Ritmen klappen, stampen, lopen
Bewegingsoefeningen
Doorgeef-spelletje (liedje)
Mooie gladde stenen
waar gaan jullie henen?
In de kring van hand tot hand,
straks weer netjes in de mand.
Wij zitten in de kring. Stenen in zakje laten horen, voelen (warm/koud), blazen (kleine ademoefening, vb. 2 korte of 1 lang) uitdelen. Beginnen door de stenen tegen elkaar te klappen met ieder twee steentjes in hand. Laat een kind met een kleine mandje bij ieder kind een steen weer ophalen. De overgebleven steen van eigen rechterhand naar linkerhand verplaatsen tijdens het zingen. Wanneer de trom geslagen wordt, moeten alle handen achter de rug. Het kind met de trom mag bij een andere (gekozen) kind raden of het zijn steentje in de linker- of rechterhand heeft.
Klapspelletje
Ik ben geboren in Frieseland.
Wij staan tegenover elkaar in paren. Wij klappen om de beurt in de eigen en in de handen van de partner. Kan later uitgebouwd worden naar ook oorkruis-klappen.
Ritme klappen/uitbouwen tot lopen en echo-klappen.
Wij klappen de accenten in onze handen, als dat goed gaat gaan wij lopen op de jambe (kort-lang):
Wij willen wand'len hand aan hand
En zoeken naar dat wonderland,
waar ligt de allerschoonste steen,
Die straalt een licht, ver om zich heen,
Behoeden willen wij de schat,
Die gouden licht werpt op ons pad.
Een ieder die de lichtsteen vindt,
Die weet, dat is het Christuskind.
Daarna, wanneer de eerste goed onder de knie is, de anapest (kort-kort-lang):
Hort hort hop – hort hort hop!
Gaat mijn paard in galop;
Over bergen en dal
Klinkt mijn horengeschal,
Hoor de echo klinkt na
Tra ra ra! — tra ra ra!
In een latere fase starten met korte ritmen naklappen - juf klapt en de kinderen klappen hetzelfde ritme na. Starten met de kring langslopen en individueel bij ieder kind langsgaan. Wanneer zij hier vertrouwd mee zijn, kan het ook met de hele groep gedaan wordt; ook nu kunnen de andere medewerkers individuele kinderen helpen. Starten met een eenvoudig ritme en hetzelfde voor iedereen; wanneer het goed gaat, eventueel ook een tweede ritme en soms wisselen - dus niet ieder kind hetzelfde ritme laten klappen (niet meer dan twee verschillende ritmen).
Voorbeeld: pittenzakoefening
Het pittenzakje wordt van de rechter- naar de linkerhand doorgegeven, terwijl het gedichtje gezegd wordt. Als dat goed lukt gaan wij ook proberen om de zakjes in de kring aan elkaar door te geven.
Heen en weer
Heen en weer,
Gaat de zak
Steeds maar weer
1
Gaat van links
T'rug naar rechts
Dan terug
Waar't begon.
2
Gaat zo rond,
Door de klas,
Komt weer t'rug,
Waar hij was.
Wij gooien de zakjes omhoog en vangen ze weer op; bewegen ze voor het eigen lichaam omhoog, naar het midden en omlaag; achter en voor het hoofd; om het middel van voor naar achteren; tussen de benen doorgeven; ook lemniscaat voor het eigen lichaam.
Doorgeven terwijl wij zingen:
Ik heb een zakje in mijn hand
Dat gaat reizend door het land
Is het hier, is het daar
Als je 't heb dan zeg je 't maar.
Beurtelings mag geraden worden wie het zakje heeft.
In het midden van de kring staat een mand. Wij proberen om de zakjes er in te werpen..
De timmerman
Met de handen een schaafbeweging maken en het versje ritmisch zeggen. De kinderen staan in paren tegenover elkaar en houden elkaar aan de polsen vast. Ze maken een ritmisch glijdende beweging terwijl het gedicht gezegd word. Bij de tweede strofe de polsen draaien, een handpalm wijst naar boven, de andere naar onderen. De vingers haken in bij de tegenoverstaande partner.
De timmerman zaagt met zijn zig-zag zaag
Met zijn zingende, zwingende zig-zag-zaag
Hij zwetst niet, hij kletst niet,
Hij zwoegt toch zo graag
Met zijn zingende, zwingende zig-zag-zaag.
De timmerman schaaft met zijn schaaf zo scherp,
Hij schaaft zo licht en zonder gesnerp.
Hij schaaft niet schuin, niet schots, niet scheef,
Maar vlak en nergens over de schreef.
Vader Jacob
Bij de regel Vader Jacob, Vader Jacob maak je twee bewegingen, bijv. een groot wijd gebaar bij het woordje Vader, bij Jacob handen tegen elkaar. Je gaat dus 2x van een groot gebaar naar een klein gebaar.
Op de regel slaapt gij nog? een slapengaan-gebaar maken.
Op alle klokken luiden: Alsof je een hele grote klok vast pakt in je armen, die je heen en weer wiegt.
Wild waait de wind
Klappen : op de eerste klemtoon in de handen van de partner, op de 2 volgende lettergrepen in de eigen handen klappen.
Wild waait de wind om mijn oren en
Nat valt de regen in vlagen en
Dan weer de zon door de wolken, o
Wind, toch wat wil je graag plagen.
Tikke takke regen
Tikke takke regen (op hoofd tikken)
tik tak op het dak
tikke takke regen op de wegen (op de eigen armen, dus overkruis)
plens, plens, plas, plas, plas (op de schouders)
drupjes op mijn regenjas. (2x) - links op links en rechts op rechts
Tweede keer: links op rechts en rechts op links
Scharen slijpen
Scharen slijpen, scharen slijpen | in eigen handen, in handen partner |
Is de beste kunst, | in eigen handen, in handen partner |
De rechterhand, de linkerhand, | afwisselend eigen, dan gekruist bij partner, r/l |
Die geef ik jou als onderpand | zelfde |
Hier heb je ze | neem ze mee in eigen handen, in handen partner |
Hier heb je ze | neem ze mee zelfde |
Hak- en teenoefening
Boer Krelis heeft zijn klompen aan, (hak)
Zijn kli-, kla-, kleppen klompen aan.
Van je klepperdeklep, van je klepperdeklep,
Zijn kli-, kla-, kleppen klompen aan.
Zijn vrouw wil naar de stad toe gaan, (teen)
En heeft haar hoge hakken aan.
Van je rikketikketik, van je rikketikketik,
En heeft haar hoge hakken aan.
We lopen door de klas, om de tafel heen.
Vier hamers: Rechterknie, linkerknie, rechterbeen, linkerbeen (stampen)
Een ritmeoefening
De kinderen klappen op het volgende ritme. Ze rijgen dit aaneen tot het stroomt.
kort kort lang
Wanneer dit redelijk lukt, springen ze op de lange.
Dansje
Loopoefening waarbij het tempo steeds verdubbelt:
Langzaam, langzaam kan ik gaan... dan iets sneller en weer staan.
Doorgeef-spelletje (liedje) 4/4 tijd
Mooi | e | glad | de |
1 | 2 | 3 | 4 |
Mooie gladde stenen
waar gaan jullie henen?
In de kring van hand tot hand,
straks weer netjes in de mand
Wij zitten in de kring. Stenen in zakje laten horen, voelen (warm/koud), blazen (kleine ademoefening, vb. 4 korte of 2 lange) uitdelen, onderhand het liedje zingen. Beginnen door metrum te klappen met ieder twee steentjes in hand. Laat een kind met een klein mandje bij ieder kind een steen weer ophalen. De overgebleven steen van eigen rechterhand naar linkerhand verplaatsen tijdens het zingen. Wanneer de trom geslagen wordt moeten alle handen achter de rug. Het kind met de trom mag bij een andere (gekozen) kind raden of het zijn steentje in de linker- of rechterhand heeft.
© Helend opvoeden 2025
