menu

Woord en beeld als pedagogisch uitgangspunt

De leerkracht brengt met de vertelstof de lessen op zo'n manier dat de kinderen zich beelden kunnen vormen die aansluiten bij hun belevingswereld. De feiten blijven niet in de hoofden hangen, maar komen ook in het gevoel terecht. Daardoor beklijft de leerstof beter en komt het dieper aan in de beleving van de kinderen. De inzet is steeds om zowel het verstand, als het gevoel en de wil aan te spreken.

De vertelstof is voor iedere klas anders. Het sluit aan bij de ontwikkelingsfase waarin de kinderen zich bevinden. De vertelstof voor de verschillende klassen is:

Klas 1: sprookjes

klas 2: fabels en heiligenlegenden

klas 3: Oude Testament

klas 4: Noorse mythologie

klas 5: Griekse mythologie

klas 6: Romeinse mythologie.

De vertelstof volgt in grote lijnen de weg waarlangs wij ons als mensheid hebben ontwikkeld.

Klas 1

In de eerste klas vormen sprookjes de vertelstof. Daarin komt een wereld naar voren waarin van alles mogelijk is gecombineerd met een duidelijke scheiding tussen goed en slecht, wij en zij.

Als de medeklinkers geleerd worden, kan er een sprookje verteld worden waar een slang in voorkomt. Uit het sissen en het voort slingeren van de slang, ontstaat het begrip van de letter S, niet abstract maar als beeldteken. Vanuit datzelfde verhaal wordt overgestapt naar andere vakken. Het is dan het uitgangspunt voor bijvoorbeeld de schilderles. Bij het leren tellen en eenvoudig rekenen worden allerlei bewegings-, stamp- en klapspelletjes gedaan. Zo worden de tafels geleerd als waren het versjes en zijn de lichamen van deze jonge kinderen lekker in beweging. Karakteristiek voor het rekenonderwijs is overigens dat wordt uitgegaan van het geheel. Het getal 1 is niet zomaar 1, maar staat voor een geheel. Het getal 2 komt tevoorschijn uit deze eenheid door hem te delen, zoals je een appel doorsnijdt. Vier is twee keer twee, het ontstaat door de helften van de appel nogmaals te delen. Tekenen, zingen, muziek en schilderen wordt beoefend. Het handwerken doet zijn intrede, er wordt gebreid en geborduurd. Vanaf klas 1 krijgen de kinderen de Friese taal en Duits en Engels aangeboden via versjes en eenvoudige conversatie-spelletjes.

Klas 2

In klas twee krijgen de kinderen fabels en heiligenlegenden te horen als vertelstof. Fabels schetsen de minder mooie eigenschappen van mensen in verhalen over dieren. De humor over de menselijke tekortkomingen spreekt de tweedeklassers aan die steeds duidelijker hun (on)hebbelijkheden vertonen. De heiligenlegenden vertellen hoe mensen hun eigen zwakheid kunnen overwinnen en hun leven in dienst stellen van iets hogers. Met het rekenen komen de bewerkingen aan de orde, optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. Lezen en schrijven zijn activiteiten die verder uitgebouwd worden: o.a. het schoolschrijven wordt geleerd. De kinderen maken op een speelse manier kennis met geluid en muziek via blokfluit en (samen)zang.

Klas 3

In de derde klas bestaat de vertelstof uit de verhalen van het Oude Testament.

De kinderen beleven het verblijf in het paradijs en de eenzame tocht door de woestijn mee via deze verhalen. De figuur van Mozes weerspiegelt het drama van deze periode. Hij is de menselijke leider die fouten maakt en ook degene die het volk een geweten geeft in de vorm van de tien geboden. De oorsprong van de geschreven taal komt aan de orde evenals de oude ambachten. De leestekens worden geoefend, woordsoorten worden benoemd. Bij rekenen wordt er gecijferd met tijd en geld en gemeten, de sommen gaan nu tot aan de duizend. De klas gaat een keer per week naar gymnastiek. Er wordt met meerdere instrumenten gemusiceerd.

Klas 4

Klas vier kenmerkt zich door een periode waarin de leerlingen zich bewust worden van de breuk tussen hun eigen binnenwereld en de buitenwereld. En ook van het feit dat de werkelijkheid niet altijd harmonisch is. Bij deze fase sluiten de verhalen van de Edda goed aan, het Noorse epos waarin allerlei goden voorkomen elk met hun eigen vermogens en onvermogens. Odin bijvoorbeeld maakt fouten waar de wereld zwaar voor moet boeten.

De autoriteit van de leerkracht wordt op de proef gesteld, de kinderen willen zien dat de meester of juf iemand is die je serieus kunt nemen. Er wordt gerekend tot duizend en naast optellen, delen, vermenigvuldigen en aftrekken doen de breuken hun intrede. Abstracte logica verschijnt. Bij het taalonderwijs is dat de grammatica, de spelling, de verleden, tegenwoordige en toekomende tijd. Bij muziek wordt meer in canon gezongen; de Keltische vlechtmotieven bij vormtekenen weerspiegelen de breuk die het kind ervaart en tegelijkertijd het harmonisch samenkomen van de verschillende 'werelden'. Bij de talen vindt de overgang plaats naar geschreven taal. De dieren worden bij biologie onder de loep genomen.

Klas 5

Klas vijf kenmerkt zich in hoofdlijnen door harmonie en evenwicht. De leerling raakt meer thuis in de wereld en krijgt vertrouwen in zichzelf. Zeker zijn er nog vragen maar de scherpe kantjes zijn er af. De kinderen ontdekken dat ze eigen wegen kunnen vinden en bewandelen. De vertelstof wordt ontleend aan de Griekse mythologie. Stap voor stap komen we bij de moderne mens, er verschijnen helden die al een duidelijk persoonlijk karakter hebben, zoals Odysseus. In de Griekse verhalen wordt sterk het drama van het levenslot beleefd.

Bij aardrijkskunde leren de kinderen hoe alles met alles te maken heeft. Een T-shirt hier is gemaakt van katoen uit Azië, gemaakt in Taiwan, verscheept naar Rotterdam, gekocht in Leeuwarden, de sky-line van New York staat er op ...

Maten, inhouden, gewichten, rente, meetkunde, decimalen. Meer en meer gaat het om de exacte harde feiten en het naadje van de kous. De deuren en de ramen naar de wereld worden steeds wijder opengezet. Plantkunde komt bij biologie aan de orde. Houtbewerken is een vak dat zijn intrede doet.

Het feit dat de leerlingen de dingen steeds meer exact willen doorgronden houdt niet in dat ze nu alleen met hun hoofd werken. Heel de schoolperiode op de Michaëlschool blijft de uitdaging daaruit bestaan dat leerlingen de kennis ook ervaren, proeven, ondervinden, beleven, eigen maken van binnen. Steeds wordt gewerkt vanuit de vraag: "Hoe spreek ik het kind in zijn wezen aan?"

Klas 6

In klas zes willen de leerlingen meer en meer argumenteren en beredeneren. Hoe horen de dingen, wat zijn de regels en wetten of wetmatigheden achter de dingen? Vaak wordt de leerkracht overstelpt met vragen en beweringen waarop de kinderen een kritische argumentatie wensen te horen. De inhoud van de vertelstof komt steeds dichter bij de huidige tijd: in de zesde klas staan de Romeinen en de Middeleeuwen centraal. Bij het rekenen gaat het om opgaven die meer met het praktische leven te maken hebben, zoals het berekenen van inhoud, procenten en rente. Bij de natuurkundeles verbazen de kinderen zich over de mysterieuze werking van magnetisme en elektriciteit. Tijdens het vormtekenen wordt de stap gemaakt naar de meetkunde. Vijf-, twaalf- en zelfs vierentwintigpuntige sterren worden getekend. De passer wordt ter hand genomen, er wordt mee geconstrueerd. Bij biologie komen nu de mineralen aan bod. Het logische denken van de zesde klasser begrijpt de strenge wetmatigheden van het kristal.

Bron: website Vrije School Leeuwarden

© Helend opvoeden  2025

naar boven