Het verhaal van Parcival in 12 beelden
Oudere kinderen - vanaf 15/16
Een verwerking naar de teksten van Wolfram von Essenbach en Chretien de Troyes, zoals samengesteld door Russell Pooller. Naverteld en aangepast in het Nederlands, voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand.
Eerste beeld
Lang geleden leefde er een koningin, Herzeleide was haar naam. Haar man, Gahmuret, was een van de Graalridders van Koning Arthur. Zij waren nog maar kort getrouwd, toen de boodschap dat haar man gestorven is, Herzeleide bereikte. Hij was door een gemene, valse streek van het leven beroofd. De koningin was diep bedroefd. Kort daarna schonk zij geboorte aan een zoon. Zij noemde hem Parcival.
Herzeleide nam haar zoon en ging in de bos wonen met hem. Hij zag haast geen mensen terwijl hij opgroeide. Alleen een paar boeren van wie ze hun eten kregen, kende hij. De vogels en de herten waren zijn metgezellen. Herzeleide wilde niet dat hij ridder zou worden. Hij had geen wapens, alleen een boog met pijlen die hij zelf had gemaakt. Niemand mocht met hem over ridders of vechten praten. Zijn moeder hield alle verdrietige dingen voor hem verborgen. Parcival vond het niet fijn als hij een vogeltje met zijn pijl raakte.
Toen hij wat groter werd, vroeg hij aan zijn moeder: "Wie is God?" Zij vertelde hem dat God helderder straalt dan het daglicht. Toen Parcival op een dag in het bos aan het wandelen was, zag hij ineens drie ridders met harnas en helmen op. De zon scheen op de zilveren harnassen en weerkaatste heldere lichtstralen. De jongen dacht dat ze goden waren! Maar ze vertelde hem dat ze ridders waren, geen goden. "Wat doen ridders?" vroeg Parcival. "Ze bestrijden het kwaad en zij helpen de zwakken" antwoorden de ridders. "Hoe wordt een man tot ridder?", vroeg Parcival. "Daarvoor moet je naar het hof van Arthur" zeiden de ridders en reden verder.
Dat wil ik doen, besloot Parcival. Hij ging meteen naar huis om aan zijn moeder zijn plannen te vertellen. "Ik moet een paard hebben, ik wil ridder worden! Ik ga naar het hof van koning Arthur". Herzeleide schrok. "Moet jij nu, net als je vader, sterven als ridder?" Zijn moeder zag dat zij de jongen niet kon stoppen. Zij gaf hem een narrenpak, zoals de grappenmakers aan het hof aan hebben. Als de ridders van Arthur hem zo zien, dacht ze, zullen ze hem niet serieus nemen; ze zullen hem uitlachen en wegsturen. Zij gaf hem een ezel in plaats van een paard om mee te reizen. "Wees voorzichtig wanneer je door donkere streken reist, groet de mensen die je tegenkomt, luister naar de wijze woorden van oude mannen en zorg dat je de gunst wint van goede jonkvrouwen", was de raad van zijn moeder.
Zo vertrok Parcival op een ezel, met een narrenpak aan. Hij wuifde zijn moeder tot ziens zonder weer terug te kijken. Toen Parcival tussen de bomen verdween, viel Herzeleide dood ter aarde. Zij stierf van verdriet.
Herzeleid weende en zei // dat haar zoon nooit een ridder mocht worden
Parcival werd grootgebracht // in het bos en hij zag haast geen mensen
Tussen de dieren van't bos // werd hij groot onbevangen en vreesloos
Rein bleef zijn hart en gemoed // en geen schuldelast had hij te torsen
Tot op een dag toen hij zag // een groep ridders en ridder wild' worden
Angst klemde om hare hart // toen zijn moeder vernam van zijn plannen
Toen klede zij hem als nar // en zij gaf hem een ezel als reisdier
Niemand, zo dacht Herzeleid // die hem zag zou hem ridder laat worden
Toen nu de jong Parcival // afscheid nam stierf zijn moeder ter plaatse
Maar Parcival wist dat niet // hij vertrok zonder eens t'rug te kijken.
Tweede beeld
Parcival reed op zijn ezel tot hij in een ver, vreemd land aankwam. Naast een bos, op een groene weide zag hij een tent. Hij ging meteen daarop af en klapte zonder pardon de tentklap opzij. Daar lag een schone jonkvrouw op haar bed. Zij schrok toen zij Parcival zag. "Wie ben jij?" "Ik ben Parcival en ik groet jou, schone jonkvrouw. Ik wil u graag van dienst zijn. Mijn moeder heeft mij verteld dat ik vrouwen altijd moet helpen!" "Ga alsjeblieft weg, als mijn man binnenkomt, denkt hij dat ik jou hier naar binnen nodigde, en dat mag toch niet! Ga meteen weg." "Niet voor ik een pand van jou heb gekregen. Dat heeft mijn moeder mij ook verteld. Neem altijd een pand mee van een jonkvrouw die je wilt dienen!" En Parcival greep zomaar het eerste dat hij zag: de trouwring van haar vinger! De arme Jeshute bleef bevend en huilend achter.
Parcival heeft niets opgemerkt, hij ging gewoon weer verder. Niet lang daarna kwam de man van de jonkvrouw, Orilus, thuis. Hij zag meteen dat er iemand in de tent was en dat zijn vrouw haar trouwring kwijt was. Hij werd boos op haar en geloofde haar niet toen zij hem vertelde wat er gebeurd was. Hij dacht dat zij Parcival uitgenodigd had, om bij haar in de tent op visite te komen. En dat zij de ring vrijwillig aan hem had gegeven! Hij zette haar op haar paard en bond het paard met een riem vast aan zijn paard. Zo reed hij met haar door de dorpen en over de wegen. Overal waar zij kwamen, maakte Orilus Jeshute tot schande. Hij vertelde aan de mensen dat zij een ontrouwe vrouw was. Dat was natuurlijk niet waar! Maar hij geloofde haar gewoon niet.
Intussen reisde Parcival verder. Hij kwam een vrouw tegen die treurend op een steen zat. Op haar schoot hield zij haar geliefde vast. Hij was gestorven in een gevecht met een andere ridder. Parcival groette haar en zei vertelde hem dat haar naam Sigune was. Zij was een tante van Parcival. Parcival had medelijden met Sigune omdat zij, net als zijn eigen moeder, haar man kwijt was. Hij besloot wraak te nemen op de ridder die schuld had aan de dood van zijn vader en van de geliefde van Sigune.
Maar Sigune zag dat die jonge man veel te onervaren was en zij stuurde hem de verkeerde kant uit, weg van Orilus.
Derde beeld
En zo bevond Parcival zich, zonder het zelf te weten, op de weg naar het kasteel van Koning Arthur. Op een groene weide vol met bloeiende bloemen, zag hij een ridder nader komen.
Het was de Rode Ridder! Hij had een rode ros, en over de rug van het paard hing een rood kleed. Rood was zijn schild, vlammend rood! Zijn harnas was rood en zelfs zijn zwaard was rood. Hij was rood van zijn hoofd tot zijn tenen. En hij had rood haar ook nog!
"Jonge man", riep de Rode Ridder. "Als je naar het kasteel van Koning Arthur gaat, zegt dan tegen hem dat ik hier wacht, tot iemand tegen mij komt vechten. Ik heb een goude beker van zijn kasteel gestolen omdat ik een gevecht wil. Ik daag enige ridder uit, de winnaar mag dit kasteel hebben. Ik wil dit kasteel voor mijzelf! Zeg maar tegen de koning ik wacht hier op hem of een van zijn ridders, om met mij te komen vechten!"
Parcival wilde de boodschap wel geven. Hij ging het kasteel binnen. Daar zat Arthur met zijn 12 ridders om de ronde tafel. Naast hem zat zijn koningin, Guinevere. "Ik groet u, koning Arthur. Ik kom om tot ridder geslagen te worden". De koning moest heel hard lachen. Iedereen lachte! "Wel, wij zijn nu aan het feesten. Kom morgen maar terug", zei de koning. "Ik heb ook nog een boodschap voor u." zei Parcival. "Hier buiten wacht een ridder met rode kleding aan. Hij heeft een gouden beker van u, en hij wilt vechten om het kasteel. Hij vraagt dat iemand komt om zijn uitdaging aan te nemen." De koning lachte weer en zei dat er nu niemand was die op een gevecht zat te wachten. Het is feest!
"Ik wil wel tegen hem gaan vechten", zei Parcival. "Welnu, doe dat dan maar", lachten zij allen hem uit. Wat een vreemde knaap, dachten zij, met zijn narrenkleding. Die kunnen wij toch niet serieus nemen!
Parcival ging naar buiten waar de rode ridder nog steeds op zijn paard zat te wachten, met de gouden beker in zijn hand. "Er is niemand die nu tegen jou kan vechten, maar ik durf het wel!", riep Parcival. De Rode Ridder lachte en zei dat hij het maar eens moest proberen! Parcival legde aan met zijn boog en schoot. Het was meteen raak! De Rode Ridder viel van zijn paard en lag dood op de grond. Nu ben ik ridder, dacht Parcival."Help mij even om het harnas uit te doen, zodat ik het zelf kan aandoen", vroeg Parcival aan een voorbijganger. En zeg tegen Koning Arthur dat ik nu ridder ben en dat ik niet kan wachten tot zij klaar zijn met hun feest. Ik heb haast en vertrek meteen". En zonder om te wachten dat Koning Arthur hem tot ridder slaat, vertrok Parcival weer.
Vierde beeld
Nu was het harnas van de Rode Ridder van Parcival. Ook het prachtige paard was nu van Parcival. Hij heeft het allemaal veroverd omdat hij de Rode Ridder overwon.
Hij reed verder tot het middag werd. Hij zag een aantal hoge torens in de verte. De torens werden groter en groter tot hij uiteindelijk bij een groot kasteel kwam. Voor het kasteel stond een reuze lindeboom op een groene weide. Onder de oude boom zat een oude ridder. Hij was heer van het kasteel. "Mijn moeder heeft mij verteld om naar oude mensen te luisteren en van ze te leren. Ik wil graag van u leren". "Klim maar van jou paard en kom hier bij mij zitten, dan kan ik jou een en ander vertellen", zei de oude ridder.
Eerst wilde Parcival niet van zijn paard komen, maar de oude man sprak hem vriendelijk toe en bood hem eten aan. Parcival nam de uitnodiging aan.
En zo verbleef de jonge Parcival een tijd bij de oude ridder, en leerde hij van hem hoe om een echte ridder te worden. "Een ridder helpt iedereen in nood. Vraag niet te veel vragen, het is niet netjes om te nieuwsgierig te zijn. Let goed op wat er om je heen gebeurt. Daar leer je veel van, in het leven. Wees vrolijk en vriendelijk. Dan zul je een goede vrouw vinden om mee te trouwen. Zorg goed voor haar. Als je deze dingen leren doen, zul je een goede ridder wordt".
"Je moet ook de ridderlijke kunsten leren". Dat wilde Parcival wel. "Ik zal je leren hoe om een schild vast te houden en hoe om met een zwaard en met een lans te vechten". De oude ridder zag dat Parcival goed kon leren. Verder moest Parcival ook leren om moedig en dapper te zijn.
"Hartelijk dank voor alles dat u mij geleerd heeft. Nu moet ik weer verder op mijn weg", zei Parcival. De oude ridder vond het erg jammer dat Parcival weer weg ging. "Ik heb al drie zonen verloren", zei hij. "De laatste kwam om het leven toen hij koningin Condwiramurs wilde helpen. Een boze koning houdt haar gevangen. Hij heeft haar land en haar kasteel afgepakt.
"Als het mij lukt een beroemde ridder te worden, zal ik proberen u te helpen", zei Parcival en vertrok.
Vijfde beeld
Zo vertrok Parcival van de goede oude ridder vandaan. Hij zat op zijn paard en dacht na over alles dat hij had geleerd van de oude man. Hij lette niet echt op waar hij reed en het paard volgde zijn eigen weg.
Ineens kwam hij bij een snel vloeiende stroom met hoge rotswanden aan ieder zijden ervan. Over de stroom was een brug van gevlochten touw gespannen. De brug zwaaide heftig in de wind. Het paard weigerde om over de brug te lopen. Uiteindelijk stapte Parcival af en leidde het paard aan zijn toom over de brug. Hij zag een prachtige, hoog hek en klopte aan met de klopper.
Vanuit een toren riep een meisje om te vragen wie het was en wat degene kwam doen. "Ik kom mijn diensten aanbieden", riep Parcival terug. Het meisje deed het hek open en liet hem de stad binnen. Zij nam hem naar het kasteel van haar meesteres, Condwiramurs.
Condwiramurs vertelde aan Parcival dat haar land bezet werd door een vijandige koning en dat iedereen in de stad door hem gevangen werd gehouden. Parcival bood meteen aan om haar te helpen en zei dat hij die slechte koning zou uitdagen tot een gevecht.
Onze jonge held voegde meteen de daad bij het woord en ging op de koning met zijn leger af. De valse koning zag Parcival en zei tegen zijn soldaten dat ze even moesten wachten. Een verwoed gevecht volgde tussen Parcival en de koning. Parcival zei tegen de valse koning dat hij zijn leven zou sparen, als hij naar koning Arthur zou gaan om aan hem een boodschap te geven. Hij moet aan Arthur vertellen dat hij, Parcival, nog steeds een trouwe dienaar van Arthur is.
En zo gebeurde het dat er weer vrede was in het land van Condwiramurs. Iedereen was weer vrij en gelukkig. En Parcival en koningin Condwiramurs trouwden en waren samen heel gelukkig.
Maar op een dag vertelde Parcival aan zijn vrouw dat hij weer op reis wilde gaan. Hij wilde graag gaan kijken hoe het met zijn moeder ging. Condwirasmurs nam afscheid van Parcival en toen besteeg hij weer eens op zijn paard en reed weg.
Zesde beeld
Parcival reed op zijn paard, maar zijn gedachten waren bij zijn geliefde koningin, Condwiramurs. Hij lette niet op waar het paard heenging. Tegen de avond kwam hij bij een meer. Hij kwam een visserman tegen en vroeg aan hem waar hij onderdak konden vinden. De visser antwoordde dat er maar een woning in de omgeving was. Hij zei tegen Parcival dat hij de weg langs de kransen moesten volgen en aan het eind daarvan, tegen de hangen van de kloof omhoog moest klimmen. De visserman zelf zal zijn gastheer zijn. Let goed op waar je loopt, zei de visser, hier verdwaalt men gemakkelijk.
Zo kwam Parcival dan bij een machtig kasteel. Hij reed over de ophaalbrug en vele pages kwamen hem tegemoet en begeleidden hem naar het kasteel. Hij kreeg een kamer toegewezen. Zij brachten hem water om te wassen, deden zijn wapenrusting uit en gaven hem een zijden mantel.
Zij namen hem naar een groot hal, verlicht met honderd kaarsen. Daar werd hij ontvangen door de visserkoning, Amfortas. Maar de koning was verwond. Terwijl hij met de koning sprak, kwam er een page met een lans naar binnen. Van de punt van de lans gleed er een druppel bloed naar beneden, tot op de hand van de page.
Toen de andere gasten in de hal dat zagen, begonnen zij luid te wenen en te klagen. Toen kwamen er 12 maagden naar binnen, gevolgd door een koningin. Op een groene zijden doek droeg zij iets dat zo schoon was, zo perfect, het leek wel of het uit de Paradijs zelf kwam. Het was de Graal. Hij was van puur goud en hij was bewerkt met sprankelende juwelen uit de aarde en uit de zee. Hij spreidde overal zoveel licht dat hij wel de zon zelf leek.
Waar de graal langs ging, werd iedereen gevoed met dat wat hij wenste. En overvloed aan zoete en goede spijzen, gaf de Graal aan de mensen waar hij langs kwam.
Parcival keek vol verwondering naar wat er gebeurde, maar hij zei niets. Gurnemans heeft mij geleerd niet nieuwsgierige vragen te stellen, dacht hij.
De visserkoning bood hem een prachtig zwaard aan. Ach, had Parcival toen maar de vraag gesteld! Maar hij zweeg. Toen was het feest afgelopen en ging iedereen naar bed.
De volgende ochtend, toen Parcival wakker werd, was er niemand meer in het kasteel. Parcival riep en zocht overal maar hij zag niemand. Toen werd hij bang en boos tegelijk en sprong op zijn paard om te vertrekken.
Hij kon nog net bijtijds met zijn paard over de ophaalbrug, voor die met een klap dichtsloeg achter hem! Het paard moest een grote sprong maken, om veilig te landen op de andere kant van de gracht.
Hij hoorde een stem roepen. "Rijd maar aan jij, je bent een gans! Had je maar de goede vraag gesteld, was jou nu grote eer toegekomen". Parcival wilde meer weten, maar hij zag weer eens niemand. Toen reed hij maar langzaam verder. Hij volgde de weg naar het woud.
Zevende beeld
Parcival reed weg van de Graalburcht, hij probeerde nog even de sporen te volgen, in de richting vanwaar hij de stem heeft horen roepen, maar hij zag niemand en alle sporen verdwenen naderhand. Ineens hoorde hij een jammerlijk geklaag. Het was een vrouwenstem. Het vervulde zijn hart met weemoed. Voor hem, bij een lindeboom, zag hij een vrouw zitten, op haar schoot hield zij een gestorven ridder vast.
"Gegroet, schone dame, waarom heeft u zo'n verdriet? Kan ik u ergens mee van dienst zijn?"
"Dank u voor het medeleven, maar u kunt mij niet helpen. Waar komt u vandaan? Het is niet aangeraden om hier in deze wildernis alleen te reizen, velen hebben hier hun leven moeten laten. Waar hebt u vannacht mogen slapen?"
"Vlakbij", zei Parcival, "in een prachtig kasteel".
"Je moet geen leugens vertellen", zei de vrouw. "Er is maar een kasteel in een 30 mijl omtrek, het is een kasteel van groot aardse pracht en perfectie en het heet Monsalvat. Hij die het kasteel zoekt zal het nimmer vinden. Alleen als men door het geluk getroffen wordt en het toevallig vindt, kan men naar binnen op uitnodiging van Amfortas, de visserkoning. Amfortas is de koning van dat kasteel, en hij lijdt verschrikkelijk aan een diepe wond. Indien jij er werkelijk was, zal het betekenen dat Amfortas van zijn lijding verlost is."
"Ik zag een wonder gebeuren in dat kasteel", zei Parcival.
"Nu herken ik jou! Jij bent Parcival", roept de vrouw ineens. "Zegt het mij – heb je de graal gezien? Indien Amfortas van zijn lot verlost is, ben je een grootse held, en zul je inderdaad beroemd worden!"
Toen vroeg Parcival: "Ben jij dan Sigune, die ik al eerder ben tegengekomen?"
"Ja, dat ben ik. Ik zie dat je het zwaard van Amfortas draagt. Wanneer je zijn geheim kent, hoef je nergens meer bang van te zijn. De eerste slag met het zwaard zal geen schade aanrichten, maar de tweede zal hem doen uiteenspetteren. Neem het dan naar de fontein van Loc, zet alle stukken weer aaneen en maak hem nat met het water onder de steen op de bron van de fontein. Doe dat voor het licht van de opkomende zon op het zwaard kan vallen. Dan zal het zwaard weer heel zijn."
"Je hebt vele wonderen gezien in het kasteel. Indien je de juiste vraag heeft gesteld, zal je grootste wens verwerkelijkt worden."
"Ik heb geen vraag gesteld", zei Parcival.
"O, dat ik jou moet zien! Ga weg voor mijn ogen, je bent een lafaard. Had je de moed niet om de vraag te stellen in tegenwoordigheid van de graal? Je bent eerloos en zwak.
"Lieve Sigune, help mij om het weer goed te maken", zei Parcival, geschrokken.
"Neen" zei Sigune, "jou help ik niet meer". Ze wende haar blik weg van Parcival en zei geen woord meer. Er zat niets anders op voor Parcival, dan verder te gaan.
Achtste beeld
Parcival reisde verder tot hij bij een bos kwam. Daar rustte hij eerst uit. Hij bracht de nacht daar door. Heel de nacht bleef het sneeuwen. De vlokken vielen lichtjes maar er lag een dikke witte deken over alles heen. Het was niet het jaargetij voor sneeuw om te vallen.
In de nabije omgeving, waren de ridders van Koning Arthur aan het jagen. Een van hun valken was afgedwaald. Hij vond Parcival daar in het bos, waar hij lag te slapen. De valk bleef heel de nacht bij Parcival.
De volgende ochtend, toen Parcival wakker werd, ontdekte hij dat zijn weg met sneeuw bedekt was. Hij reed het bos uit, en kwam zo bij een open stuk weiland. De valk volgde hem. Ineens zag hij een groep ganzen boven hem vliegen. In een flits vloog de valk omhoog en volgde een van de ganzen. Hij pakte de gans met zijn snavel en verwondde hem. Het was een dodelijke wond en hij lag bloedend op de grond. Terwijl hij daar zo stervend lag, vielen er drie druppels bloed op de sneeuw. Toen Parcival het rode bloed op de witte sneeuw zag liggen, riep hij uit: "Condwiramurs, ik zie jouw beeld hier voor mij!"
Uit het bos kwam ineens drie ridders te voorschijn. De eerste ridder kwam nader en daagde Parcival uit tot een gevecht. De ridder stuift af op Parcival. Parcivals paard steigerde omhoog en toen kon hij de drie druppels bloed niet meer zien. Ineens wist Parcival weer waar hij was. Hij gaf de aanvallende ridder een harde houw, en toen viel de ridder op de grond, bewusteloos. Parcival keerde zich weer terug naar de bloeddruppels en was meteen weer vastgenageld alsof hij betoverd was. Hij kon alleen maar naar de drie druppels rode bloed op de witte sneeuw blijven staren.
Toen kwam de tweede ridder nader en daagde Parcival uit tot een gevecht. Maar Parcival was als versteend. Weer steigerde zijn paard, toen de tweede ridder hem aanviel en weer kon hij het bloed op de sneeuw even niet zien. Weer sloeg hij de ridder met een slag neer. Weer keerde hij zijn blik terug naar de druppels bloed in de sneeuw. Weer was hij als betoverd.
Toen kwam de derde ridder nader. Hij sprak Parcival aan, maar was niet onvriendelijk. Ik groet u, waarde heer. Waarom groet u niet terug? Wordt u misschien door de liefde in gevangenisschap gehouden? Hij volgde de blik van Parcival en zag de drie druppels bloed in de witte sneeuw liggen. Daarop haalde hij een gele zijde doek uit zijn zak en legde die over de druppels bloed heen. Onmiddellijk was Parcival wakker. "Mijn geliefde vrouw, wie heeft jou van mij af weggenomen?"
"Kom, goede heer, ik neem u mee naar Koning Arthur." zei Gawain – want zo heette de ridder.
Als u echt van Koning Arthur zijn kamp komt, kom ik graag met u mee, zei Parcival op de uitnodiging. Zo ging Parcival samen met Gawain naar de kamp van Koning Arthur.
Negende beeld
Parcival en Gawain reden samen het kamp binnen. Overal stonden de prachtige tenten van de ridders van Arthur. Uit een van de tenten kwamen de Dame Cunneware, haar broer Orilus en de dame Jashute. Gegroet, heer Parcival, zei Conneware. Je hebt mij voorheen veel vreugde gebracht toen ik geslagen werd en veel leed moest lijden. Je bent welkom.
Parcival's wapenrusting werd verwijderd door een aantal pages en hij werd geleid naar een veld met bloemen. Daar was de hofhouding van Arthur vol pracht en praal opgezet. De edele heren en dames van de ronde tafel zaten in een kring om een prachtige ronde zijden tafelkleed.
Toen Koning Arthur Parcival zag, stond hij op en verwelkomde hem. Welkom, Heer, u brengt mijn hof veel eer, door uw bezoek. Wees welkom om hier te verblijven en een ridder van de Ronde Tafel te worden.
Heer, antwoordde Parcival, ik ben mijn vrouw en mijn koninkrijk kwijt en ik weet niet meer waarom ik op weg ben. Ik blijf graag aan uw hof.
Ineens komt er iemand binnen. Het is Kundry! Verschrikt riepen de aanwezigen haar naam uit en allen probeerden zo ver mogelijk van haar vandaan te bewegen.
"Koning Arthur", riep Kundry, "de Ronde Tafel is geruïneerd, nu Parcival aangesloten is!"
Vervloekt ben jij, zei Kundry tegen Parcival. Waarom hielp je de visserkoning niet? Waarom verloste je hem niet van zijn lijden? Je bent een adder! Je bent vals! Amfortas heeft jou zijn zwaard geschonken, maar je was het niet waard. Door jouw zwijgen heb je oneer verworven. Je zag de Graal. Had je de vraag maar gesteld toen je in Monselvat was, dan had je gehoord over de zwart en witte ridder. Hij leeft in een ver, heidens land. Hij heet Feirefis en hij is jouw broer! O bitterheid, is er dan niemand die Kasteel Monselvat kan redden?
"Nu heb ik geen vrede meer", roept Parcival. "Ik moet op zoek gaan naar de Graal. Ik zal niet rusten tot ik Amfortas gevonden heb en de vraag gesteld heb. Hoe zal ik mijn weg daarheen vinden? Heer Arthur, ik vraag uw toestemming om te vertrekken." Arthur geeft toestemming en laat een page komen om Parcival te helpen met zijn wapenrusting.
"Uw weg zal moeizaam zijn, heer. Gezegend bent u en moge God u bijstaan", zei Gawain.
"Wie is God?" vroeg Parcival. "Waar was Hij toen ik Hem nodig had? Ik heb hem altijd gediend maar heeft mij niet geholpen toen ik hem nodig had. Ik heb zijn hulp niet meer nodig. Indien hij mij nu haat, dan is dat maar zo." En zo vertrok Parcival uit de kamp van Koning Arthur.
Tiende beeld
Vijf lange jaren reisde Parcival, door vele landen, op zoek naar de Graal. Hij won vele gevechten met het zwaard van Amfortas en hij werd beroemd. Dag en nacht reisde hij. Overdag werd hij de weg gewezen door de natuur om hem heen, 's nachts werd hij door de sterren geleid. Uiteindelijk, moe van al het zwerven, kwam hij in een woud. Daar zag hij een kleine kluizenaarshut. In de hut was een graftombe. Voor de tombe knielde een vrouw. Aan haar vinger droeg zij een steen van jaspis.
Parcival zette zijn wapenrusting af en groette de vrouw. Hij vroeg aan haar hoe het kwam, dat zij hier zo alleen in de wildernis woonde, en waar zij voedsel kreeg.
"Mijn voedsel komt van de Graalburcht. Iedere zaterdag avond brengt Kundry mij genoeg eten voor de week". "Waar kreeg je de ring?" vroeg Parcival. "De ring is van mijn geliefde, Shianatulander. Mijn gestorven echtgenoot."
"Dan ben jij Sigune!" riep Parcival blij.
"Parcival. Hoe gaat het met jouw zoektocht naar de graal?"
"Het is een moeilijke taak, Sigune. Ik heb mijn koninkrijk en mijn geliefde vrouw achter moeten laten in deze zoektocht. Tot nu heb ik hem niet kunnen vinden".
"Dan heb je vandaag geluk getroffen. Kundry is zopas hiervandaan vertrokken. Als je snel bent, kun je haar voetsporen volgen en zo bij Monsalvat komen".
"Dat zal ik doen!" riep Parcival en vertrok meteen.
"Parcival volgde de sporen van Kundry en kwam onderweg ineens een ridder, in volle wapenrusting, tegen. Zonder een woord stoof de gewapende ridder af op Parcival en viel hem aan. De zwaarden van de twee ridders sloegen tegen elkaar aan en de slag was zo hard, dat ze beiden vielen. Ze tuimelde samen naar beneden, een diepe afgrond in. Toen Parcival weer bijkwam, was hij alleen. Het paard van de gevallen ridder stond naast hem. Parcival klom op het paard en reed verder.
Het begon te sneeuwen. Parcival had het erg koud. Toen kwam hij een oude, grijze ridder tegen. De oude man was blootsvoets. De oude sprak Parcival aan en zei tegen hem dat het Goede Vrijdag was en dat niemand op zo'n heilige dag wapenrusting mocht dragen.
"Ach, ik weet niet welke dag het is, oude man" zei Parcival.
Hij was moedeloos en riep hardop: "Als er een goede God is, laat hem mij dan nu helpen!"
Hij liet de teugels los hangen en het paard zocht zelf de weg. Het was het paard van een Graalridder. Het paard wist de weg wel. Zo kwam Parcival bij het hutje van de oude kluizenaar Trevrizent.
Trevrizent nodigde Parcival naar binnen en liet hem bij het vuur zitten om zich te warmen.
"Heer, help mij en wees mij leermeester. Ik heb domme dingen gedaan. Ik ben nu al vijf jaar onderweg en ik verdien om gestraft te worden. Ik ben Parcival."
"Ja, je was erg dom. Weet je dat je moeder gestorven is van verdriet omdat je wegging? Je lijdt veel en je verdient het lijden. Maar je verlangt ook naar de liefde. Je verlangen moet veranderen in echte liefde. Dat is een liefde zonder zelfzucht. Je moet leren om lief te hebben zonder dat je zelf iets daarvoor terug ontvangt."
"Het staat geschreven dat alleen de ridder die de juiste vraag stelt, het lijden van Amfortas kan verlossen. Het staat ook geschreven dat niemand de Graal kan winnen, indien zijn naam er niet in geschreven staat. "
"Vertel mij toch," vroeg Parcival, "Wat is de Graal? Helaas, ik heb de graal gezien maar ik heb de vraag niet gesteld. Daar schaam ik mij diep voor. "
"Kom, broeder, nu moeten wij eerst eten. Als je voorlopig bij mij blijft, leer ik je over de Graal en vertel ik je vele verhalen over de Graal."
Parcival bleef bij Trevrizent. Daar at hij alleen maar eenvoudige kruiden en gerstebrood met water. Hij luisterde dag en nacht naar de verhalen over de Graal.
Uiteindelijk brak de tijd aan voor Parcival om weer te vertrekken.
Elfde beeld
Zo ging Parcival weer van de kluizenaar vandaan om de zegen van God te zoeken, omdat hij nu wist dat de Graal alleen met Gods zegen gevonden kan worden.
Hij reed naar een groot woud. Daar, in een dal vol bloemen, zag hij een wonderlijke vertoning. Daar kwam een ridder aangereden. Maar hij leek wel in vlammen gehuld. Toen hij nog nader kwam, leek het wel alsof hij omhuld was met regenbogen. Toen zag Parcival dat hij een wapenrusting aan had vol met juwelen. De juwelen schitterde en sprankelde in het licht van de zon, en dat was waar de wonderlijke kleuren vandaan kwamen. Op zijn helm was een glanzende serpent.
De twee ridders vochten, Parcival werd op zijn knieën gedwongen. Parcival vroeg de naam van de andere ridder. 'Ik heet Feirifis', antwoorde hij. Parcival zei: mij werd verteld dat ik, in een ver oosters land, een broer had die Feirifis heette en hij is gemengd zwart en wit van huidskleur. Feirifis verwijderde zijn helm en toen wisten de ridders dat ze dezelfde moeder en vader hadden. De twee broers omhelsden elkaar.
Samen gingen ze op weg en kwamen weldra bij de kamp van Koning Arthur en de ronde tafel. Ze werden hartelijk verwelkomt. Ineens kwam een vrouw, in zwart en goud gekleed, op haar paard aangereden. Het was Kundrie de tovenares. "Gezegend ben jij Parcival. Jij wordt Koning van de Graal. Ook je vrouw mag met je mee naar de graalburcht. Maar er is een voorwaarde. Je mag niet je kennis voor jezelf alleen gebruiken. Je moet het met allen delen. Neem ook een vriend mee."
Parcival koos zijn broer Feirifis om met hem mee te gaan.
Twaalfde beeld
In het diepe bos leidde Kundrie Parcival en zijn broer, Feirifis. Ze werden gegroet door drie Graalridders. Toen ze Parcival zagen, riepen ze: "Daar komt hij op wie we hebben gewacht."
Terwijl ze samen de Graalburcht binnenreden, zaten alle ridders en de gewonde koning Amfortas in hun midden. Nogmaals, zoals vele jaren eerder was gebeurd, zag Parcival de Heilige Graal de hal binnengedragen worden.
Amfortas: "Ik heb lang op je gewacht, Parcival. Laat mijn doodsstrijd nu eindigen! Houd me zeven nachten en acht dagen uit de buurt van de Graal, zodat ik eindelijk kan sterven."
Parcival keerde zich naar de Graal, knielde en bad drie keer voor de genezing van Amfortas. Toen stond hij op en zei: "Liefste oom, waarom lijd je?"
Toen bloeide Amfortas' gezicht op met de schoonheid van een roos, en de wond in zijn zijde was genezen, en hij prees God. "Zo staat het geschreven op de Heilige Graal, dat jij, Parcival, Heer zult zijn over heel dit koninkrijk", zei de koning.
Lied van de graal
Ik ben op zoek naar de heil'ge graal
En ik wandel van land tot land.
In mijn plicht zal ik niet falen
Als ik in Gods licht blijf staan.
Maar als valsheid en twijfel
In mijn hart komen wonen
Dan vlucht uit mijn ziel
het licht vandaan.
© Helend opvoeden 2025
