De Middeleeuwen
Zevende en achtste klas 13-15 jaar
afb. van website Eugene Schwartz
Hoge middeleeuwen (1000-1250)
Het grootgrondbezit voor een kleine groep komt op gang met een afhankelijke positie van grote groepen boeren. Het begraven ter kerk neemt toe en er is een aanzienlijke economische groei. Gebouwen krijgen een rechthoekige vorm. In deze tijd verplaatste men de nederzettingen naar de lagere gronden, waarschijnlijk door de lagere grondwaterstand en het gebruik van de gras- en hooilanden in de beekdalen. Bij elke boerderij was een waterput gemaakt van een holle boomstam. Vele dorpen en gehuchten bestaan uit die tijd. Opgravingen in Bergeijk, Reusel en Bladel wijzen dit uit. Onderzoek in Oerle heeft uitgewezen dat er sprake was van een omgrachting.
Late middeleeuwen
In deze tijd komt het bemesten van het land goed op gang. De bevolking nam steeds meer toe, maar de akkers waren relatief arm aan minderalen. Er zijn in deze tijd nederzettingen verlegd en op sommege plaateen kreeg met uitgebreide complexen. Het oorspronkelijk relief werd verdoezeld. De boerderijen zijn voornamelijk uit hout opgebouwd, sommige voorname huizen waren van steen.
Kastelen in de kempen
In de kempen hebben een aantal kasten gestaan, echter de meeste zijn verdwenen. De oudste houten kastelen dateren uit de elfde eeuw en waren op een kunstmatige heuvel gebouw, een zogenaamde motte, omringd door een gracht. In de dertiende eeuw kwamen er stenen kastelen en men ging ze vierkant bouwen in plaats van ronde torens die door het beperkte uitzicht moeilijk te verdedigen waren. Vele zijn verbouwd en gerestaureerd, soms kwam er een boerderij terug.
Enkele kastelen zijn: De hofstede van Waelderen (loon waalre), Het slot te Zeelst, Huyss Blaarthem, Ten Hage, Huys Tongeren, Gagelbosch, Den Burgh, Coudenhoven, het Slotje en Kasteel Eckart, allen te Eindhoven, Eimerick in heeze, De Burcht en Het Kasteel te Geldrop. Ook in Bergeijk bij de watermolen heeft een kasteel gestaan.
Landbouw in de Kempen
Zo'n 6000 jaar geleden is de mens in deze streek met landbouw begonnen. Men zocht een open plek of men kapte een stuk bos. Men kon dit een paar jaar doen en dan was de grond uitgeput en ging men verderop een stuk land gebruiken. Verlaten akkertjes gingen vaak daarna verstuiven. Door deze roofbouw moest men steeds nederzettingen verplaatsen. Soms zijn dit soort akkertjes nog in het landschap te herkennen, alhoewel vele begroeid zijn met b.v. bos. Ze hebben de naam Celtic Fields.
Vanaf de middeleeuwen nam de bevolking toe en ging men over tot het bemesten van de akkers. Men gebruikte hiervoor een mengeling van mest en plaggen heide, die in de potstal werd gestrooid en samen met de uitwerpselen op de akkertjes werd gestrooid. Door deze methode werden de akkers veel hoger. In zo'n 600 jaar werden de akkers een meter opgehoogd, waardoor de wegen langs zo'n akker 'hol' werd. Deze akkergrond bestaat uit donkergrijs humuszand dat door de humus langer vochtig bleef. Aan de randen van de akkers waren vaak houtwallen om de akkers te beschermen tegen het vee, maar ook om stuifzand op te vangen. Later zijn deze vaak verwijderd omdat men vond dat de houtwallen te veel plaats in beslag namen Bij Waalre, Knegsel en Zandoerle liggen nog van deze akkers.
© Helend opvoeden 2025
