menu

Bij het leerplan

Liedjes, spreuken en versjes  

Vierde klas - menskunde en dierkunde

Ik heb twee voeten

Ik heb twee voeten l.& r. afwisselend naar voren en wiebelen
Om de aarde te begroeten. A-gebaar met benen en voeten
Dat is de rechtervoet, r. naar voren
Dat is de linkervoet. l. naar voren
De rechtervoet is sterk, stampen
De linkervoet is vlug. op tenen-v
Verdwijnt eerst de ene, r. terug
De ander vindt hem terug! l. stap naar achteren
Ik heb twee handen A-gebaar met armen en handen
Snel en behendig. S EEE in afwisselende tempo/grote/richting boven naar ben.
Dit is de rechterhand, r. A
De linker die is hier. l. stap naar achteren
Ze dansen, lachen, handen en vingers maken vrolijke dansgebaar
Lachen van plezier!

Standvastig plaats ik mij

Standvastig plaats ik mij in het leven l. been naar links
Zeker ga ik mijn levensweg r. been naar rechts
Liefde koester ik in mijn wezenskern l. arm op harthoogte
Hoop leg ik in mijn handelen r. arm op harthoogte
Vertrouwen heb ik in mijn denken beide handen op het voorhoofd
Deze vijf leiden mij naar mijn doel in het pentagram staan
Deze vijf begeleiden mij in het leven. in eerbiedshouding met gesloten voeten

De mens

In mijn hoofd rond en rustig,
zie en hoor, ruik en proef ik
van de wereld om mij heen
Ruim is mijn romp met zijn ademstroom,
Daar doorleef ik vreugde of pijn,
moed of schroom.
Door benen gedragen waarheen ik wil,
zo ga ik rechtop met mijn armen vrij,
Maak met mijn daden, mensen en dieren blij

De inktvis

In rotsen, spleten of in holen
Houdt de inktvis zich verscholen.
Daar wacht hij op een vis of krab
en stuwt zichzelf dan rap
door het water naar zijn prooi.
Komt de vijand te dichtbij,
dan spuit hij inkt en is weer vrij.
De dichte donkere wolk onttrekt
de inktvis aan het jagend oog.

Octopus

Plots pakt en knakt hij,
grijpt en zuigt hij.

De muis

Sjj…hoor jij soms wat? Wat op aarde is dat?
Wees heel stil anders horen wij het niet meer.
Krrrts - daar hoor ik het weer,
een zacht ritselend geluid,
Weet jij wat dat beduidt?
Onder de vloer van de schuur
Zit een muis naar ons te gluren.
Hij luistert en kijkt om hem henen.
En neemt de benen!

De koe

Hier komt een koe en nog een koe
Wij zeggen boe en nog eens boe!
En heffen onze grote kop
maar langzaam, langzaam even op.
Met alle ernst en alle kracht
wordt grazen steeds door ons volbracht.
Het eten goed verteren
kan niemand beter leren.
Wij eten kauwend 't hele jaar
en daarom is ons lijf zo zwaar.
Verteren 't groene gras der wei
en maken straks de kind'dren blij.
Want dromerig en ongestoord
en malend, kauwende maar voort,
wordt 't gras dat ons zo heerlijk smaakt
tot zuiverwitte melk gemaakt!
Wij houden veel van mens en aarde
en geven dagelijks iets van waarde.

De adelaar

Adelaar in de bergen hoog,
je wiekslag is wijd
en scherp is je oog.
Niemand kan bij je nest
en je uitzicht is wijd.
Zo blijf jij de koning
der vogels altijd.

Vijfde klas - plantkunde

Bomen

Eik

Het knettrend hemellicht ten spijt,
en ondanks storm en donderslagen;
of nu mijn stam door bliksem splijt,
of regenstralen in mij jagen,
ik sta — ik, koning in mijn rijk,
ik, stoer en krachtig, ik, de eik.

De eik

Hoe rijk, hoe rijk
in't kleurig herfstgetij.
Zijn stam vol kracht
zijn bladerpracht;
hij is een vorst gelijk.

Fr. H. - v. O.

Linde

Hoe gonzend is de zomerlucht,
vol goede warmte, milde kleuren!
Wie in mijn zachte schaduw vlucht,
genietend van mijn honinggeuren,
hier kan hij rust en zoetheid vinden,
hier in mijn school: ik ben de linde.

De linde

(Trochaeus, flegmaticus)

Zie de grote lindeboom
staat verzonken in haar droom.
Rond haar blaad'ren, rond haar kruin,
ronde vruchtjes, geel en bruin.
Zie, haar schaduw valt zo wijd
als haar kroon is uitgespreid;
of haar onbewogen laat
alles wat zij gadeslaat.

Fr. H. - v. O.

De lindeboom

Kijk naar mij een lindeboom
'k Leef nog in een zoete droom.
Jong geplant ik ben nog licht,
groeit mijn kruin eens later dicht.
Als een moeder ben ik dan,
Waar je onder schuilen kan.
Speel rondom mij en vind je rust,
vrede in de levenslust.
Kijk naar mij een lindeboom,
wordt hier waargemaakt de droom.

De treurwilg

(Dactylus, melancholicus)

Immer verloren in't eigen verdriet,
mijmert de treurwilg zijn droevige lied.
Hangen zijn takken en hangen zijn blad
over het water en over het pad.
Treurwilg, o treurwilg, bij 't water zo stil,
voel hoe de wind met je blad spelen wil.
Zie, hoe de zon door je bladeren speelt;
Koel wacht de vijver en spiegelt je beeld.

Fr. H. - v. O.

Treurwilg

Als 's nachts de wereld rustig is,
beweeg ik ritselend mijn takken.
De maan straalt wit, de lucht is fris,
ik laat mijn zilv'ren blaadjes zakken,
en denk een beetje voor mij been.
De treurwilg ben ik; kijk, ik ween.

De berk

Hier ben ik in mijn lentekleed
vol vrolijkheid en wit bewegen.
Ik weet niet wat verveling heet,
want ieder is mij zeer genegen.
'k Ben blank en lieflijk, rank en sterk,
"Leve de lente!" zegt de berk.

De berk

In het bos
Staat een berk
Stam van los
Zilverwerk
Blaadjes klein
Sluier-fijn
Alles glanst
Aan de berk
Alles danst
Bij de berk
Als een elf
Zo vanzelf

De es

(Anapest en trochaeus)

In de herfst geeft de es
ons in zweefvliegen les,
want dan draaien zijn zaadjes in 't rond,
die met vieugeltjes aan
op de wind drijven gaan;
dartel duiken ze dan naar de grond.

Fr.H.-v. O.

De beuk

(Anapest)

Brede kroon
Vol en schoon
Gladde stam
Rijzig stram.
Gouden puntjes in het voorjaar
Bronzen vruchtjes in het najaar.
Gulden pracht
Vol van kracht
Zonder kreuk
Staat de beuk.

Fr. H. - v. O.

De eik

Hoe rijk, hoe rijk
staat daar de eik,
in't kleurig herfstgetij.
Zijn stam vol kracht
zijn bladerpracht;
hij is een vorst gelijk.

Fr. H. - v. O.

Appels

Appeltje van de bomen,
De ster, die in jou zit
Om je zwarte appelpit,
Vanwaar is die gekomen?

"lk heb lange, lange weken
Naar de sterretjes gekeken."

L.K.

Liguster

In de ligusterheg,
Wat een spektakel zeg!
Wat een kabaal allemaal
En wat brutaal
zijn die mussen.
Wat een bravoer en rumoer!
En wat stoer
doen die mussen.

Gedwirrel en gedwarrel,
Geschirrel en gescharrel.
Opeens zijn alle mussen weg.
Alleen is de ligusterheg.

"Wat die mussen toch verzinnen,
Vliegen altijd maar naar binnen.
Ze hebben geen fatsoen
In mijn ligustergroen!"

L. K.

De hazelaar

Onverwacht mij tegen
in 't nog winters jaar
op de sprong der wegen
bloeit de hazelaar.

Tegen 't licht gehangen
slingertjes van goud;
aarzelend, bevangen
raak ik aan het hout.

Trillend dwaalt van boven
't fijne wolken los;
en met bloei bestoven
in het naakte bos

blijf ik in een beven
teruggehouden staan,
en ik raak nog even
't donker stamhout aan.

Ida Gerhardt

De paardenbloem

Geef toch kleine paardenbloem,
je pluisjes aan de wind.
lk hoop dat ieder zaadje straks
een aardig plekje vindt.
En dat op al die plekjes
nieuwe plantjes zullen groeien
en overal hier om ons heen
weer gele bloemen bloeien.
En dat die bloemen later
aan het einde van hun leven,
hun pluisjes - net als jij
weer aan de wind mee zullen geven.

Uit: Het jaar rond met de vier kabouters, Marianne Busser & Ron Schröder, Uitgeverij Van Reemst

De elementen

Vuur vuur vlammend vuur
Verwarm mij met je kracht
Vuur vuur vlammend vuur
Houd mij in je macht
Vlammen omhoog
Vlammen omlaag
Vuur vuur vlammend vuur
Ik zie je graag

© Helend opvoeden  2025

naar boven