Tobias, een mens op weg
Tweede klas 7/8 jaar
Heiligenlegenden
Tobias, een mens op weg
De geschiedenis van Tobit, zoon van Tobiël,de zoon van Ananiël, de zoon van Aduël , de zoon van Gabaël, uit het geslacht van Asiel,uit de stam van Naftali, die onder de regering van Enemessar, de koning van Assyrië, in ballingschap werd weggevoerd uit Tisbe, gelegen ten zuiden van Kydios, Naftali in Galilea en ten noorden van Aser.
Het verhaal van Tobit (vader van Tobias) voert ons terug naar oude tijden. Tobit was een man die zijn hele leven de weg van waarheid en gerechtigheid bewandeld had. In zijn jeugd, toen hij nog in Israël leefde, had de stam van zijn voorvader Naftali zich afgescheiden van het heiligdom in Jeruzalem, de stad die uit alle stammen van Israël was uitverkoren als de plaats waar allen moesten oferen en waar de tempel stond, die gewijd was tot woning van de Allerhoogste en gebouwd voor alle geslachten tot in eeuwigheid. Alle afvallige stammen oferden aan het stierebeeld van Baal. Alleen To-bit bleef trouw aan zijn God. Met de feestdagen trok hij menigmaal naar Jeruzalem, met de eerstelingen en tienden van het veldgewas en de eerste schapenwol. Die gaf hij aan de priesters.
Hij trouwde met Anna, uit zijn eigen stam, en zij kregen een zoon, Tobias. Door de overheersing der Assyriërs, werden velen uit de stam Naftali verdreven naar Ninive, zo ook Tobit en zijn gezin. Maar ook daar bleef hij trouw en hij at niet van het brood der heidenen. In die tijd reisde Tobit, als inkoper van de Assyrische koning Enemessar, naar Medië waar hij tien talenten zilver in bewaring gaf aan een zekere Gabaël, die in de stad Rages woonde. Terug in zijn huis, gaf hij veel aalmoezen aan armen, brood aan hongerigen en klederen aan naakten en zag hij een van zijn broeders
die gedood en bij de muur geworpen was, dan begroef hij die in het geheim. Dit werd verraden en Tobit zou hierom zeker gestraft worden. Hij vluchtte met zijn vrouw en zijn zoon. Na enige tijd, onder een milder bewind, kon het gezin terugkeren
naar Ninivé. Blij over deze terugkeer bereidt Tobit een feestmaal tijd waaraan iedereen kon komen aanzitten en zijn zoon Tobias stuurt hij uit om iedereen binnen te halen. Plotseling komt de jonge Tobias terug en vertelt dat er weer iemand van het volk gedood en op de markt geworpen is. De oude Tobit draalt niet, gaat er heen en neemt het lichaam mee om het na zonsondergang te begraven. Niemand begrijpt dit: heeft hij dan niet geleerd uit het voorgaande?
Die nacht slaapt Tobit buiten omdat hij na het be-graven onrein was. Boven zijn hoofd zaten mussen in de muur en toen Tobit zijn ogen opende , wierpen de mussen hete mest in zijn ogen, waardoor witte schellen op zijn ogen kwamen. Tobit was blind geworden. Voortaan moest zijn vrouw met het maken van handwerk de kost verdienen. Wanneer zij op een dag een bokje toont dat zij, naast het loon, gekregen heeft voor haar arbeid, wil Tobit haar niet geloven en verwijt haar- dat het misschien gestolen is: zij mag het niet aannemen! Anna wordt toornig en zegt: "Waar is uw armenzorg, waar uw gerechtigheid, waar uw vertrouwen? De blindheid zal Gods teken zijn!"
Tobit is ontsteld over deze woorden. Hij vraagt God om te mogen sterven. Hij roept zijn zoon Tobias en draagt hem op om de 10 talenten zilver te halen bij Gabaël te Rages in Medië en goed te doen in zijn leven. Tobias antwoordt: "Vader, ik zal al uw vermaningen ter harte nemen. Maar hoe kan ik dat geld krijgen,
aangezien ik die man niet ken?" Tobit raadt zijn zoon aan een reisgezel te zoeken. Samen met de engel Rafaël, die door Tobias niet herkend wordt en die zich bekend maakt als Azarias, gaat de jonge Tobias op weg. De hond van Tobias gaat met hen mee. 's-Avonds bereiken Tobias en Azarias (Rafaël) de rivier de Tigris. Als de jongeman zich wil baden, duikt er een vis uit het water op die hem dreigt te verslinden. De engel roept hem toe: "Grijp hem", waarop de jongen de vis grijpt en op het droge werpt. De engel spreekt: "Snijd de vis open, haal het hart, de lever en de gal eruit en berg die goed op."
Tobias gehoorzaamt en daarna bakken ze de vis en eten hem op. Eenmaal weer onderweg vraagt Tobias:" Broeder Azarias, waarvoor dienen de lever, het hart en de gal van de vis?" Hij antwoordt:"Als een man of een vrouw geplaagd wordt door een demon of boze geest, moet je het hart en de lever verbranden. Door de rook zal de betrokken persoon van zijn plaag verlost zijn.
En de gal moet je gebruiken als zalf voor iemand die witte vlekken op zijn ogen heeft, dan zal hij genezen." Zo naderen ze Rages, waar ze te gast zullen zijn bij Raguël. Deze heeft een dochter Sara. Azarias stelt voor dat Tobias Sara tot vrouw zal nemen. Tobias vertelt dan dat hij gehoord heeft dat het meisje al aan zeven mannen gegeven is, die allemaal in het bruidsvertrek zijn omgekomen. "Ik ben dus bang dat het mij het leven kost en dat ik zo mijn vader en moeder van verdriet om mij in het graf breng." Azarias antwoordt: "Maak je geen zorgen. Als je het bruidsvertrek binnengaat, pak dan de wierookpan en leg een stukje van het hart en de lever van de vis op de gloeiende as. Als de demon de rook ruikt, slaat hij op de vlucht, om nooit meer terug te komen. Jij zult Sara gelukkig maken."
Bij het horen van deze woorden, vat Tobias een grote genegenheid op voor Sara. Sara zelf had zich al tot God gewend, net als de oude Tobit, met de bede verlost te mogen worden van dit leven. Tobias en Rafaël worden als vrienden ontvangen en Raguël en zijn vrouw zijn blij te horen dat Tobit en Anna nog leven. Er wordt een weivoorziene tafel aangericht.
Dan stelt Azarias voor Sara als vrouw aan Tobias te geven. Iedereen schrikt, maar de engel stelt hen gerust. Tobias wordt bij Sara binnen geleid en hij denkt daarbij aan datgene wat Rafaël gezegd had. Hij pakt de wierookpan en legt het hart van de vis en de lever op de gloeiende as en er ontstaat rook die de demon doet verdwijnen. Dankbaar en gelukkig brengen Sara
en Tobias de nacht door. Met grote vreugde wordt er daarna een bruiloft van veertien dagen gevierd. Nu haalt Rafaël het geld op bij Gabaël in Rages en daarna beginnen zij gedrieën aan de reis terug naar huis.
Moeder Anna had zich al zorgen gemaakt over haar zoon, maar de oude Tobit had vertrouwen. Wat een vreugde, als op een dag Tobias voor hen staat, samenmet Sara en Rafaël! Snel strijkt Tobias de gal van de vis op de ogen van zijn blinde vader uit, en zie, als vliesjes vallen de witte vlekken uit de ooghoeken. Tobit spreekt onder tranen de zegen over zijn God uit.
Nu breekt het moment aan dat de reisgezel Azarias zijn reisloon zal krijgen, maar dan maakt de reiziger zich bekend als Rafaël, één van de zeven heilige engelen. Allen ontstellen hevig en werpen zich vol vrees ter aarde. "Vrees niet, U is vrede beschoren. Loof God in eeuwigheid. Want dat ik gekomen ben is geen gunst van mij geweest, maar was de wil van God." Wanneer zij zich weer oprichten, zien ze hem niet meer. Zij loven de grote en wonderbare werken van God, wiens engel hun verschenen was.
Tobias (of Tobit) is een apocrief bijbelboek. Geen enkel verhaal uit de bijbel is door Rembrandt zo veelvuldig in beeld gebracht. 21 Bijzonder sprekende afbeeldingen zijn opgenomen in "Het Boek Tobias", een uitgave van Vrij Geestesleven in Zeist
© Helend opvoeden 2025
