Over sprookjes
De eerste klas 6/7 jaar
Alleen met het hart kun je goed zien.
't Wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar.
Antoine de Saint-Exupery (Uit: De kleine prins)
Gedicht
dit is de spiegel van toen ik nog kind was en koning.
ik zie de gouden droomvallei met ronde huizen,
ik zie de gouden beekjes die de rode pleinen kruisen,
de appelbomen en de heesters ruisen,
de regen legt op alle daken honing.
die spiegel kijkt mij aan en stamelt zacht,
maar mijn oor van nu kan niet horen
en mijn oog van nu kan niet zien.
ik zal om hem te begrijpen misschien
opnieuw moeten worden geboren.
is dit de laatste nacht?
Neeltje Maria Min
Uit: Voor wie ik liefheb wil ik heten
De Wijsheid in sprookjes
Samenvatting en vertaling uit het Engels, van een artikel van Margaret Mull
De menselijke ziel heeft een onverzadigbare behoefte aan de substantie die de sprookjes door de aderen laten vloeien, net zoals het menselijke lichaam in zijn bloedsomloop voedingstoffen nodig heeft - Rudolf Steiner.
Sprookjes hebben een gemeenschappelijke draad en schilderen zielenervaringen en kosmische waarheden. De sprookjes volgen de processen van de individuele ontwikkeling en sluiten de elementaire wereld in, zowel als volkswijsheden. Ze zijn de overblijfselen van de mysterietaal, gegeven in imaginaire beelden. Zij vertellen over de vroegere verbintenis van de mensheid met de geestelijke wereld. De sprookjes bevatten volkswijsheid en de figuren beelden archetypische zielenkwaliteiten uit, zoals bijvoorbeeld de prinses een beeld is voor de hogere zelf.
Omdat de sprookjes gevuld zijn met oerelementen, hebben zij veel met elkaar gemeen. Een paar van de meest algemene elementen afkomstig uit verschillende landen:
- Koning / koningin – kent zelfbeheersing; de gouden kroon vertegenwoordigt een stralenkrans = kennis van de geestelijke wereld.
- Oude koning / koningin – bovenzinnelijke vermogens (oude wijsheid)
- Nieuwe koning / koningin – luidt een nieuwe tijd in.
- Dood van koning / koningin – einde van een era
- Koning / koningin worden – zichzelf vinden of hogere kennis veroveren.
- Heks - beeld van de materiële wereld waarin de de mensheid geketend is.
- Woud - beeld van de wereld waarin de mens beweegt en zijn weg kwijtraakt.
- Kikker - beeld van de ziel van de mens in een vroeger fase, voor de ontwikkeling van de ego.
- Dieren - verlossing; een manier om de lagere natuur te overwinnen.
- Moeder - vertegenwoordigt de geestelijke wereld, de voelende ziel.
- Stiefmoeder - vertegenwoordigt de stoffelijke wereld.
- Weduwe - verwijdering van de geestelijke wereld.
- Kind - nieuwe leven, geestelijke zaad.
In essentie vertellen de sprookjes ons dat verandering mogelijk is, verlossing en een oplossing is mogelijk, goedheid overwint het kwaad. En meer dan dat, wij ontmoeten strijd en problemen, maar wij groeien aan deze ervaringen. Hoe de sprookjes aangeboden worden is van primair belang. Ze moeten verteld worden eerder dan gelezen. De stemming moet stil zijn en niet te veel gedramatiseerd. De beelden moeten imaginair door het kind gevormd worden. Hoewel het niet nodig is dat de verteller de betekenis van het sprookje snapt of kent, moet hij of zij wel innerlijk overtuigd zijn van de belangrijke inhouden die door de beelden gespiegeld worden.
Het is verder belangrijk om goed te letten welke verhalen op welke leeftijd aangeboden worden. Hoe jonger het kind, hoe simpeler moet de verhaallijn zijn en de oplossing moet voor de hand liggend zijn. Gebruik een woordenschat die begrijpelijk is voor de jongere kinderen. De oudere kleuters hebben een grotere woordenschat en een beter vermogen om nieuwe ervaringen te beleven. De sprookjes kunnen hierbij aanpassen en in complexiteit toenemen.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand hebben vaak maar een kleine woordenschat en het is dikwijls moeilijk te achterhalen in welke mate de kinderen zonder actief taalgebruik ook enige mate van passief taalvermogen hebben. Verder is het vermogen tot innerlijke beeldvorming ook niet voldoende aanwezig. Is dit daarom een reden om ze deze ervaringen te ontzeggen? Neen, maar het vraagt wel meer werk en vindingrijkheid van de begeleiders. Zijn onze kinderen deze extra inspanning waard? JA!
Mogelijk aanbod volgens leeftijd
Vier- tot vijfjarigen – nog steeds een lichte stemming, mag een beetje meer complex:
- De drie bokjes Brusse - 3 bokken Kuifkop in Volksverhalenalmanak (Noorwegen)
- De drie kleine biggetjes (Engeland)
- De wolf en de zeven geitjes (Grimm)
- De kabouters (Grimm)
De vijf- tot zesjarigen mogen meer detail en uitdaging krijgen:
- De sterrendaalders (Grimm)
- De kikkerkoning (Grimm)
- Moeder Holle (Grimm)
- Repelsteeltje (Grimm)
Verhalen voor de zesjarigen die de overgang maken naar klas 1, verhalen waarin de karakters met soortgelijke ervaringen te kampen krijgen en moeilijke of verdrietige omstandigheden moeten doorstaan:
- Jorinda and Jorindel (Grimm);
- Broertje en Susje (Grimm);
- Assepoester (Grimm);
- Raponsje (Grimm).
De kracht van de sprookjes ligt erin dat ze met hoop vervuld zijn. De mens kan zijn ware aard bereiken. Wij zijn bevoorrecht dat we zo'n rijke bron van verhalen tot onze beschikking hebben en dat wij in de gelegenheid zijn om onze kinderen een dergelijk kleinood mee te geven.
De betekenis van sprookjes
Rudolf Steiner
De bron van sprookjes ligt dieper dan die van tragedies of drama's – laatstgenoemde zijn vertellingen over individuele lotgevallen waar iemand doorheen moet voor zijn eigen specifieke unieke levensweg.
Bij sprookjes zijn de belevingen in de ziel veel dieper – het is spontaan, elementair en daardoor blijft het onbewust. Maar het drukt algemeen menselijke waarheden uit; daarom spreekt het mensen van alle leeftijden aan. Net zoals de lichaam voedingstoffen die door het organisme heen circuleren nodig heeft, heeft de ziel sprookjes substantie nodig om door zijn spirituele aderen te vloeien. Wij kunnen allen bevestigen hoe wij de sprookjes ervaren als iets dat een honger stilt die wij diep in onze ziel allen voelen. Wij begrijpen het niet en brengen het vaak niet eens tot bewustzijn.
Wij hebben een wakker bewustzijn, vroeger was er een dromerig, helderziend bewustzijn; met een dergelijk droombewustzijn werden geestelijke realiteiten door de ziel in beelden waargenomen; zo komen sprookjes tot stand. Ook al dringen ze niet door tot het wakkere bewustzijn, er blijft in de ziel een honger naar de beelden. De beelden zijn eenvoudig ontleend aan uiterlijke verschijnselen om zodoende de ervaringen diep in de ziel te beschrijven, de ervaringen van geestelijke realiteiten.
In de sprookjes worden de wortels van het menselijk bestaan in verband gebracht met de kosmos. Er is geen groter zegen mogelijk om aan een kind te geven! Het kind groeit nog, moet zichzelf nog vormen en ontwikkelen. De sprookjesbeelden brengt zielenvoeding voor het ontwikkelende kind.
De beelden zijn werkelijke beelden vanuit de geestelijke wereld. Ook al is het verleden tijd, het blijft van kracht. Daarom is de juiste wijze om een sprookje te beginnen, altijd: Er was eens... waar was het ook weer? Waar was het niet? En dan eindigen met: Ik heb dat eens gezien. En als zij niet dood zijn leven zij nog.
Berlijn, 1913
Materialisten zeggen dat mythen en sprookjes ontstaan zijn in de kinderlijk fase van de mensheid. Maar in haar kindertijd werd de mensheid onderwezen door de goden. In het proces van evolutie en ontwikkeling, zijn de mythen en sprookjes langzamerhand verloren gegaan. Maar kinderen zouden hier niet zonder moeten opgroeien. Het maakt een enorm verschil of kinderen de gelegenheid gegeven worden om al dan niet met sprookjes en mythen groot te worden. De kracht van de sprookjesbeelden geeft vleugels aan de ziel, die zich pas op een latere leeftijd laten merken.
Opgroeien zonder sprookjes leidt later tot verveling, tot wereldmoeheid. Het kan zelfs lichamelijke klachten veroorzaken - sprookjes kunnen ziekten helpen voorkomen. De kwaliteiten die van sprookjes in onze ziel sijpelen, komen later tot uiting in levenslust, enthousiasme om te leven en een vermogen om met het leven om te gaan, wat zelfs op oudere leeftijd nog zichtbaar is. Kinderen moeten en kunnen de kracht van de inhoud van sprookjes ervaren als ze jong zijn. Mensen die niet kunnen leven met ideeën die geen realiteit hebben op het fysieke vlak, zullen dood zijn voor de spirituele wereld. Filosofieën die alleen gebaseerd zijn op de materiële wereld zijn de dood van onze ziel. Fysieke evolutie leidt tot de dood van de spirituele wereld. We moeten komen tot een zienswijze op de wereld die niet gebaseerd is op verschijningen, maar die stevig rust op haar eigen inherente structuur. We moeten toe naar het principe: ik geloof wat ik weet.
Geloof en kennis
Aantekeningen van een lezing gegeven in Praag, 17 april 1914
© Helend opvoeden 2025
