De Regenfeeën
De kleuters
Een voorbeeldverhaal
De winterjassen van de regenfeeën
Op een heldere ochtend, keek de grootmoeder regenwolk naar beneden. Zij zag een meisje in haar zandbak spelen. Ze was een brug aan het bouwen. Vlak bij haar zat haar kleine babybroertje, hij zwaaide met zijn armpjes. Een eindje verder boog een lange man met bruine armen over de groentebedden. Hij stond weer even recht en strekte zijn rug. Hij schudde zijn hoofd en zei tegen zijn vrouw: "Wij hebben echt regen nodig." Zijn vrouw was in de erwtentuin aan het werken. Hij maakte een schaduw over zijn ogen met zijn hand en keek omhoog. In de verte zag hij de regenwolk in haar grijze jurk met kantwerk omzoomd. "Misschien komt de regen onze kant op." Het kleine meisje keek nu ook omhoog. "Ach, alsjeblieft regenfeeën, kom bij ons op visite," fluisterde zij. "Ik heb water nodig om mijn rivier te vullen en onder mijn brug door te stromen." haar babybroertje krulde zijn teentjes tussen de zijdegladde zandkorreltjes.
Hoog in de lucht, luisterde de moederwolk aandachtig. Zij hield heel veel van de mensen op de aarde, van de dieren met vier poten en de gevleugelde dieren. Héél veel hield zij ook van de vissen met hun schubben, de padden en kikkers en de insecten. Zij hoorde het meisje fluisteren. Zij hoorde de man vol zorg praten over de regen.
Toen liep zij naar de diepe hoorn waarop zij altijd blaast om haar kinderen wakker te maken als er werk te doen is. Met al haar kracht blaast zij. De hoorn klonk krachtig en doordringend. "Het onweert!" riep de man. Het kleine meisje sprong op en neer van vreugde. De baby kraaide van plezier. De moeder glimlachte terwijl zij een krulletje van zijn voorhoofd veegde.
Van diep in de vouwen van de grijze jurk van de moederwolk kropen slaapkopjes met ongekamde haar uit blauwe en lila dekbedjes. Bij al dat draaien en wriemelen, begon een waar kussengevecht! De regenfeeën lachte en giebelden vrolijk terwijl zij hun donzige wolkenkussens naar elkaar gooiden en zich onder de dekbedden verstopten. De grote moederwolk kreeg fonkelogen toen zij de kinderen zo zag spelen.
Een voor en begonnen zij hun kleine gietertjes te vullen uit de grote vijver in de moederwolk haar rokken. Ze renden naar de tuin daar beneden op de aarde. De erwten keken met scheve krullenkopjes naar de feeën. De peulen glommen van trots. De maïskolven schudden hun zijden haar. De man en de vrouw gingen snel naar binnen. Zij namen de kleine baby mee. Het kleine meisje bleef bij haar brugje. Langzaam vulde haar riviertje met regenwater.
Iedere dag kwamen de regenfeeën weer langs om de erwten en de maïs water te geven. De stroompjes en de revieren werden vol. De eenden, de boeren en de kinderen waren blij. Zo kwam de Zomer in het land. Uiteindelijk draaide ook de Zomer zijn bladerig groene hoofd naar Herfst.
Tegen de late herfst kwam de oom van de grootmoeder regenwolk, de Groot Noordenwind. Hij begon zijn koude adem te blazen. De tuin lag stil te slapen. De kinderen waren binnen aan het spelen. De regenfeeën smeekten hun moeder om bij hun nichten en neven in de Noorderlanden te gaan spelen. "Zij hebben zulke leuke spelletjes om te spelen!" De grootmoeder Regenwolk stemde toe. Zij verzamelde de kinderen in haar kantrok en zwiepte weg.
Ver in de Noorden speelde de regenfeeën met hun nichten en neven. Ze begonnen te beven van de kou. Ze scharrelde terug naar hun moeder. "Wij hebben het koud!" riepen ze. Hier zei moeder, hier zijn jullie winterjassen. De oogjes van de regenfeeën glinsterden. De grote Moederwolk heeft voor ieder van hen een mooi, glanzend wit jasje gemaakt. Het sprankelde met regenboogglans en schitterde in het licht. De kinderen deden allen hun jasjes aan en kropen lekker diep in de vederzachte kleertjes. Ze schaatsten en gingen met sleeën naar beneden. Ze kregen sneeuwpap voor ontbijt en sneeuwpudding als toetje. Het was een heerlijke visite!
Uiteindelijk was het weer tijd om terug te keren. De grote Moederwolk nam al haar kinderen weer bij zich en daar zwiepten zij weer terug.
De kinderen waren trots op hun mooie sprankelende jasjes. Zoiets moois hebben zij nog nooit gezien. "Mogen wij aan de mensenkinderen onze jasjes laten zien?"vroegen zij.
Het meisje zei haar avondspreuk en stapte in bed. Ze kuste haar moeder en vader goede nacht, blies het kaarsje uit en sliep. In de nacht bibberde ze van de kou, maar voelde hoe er een warm dekbed hoog tot onder haar kin en over haar schouders werd getrokken en toen was ze weer ingestopt en werd snel warm.
Toen zij haar ogen weer opende, was de kamer met een zachte gloed vervuld. Zij sprong uit bed en ging bij het raam kijken. "Kijk, kijk," riep ze en rende in de gang zodat iedereen haar kon horen. "Het heeft gesneeuwd!" Haar oogjes blonk net zo schitterend als de nieuwe jasjes van de regenfeeën. Iedereen vond het heel fijn, al die mooie witte sneeuw.
© Helend opvoeden 2025
