerlijke diepte van het bestaan.
Violet/paars
- Naast het rood kan het zeer onrustig werken.
- Het neemt je mee, is dwingend.
- Het kan ook levendig zijn, maar dan zonder vrolijkheid.
- In het blauwviolet bescheiden en ingetogen tot aan een gevoel van kosmische heiligheid.
Blauw
- Is stil en omhullend of ontvangend maar anderzijds ook kil en koel.
- Het is afgesloten naar buiten.
- Vormt gemakkelijk contouren en silhouetten.
- Het kan rust uitstralen.
- Wijkt soms weg en geeft ruimte.
- Geeft me de ruimte om tot mezelf te komen.
- Trekt ons met zich mee, licht oneindig ver weg.
Groen
- Groen verspreidt rust en tevredenheid
- Werkt harmoniserend en is goed voor de gemoedsrust
- Kan ook saai zijn
De kleurencirkel
De kleurencirkel kan gebruikt wordt om te oriënteren op de zielenstemmingen dat het oproept. Het is een hulpmiddel bij de schilderles. Kijk en tast af; welke stemming of gevoel komt naar boven? Schrijf het achterop. Probeer de elementen te herkennen en de kwaliteiten of karakter te onderscheiden.
vreugde | verdriet | verlegenheid | sluwheid |
bedachtzaamheid | hoffelijkheid | ijdelheid | mystiek |
koket | gelouterd | filosofisch | deemoedig |
in zichzelf gekeerd | ontvangend | zuiver, puur | droevig |
afstandelijk | passief | bedaard | rustig |
saai | zeker | geërgerd | venijnig |
listig | fris | pienter | blij |
vrolijk | opgewekt | enthousiast | stralend |
verheugd | verrast | uitgelaten | fel |
fanatiek | actief | opdringerig | vertoornd |
boos | overmoedig | onstuimig | overweldigend |
krachtig | dapper | trots | waardig |
koninklijk |
Kleuren zijn kwaliteiten en niet eigenschappen van objecten
Kleurnuances: uitbeelden van bijvoeglijke naamwoorden
De zintuigen bij het schilderen
De zintuigen zijn pas op zevenjarige leeftijd zelfstandig; daarvoor leiden de waarnemingen niet tot bewustzijn, d.w.z. er is nog geen proces van waarneming – begrip – voorstelling tot stand gekomen. Bij het schoolgaande kind komt de interesse voor bruikbaarheid en betekenis van bepaalde indrukken naar voren; voorheen werden de krachten die hiervoor nodig zijn gebruikt voor het opbouwen van het lichaam (organen). Deze krachten komen nu vrij om de buitenwereld te veroveren.
De zintuigen zijn onze poorten naar de wereld. Het zijn 12 gebieden van indrukken en ervaringen; ze zijn allen met elkaar verbonden. Ze vormen een compositie van 3 keer 4 in de gebieden van willen, voelen en denken.
Het kleine kind is nog geheel overgegeven aan de zintuigindrukken; zijn denkwereld is nog aan tijd en plaats gebonden. Na 7jr kan het kind elementen uit het verleden goed verbinden met het heden. Een vrije voorstellingsvaardigheid treedt op en een groeiend herinneringsvermogen komt tot ontwikkeling, waardoor het kind leert te reproduceren.
Onderscheid tussen licht/donker verbetert zich, zowel als toonhoogte onderscheiding. Visuele indrukken zijn vaak blijvender dan auditieve. Een eigen zelfstandige zielenruimte ontwikkelt zich.
Het schilderen verlevendigt de zintuiglijke waarnemingen en heeft een gezonde werking op de ademhaling, bloedcirculatie en spijsvertering (levenszin).
De eerste vier zintuigen
De eerste vier zintuigen zijn lichamelijk gebonden, innerlijk gericht. Ze zijn belangrijk voor het zetten van de eerste stappen de wereld in. In de onderbouw zijn deze zintuigen een belangrijke basis waarop verstandelijke en gevoelsontwikkeling gebouwd kunnen worden. Voor het heilpedagogische kind is het van uiterst belang dat iedere gelegenheid gebruik wordt om de lichaamsgebonden zintuigen te stimuleren en te ontwikkelen.
Tastzin
Bij het schilderen wordt de tastzin gebruikt (huid, vingers en handen). Omgaan met de materialen is voorwaardescheppend: soort papier, penseel, spons, vocht en de reactie ervan op het papier, temperatuur: is het hard, zacht, vochtig, droog, koud? Hoe voelt het droge penseel aan als je ermee over de rug van je hand streelt? Over de palm/ en als het nat is?
Het is goed om de kinderen zo veel mogelijk zelf te leren doen.
Levenszin
Het waarnemen van het eigen lichaam; wordt verstoord door moeheid, honger, niet lekker in de huid zitten. Stemmingswisselingen werken op deze zin; rust en stilte / activiteit en passiviteit. Enthousiasme en lusteloosheid.
Kleuren wekken reacties op, positief maar ook negatief: niet te lang doorgaan of te eenzijdig!
Bewegingszin
Waarneming van de eigen beweging. Herhaling, samen doen en zien van de bewegingen om je heen. Aftasten met de ogen, de omtrek volgen.
Vormen en bewegingen leren omschrijven. Het is belangrijk dat het oog het penseel volgt.
Evenwichtszin
Het waarnemen van onze eigen in-evenwicht-zijn. Bij het schilderen hebben wij te maken met links/rechts, boven/onder. Door kleurenperspectief beleven wij voor en achter ruimtelijke richtingen worden afgetast met deze zin = gevoel voor compositie.
Indrukken met inherent contrast (mooi/lelijk) bij alle zintuigen. Relatie van kleuren met elkaar; de kleurvlakken worden voorstellingen. Waarnemen van eigen evenwicht.
De tweede vier zintuigen
De tweede groep van vier is betrokken op het zielenleven, het gevoel en de gewaarwordingswereld. De indrukken bergen altijd een contrast in zich: mooi of lelijk, goed of kwaad, lekker of vies, koud of warm. De kleuren wekken vaak reacties op vanuit de zielenzintuigen.
Warmtezin
Wordt bij het schilderen ook aangesproken. Warmteverschillen ervaren wij allen in verhouding tot onze eigen lichaamstemperatuur. Ook het innerlijk 'warmlopen' voor waar wij mee bezig zijn, activeert onze warmtezintuig. Enthousiasme wordt gewekt en wilsinzet komt tot stand.
Reukzin
Ook betrokken; bij de plantenverven worden etherische oliën gevoegd. Zorg dat de verf vers is!
Smaakzin
Niet zo actief; bepaalde kleuren wekken wel gevoelsmatig bepaalde geuren en smaken op.
Gezichtszin
Zeer betrokken. Wij zien direct wat we doen, hoe verhouden de kleuren zich tot de andere kleuren of hoe ze uitbreiden. Vlakken worden tot voorstellingen.
De derde vier zintuigen
De derde groep van vier is verwant aan de voorstellingen; op de buitenwereld gericht, heeft te maken met het tegemoet treden van de ander. Willen wij de ander ontmoeten, moeten wij deze zintuigen inschakelen. De ontwikkeling van deze zintuigen is afhankelijk van de 'lagere' zintuigen. Bij de inleiding tot de les en bij de nabespreking spreken wij deze vier zintuigen aan.
Gehoorzin
Toonzin; fysiek niveau. Betrokkenheid, ontvankelijk kunnen zijn.
Woordzin
Taalzin; etherisch niveau (gestalte/vorm).
Denkzin
Gedachte- of betekeniszin; astraal niveau.
Ik-zin
Waarnemen van het persoonlijke van het ander; geestelijk niveau.
Schildertechnieken
Monet
Impressie: indrukken van buitenaf
Johanna Walters, Zomerfeest
Expressie: uitdrukking naar buiten
Het zielenelement van de wereld spreekt in het wezen van de kleuren. Natuurstemmingen en menselijke zielenstemmingen kunnen in kleuren weergegeven worden. Aquarelverf (waterverf) is een doorschijnend medium en kan kleur- en gevoelsnuances goed weergeven en kleur met beweging verbinden.
Scheppende fantasiekrachten worden gebruikt in kleurbeleving en vormgeving. Kleur en water gaan een verbinding aan met gevormde en gekristalliseerde materie = een brug van dat wat al geworden is, naar een nieuwe vorm; helpt het ontwikkelen van het scheppende vermogen op een levende wijze tot stand brengen; vochtige kleuren drogen langzaam tot vaste vormen/overgangen.
- Het ontstaansproces is het belangrijkste.
- Beleven van en uitdrukking geven aan licht, lucht en water.
- Hoe minder verdicht het schildermateriaal, hoe meer kan het kleurwezen benaderd worden.
- Water is leven schenkend, kleurloos en daarom een goede drager.
- De engelen zijn bemiddelaars tussen het licht en de duisternis; vanuit hun activiteit ontstaan de kleuren.
- De frescoschilders van vroeger werkten in de vochtige kalkonderlaag; landschapsschilders werken graag in vochtige, waterrijke gebieden.
- Met aquarel kan het spiegelende element goed weergegeven worden (Turner).
- Zonsondergangen/opkomsten, de regenboog.
- Kosmisch gezien is lucht de schaduw van licht; water is de weerschijn, de schepping van de kleur. De ontstaan van de kleuren hangen samen met het waterelement; de kleuren sproeien zich uit over het luchtelement. Zo ontstaan het vloeibare, het waterelement.
- Plantenverven hebben veel lichtkracht; goed om ze met etherische oliën te vermengen.
Nat-in-nat techniek
Wij gebruiken vochtig papier, dat op een witte schilderplank wordt geplaatst en mat afgedept met een spons, zodat er geen spiegeling meer is. Zorgen dat alle luchtbellen eruit zijn. Blad voorzichtig opnemen en weer terugleggen.
Kleuren transparant opbrengen.
Na de les op de planken laten opdrogen.
Sluiertechniek
Deze techniek vraagt vaardigheid en geduld; een stevig papieroppervlak is vereist. Het natte papier wordt met plakband op een schilderbord aangebracht; dan laten drogen. De verf wordt aanvankelijk sterk verdund aangebracht.
Breidt de kleurlagen liefs vanuit een punt uit. Langzamerhand ontstaan intensieve kleurenkwaliteiten. Het werk ontstaat in de tijd; het is een proces. Het resultaat wordt pas aan het eind zichtbaar. De mogelijkheden openhouden door niet te snel in de vorm te schieten. Wanneer de vormen verstarren, is het moeilijk om in een proces te blijven.
Na iedere laag moet het papier eerst geheel opdrogen voor een volgende laag erop kan. Praktisch gezien kunnen er bijvoorbeeld iedere dag twee of drie schildersessies ingepland worden. Is het eenmaal opgezet, is hier maar 10 of 15 minuten voor nodig.
Een gulden regel is om geen vlakken met dezelfde vorm elkaar precies te laten overlappen. Zo droog mogelijk schilderen.
Kleurenspreuk
Aan de hemel spreidt zich de regenboog zo blij
Hier op aarde geeft hij de kleuren aan mij.
Geel jij brengt licht en jij glanst
Jij schittert, jij straalt en jij danst.
Blauw biedt omhulling en koele schaduwen,
Wijkt dan weer terug, stil en bescheiden.
Rood is koninklijk en vol moed
Brengt aan ons zijn warme gloed.
Mijn papier ligt te wachten
op de schenkende krachten
van de kleurige stralenkrans
met haar lichtende glans.
Afsluiten:
Op mijn papier spreidt zich nu de regenboog zo blij
Hij gaf zijn kleuren aan mij.
Geel bracht licht en glans,
Hij schittert, hij straalt, hij danst!
Blauw bracht omhulling en schaduw,
Hij wijkt terug, stil en bescheiden.
Rood zo koninklijk en vol moed
Bracht zijn warme gloed.
Mijn papier ligt te drogen
Met schenkende krachten,
Met kleurige stralenkrans,
Met lichtende glans.
© Helend opvoeden 2025
