menu

Meer over de derde klas

Het leerplan - derde klas  

Een stukje ooit door een juf aan de ouders verteld tijdens een ouderavond

We vertellen verhalen. In de derde klas vertellen wij de verhalen van het Oude Testament, omdat bij deze leeftijdsperiode het ontdekkende, scheppende element de kinderen erg aanspreekt. Natuurlijk zijn er tal van verhalen te vertellen, maar juist die vertelstof is een leiddraad die we volgen, en die we eigenlijk van de Vrije Scholen zien: met onze verhalen volgen we de leeftijd van de kinderen. Het is niet goed alleen de intellectuele kwaliteiten aan te spreken. Juist ook het scheppende, beeldende is vormend voor de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid.

We kunnen ook enkele ambachten centraal stellen: beroepen waarbij echt zichtbaar met de handen gewerkt wordt: de bakker, kaarsen maken, metselen (de bank buiten is een voorbeeld van een werk van een 'derde' klas) . Brood bakken op de ene dag en op de volgende dag lekker opeten!

De activiteiten die we de kinderen aanbieden, variëren van textielbewerking tot brood bakken en van tekenen tot schilderen. Het is soms geleid werken, dus met hulp van ons, en soms kunnen de kinderen meer zelfstandig aan de slag.

Bijv. het duwen van schelpjes in klei nodigt uit om zelf aan de slag te gaan, maar bij het plakken van het zand op het strand is meer hulp nodig.

Bij het tekenen en schilderen komt het werken van links naar rechts spelenderwijs aan bod, want we maken altijd eerst een 'ondergrond' waarop dan later gewerkt wordt.

Juist deze lange lijnen maken is van belang voor de 'ik-ontwikkeling' en heeft positieve invloed op het lateralisatie proces: het al dan niet rechts- of linkshandig zijn. Je ziet kinderen vaak met beide handen tekenen: met de linkerhand op de linkerhelft van het papier en met de rechterhand op de rechterhelft van het papier, maar juist de kruisbeweging is zo belangrijk: want daarin blijft een kind dicht bij zichzelf. Onze kinderen hebben toch al erg de neiging om 'uit-te-waaieren' in hun omgeving. Zo is breien een activiteit die hierop aansluit: ook weer die kruisbeweging, waarbij dan ook nog de pennen zichtbaar kruisen!

Bij het van spreken, is aandacht is voor gebaren belangrijk: rustig spreken, en korte, minder samengestelde zinnen. In plaats van: "We gaan aan tafel zitten, we gaan werken" zeggen we: Wij (gebaar) gaan samen (gebaar) spelen (gebaar) of werken (gebaar). Belangrijk is dat de gebaren levend blijven en niet abstract, dood zijn. Mimiek, aanwijzen, lichaamstaal spelen een belangrijke rol hier.

In de groep is 's middags de mogelijkheid voor individueel werken: breien, een werkblad of tekening voor een jarige mama, opa of buurvrouw, ontwikkelingsgerichte activiteiten.

De ontwikkeling en groei van de kinderen in een lijn zoals we die kennen vanuit de antroposofie.

Onze kinderen zitten in groepen die naar leeftijd samengesteld zijn: dat is een keuze die onlosmakelijk verbonden is met de werkwijze die we in de heilpedagogie voorstaan. Natuurlijk is het mogelijk om groepen naar niveau in te delen, maar nu, naar leeftijd, is het mogelijk om de verhalenstof als vertrekpunt te nemen, bij ons werk. Bij een bepaalde leeftijd, 'horen' bepaalde verhalen: als we verhalen naar niveau zouden moeten kiezen dan wordt de keuze zeer difuus. We proberen in de verhalen beeldend te vertellen: net zo goed als wij kunnen genieten van een mooi boek of film, is het voor onze kinderen ook heerlijk om 'weg te zakken' en te genieten van een verhaal: wij kunnen zo'n boek of film toch ook niet 'even' samenvatten: onze kinderen nemen het beeld in zich op en vaak is er herkenning van een geluid, een gebaar of woord.

Een belangrijk aspect van ons werk zit verscholen in de visie, dat onze kinderen, een gezonde geest hebben die huist in een lichaam met beperkingen. En dat we er in de heilpedagogie vanuit gaan dat er altijd ontwikkeling mogelijk is, hoe klein ook. Als we werkelijk naar niveau zouden moeten werken, hebben we bijna 35 groepen nodig voor onze kinderen, zo verschillend zijn ze in hun ontwikkelingsmogelijkheden. We proberen in de groep en het groepsproces te bewaken, en aandacht te geven aan de individuele hulpvraag die de kinderen ons stellen: en dat kan variëren van het doen van een spel aan tafel, tot zindelijkheidstraining, en van breien tot het maken van een schrijfoefening.

Het groepsproces is echter een heel belangrijke factor: Onze kinderen zullen altijd leven in een grotere groep: zullen nooit zelfstandig wonen of werken en zijn dus altijd afhankelijk van de zorg van volwassenen. Ritme en regelmaat zijn belangrijk: van daaruit kunnen kinderen een heleboel: elke dag de kring, de opening, luisteren naar een verhaal (concentratie opbrengen, stil zijn). Dat betekent heel wat en voor alle kinderen geldt dat de kring een rustige kring is. Daar zit je op je stoel, je komt niet aan een ander kind, je gaat niet roepen, en je doet mee. Zo is het eten aan tafel ook een 'ontwikkelingsmoment': mes en vork leren hanteren, het is een goede oefening, eigenlijk spelenderwijs werken met beide handen. Netjes eten: niet proppen, niet lachen om een boertje, 'pardon' zeggen.

Ontwikkelingsfasen

0 --- 7 --- 14 --- 21

1e, 2e, 3e, etc.

De indeling in ontwikkelingsfasen, zoals we die kennen vanuit de antroposofie: van 0 tot 21 jaar.

De eerste fase is de basisontwikkeling. Eten, slapen, kruipen, lopen, spelen, moeder nadoen, naar school gaan... allemaal dingen die bij onze kinderen niet zomaar vanzelf op gang kwamen, of anders dan anders verliepen en de ouders voor grote vragen stelden.

In de 2e fase, komen we tegemoet aan de zielsontwikkeling: De kinderen zitten boordevol enthousiasme en zijn overal voor te vinden: ze kijken reikhalzend uit naar wat we vandaag weer gaan doen. Kenmerkend voor het groter wordende kind is: beweging, verbazing, reageren, beleven. Zoals het kleine kind overal, in meeging en meedeed wat moeder of vader deed (nabootsen: ook timmeren, ook de was ophangen, ook koken, ook ramen wassen), het groter wordende kind vindt het allemaal niet meer zo vanzelfsprekend en gaat op onderzoek uit: zoals voor een peuter de wereld groter wordt als hij over de vensterbank kan kijken, zo gaat het groter wordende kind ook steeds meer zien: zo was het altijd heel gewoon om niet verder te rijden dan de oprit, of de grote boom op de hoek van de straat, nu ontdekt hij dat er om die boom nog een straat is. Tjee, de wereld houdt bij die grote boom helemaal niet op... en zo rijdt hij een keer de hoek om en komt andere kinderen tegen en speelt daar verder. Ongetwijfeld schieten jullie voorbeelden te binnen. Dat is dus die onderzoeksdrang. De verhalenstof in de groep sluit bij die ontdekkingsdrang aan: verhalen waarbij het avontuur, het nieuwe, centraal staan.

Een ander aspect: is de beleving. Op deze leeftijd neemt ook het ondeugend zijn toe: het stout zijn. Het is echt van belang om dit stout zijn niet zomaar te laten passeren, maar het vraagt van je als ouder wel enige flexibiliteit: want het feit dat hij even verder gekeken heeft dan de grote boom, mag dan wel 'stout' zijn, het is ook een teken om nieuwe afspraakjes te maken of een teken om zelf de grens te verleggen, om a.h.w. opnieuw te kijken naar die huisregels. Opvoeden is je samen aan de regels houden. En dat is makkelijker als die regels van beide kanten duidelijk zijn.

Dan zijn daar natuurlijk ook de jaarfeesten: bij elk jaarfeest horen verhalen die erbij passen. En we vertellen de verhalen van de Ark van Noach en van de schepping, uit het oude testament. Dat lijkt 'zware' kost, maar de beelden die in de verhalen verschijnen sluiten aan bij die scheppingsdrang, die onderzoeksdrang, waar zojuist van verteld is.

© Helend opvoeden  2025

naar boven