De wind en de molen
De kleuters
Een molen keek uit over het weidse land, (gebaar maken dat je aan het turen bent). In de verte zag hij een klein, wonderlijk wezentje aankomen, dat als een muisje over het veld sloop, (je klein maken en langs de kinderen sluipen). De molen bleef kijken, (weer het gebaar maken dat je aan het turen bent) en hij zag hoe het wezentje groeide. Het werd groter en groter, (maak jezelf steeds groter). Zo groot als een wezel werd het, daarna zo groot als een konijn, (maak met je handen konijnenoren). Het wezen groeide maar door en door en werd zo groot als een vos... tot een wilde hond groeide het, die de struiken omver scheen te lopen, (doe een wilde hond na en geef een paar sprongen). Het werd zo groot als een veulentje dat vrolijk over de velden dartelde.
O wee, een briesend ros kwam daar aangerend, een snuivende olifant, (maak met je handen het gebaar van een olifant en begin te snuiven) die rukte aan de kruinen van de bomen. Een reus werd het (maak jezelf heel groot), een ontzettend wezen die de wolken op zijn geweldige adem voort blies en die nu op de molen kwam aanstormen. (Ga met de blauwe zijden lap langs de kinderen, richting de molen en maak het geluid van de wind).
"Ik zal je ondersteboven werpen!" bulderde het reuzenwezen tegen de molen. Maar de molen zette zich schrap en hield dapper stand, net als de bomen. Toen werd het wezen woedend en riep: "dan zal ik jullie je armen van je lijf breken!" en hij begon te rukken aan de takken van de bomen en aan de wieken van de molen. De bomen wilden niet toegeven en hielden hun takken stevig vast. Maar het wezen was sterker dan zij en brak bij vele bomen de takken. Daar stonden zij kaal en keken toe hoe het de molen zou vergaan. Kijk! Wat deed de molen? Ach, wat laf, dachten de bomen, de molen deed helemaal niets en bleef rustig staan. De wilde reus gromde en verdubbelde zijn krachten en wrong de molen sneller en sneller rond. (Beweeg de blauwe zijden lap om de molen en maak een luid loeiend geluid). Maar wat wonderlijk, de armen van de molen lieten zich niet breken, zij lieten zich eindeloos ronddraaien. (Draai de wieken van de molen).
Kijk! Daar kwamen in een lange rij de boeren aangelopen met wagens vol zakken graan, die zij naar de molen brachten. Toen duurde het niet lang of binnenin de molen vloeide een kleine stroom stuivend zonlicht tussen de grote molenstenen. Deze werden door de machtige wind al grommend en brommend rondgedraaid. (Draai de wieken van de molen rond). De dunne witte stroompje meel vloeide in de zakken en zou het hele dorp eten geven en versterken met de kracht van de zon. (Maak het gebaar van de zon). Zo kwamen de boeren witbestoven uit de molen tevoorschijn en voerden de zakken meel mee naar huis.
Tot op de dag van vandaag probeert de geweldige reus nog steeds de armen van de molen te ontwrichten en ze van zijn lijf te draaien. (Beweeg de blauwe zijden lap om de molen). Hiermee bewijst hij de boeren en alle andere mensen een grote dienst. De molen weet de wilde krachten van het wezen te leiden en ze zo ten goede te keren.
© Helend opvoeden 2025
