De koningsdochter in de vlammenburcht
De eerste klas 6/7 jaar
Een Duits inwijdingssprookje
Er was eens een oude man, die zoveel kinderen had, als er gaten zijn in een zeef. Hij had alle mensen in zijn dorp reeds als peet gehad.
Toen hem weer een zoontje geboren werd, ging hij aan de grote weg zitten. Hij wilde de eerste de beste die voorbij kwam, als peet vragen. Er kwam een oude man in een grijze mantel langs. Aan hem vroeg hij peet te zijn.
De oude man stemde toe. Hij ging mee en hielp de jongen dopen. Hij schonk aan de arme man een koe en een kalf. Het kalf was op dezelfde dag als de jongen geboren. Het had een gouden ster op zijn voorhoofd. Het zou de kleine jongen toebehoren.
Toen de jongen groter werd, groeide het kalf tot een machtige stier. De stier kon spreken. De jongen ging elke dag met hem naar het weiland. Zo gebeurden het dat, toen zij op de berg waren aangekomen, de stier tot de jongen sprak; 'Blijf jij hier en slaap; intussen zal ik wel mijn weiland zoeken.'
Zodra de herder sliep, rende de stier als de wind weg. Hij kwam op de grote hemelwei. Daar at hij gouden sterrenbloemen. Bij de ondergang van de zon spoedde hij zich terug. Hij maakte de knaap wakker en samen gingen zij naar huis.
Zo ging het elke dag, tot de jongen twintig was. Op een dag sprak de stier tot hem; 'Ga nu tussen mij horens zitten; ik draag je na de koning De dochter van de koning werd ontvoerd door een twaalfkoppige draak. Reeds vele dappere jonge mannen hadden vergeefs geprobeerd haar te bevrijden. Vraag van hem een ijzeren zwaard van zeven el lang en zeg, dat jij zijn dochter verlossen wilt'
Spoedig waren zij bij de koningsburcht; de herder steeg af, ging naar de koning en vertelde, dat hij zijn dochter verlossen wilt. De koning gaf hem het verlangde zwaard, maar hij had niet veel hoop, zijn dochter weer te zien.
De draak hield de koningsdochter gevangen op een plaats waar niemand bij kon komen. De weg erheen was een hoog, niet te bestijgen berg; achter de berg lag een brede woeste zee. Verderop woonde de draak in een vlammenburcht.
Al zou het iemand gelukt zijn om over het gebergte en over de zee te komen, dan kon hij toch niet door de machtige vlammen heendringen. En al had hij dat gekund, dan zou de draak hem om het leven gebracht hebben.
Toen de herder het zwaard had, ging hij tussen de horens van de stier zitten. In een oogwenk waren zij voor het grote gebergte.
'Nu moeten wij omkeren. Het is onmogelijk om hier overheen te komen', zei de jongen tegen de stier. Maar de stier sprak: 'Wacht een ogenblik' en zette de knaap op de grond. Nauwelijks was dit gebeurd, of de stier nam een aanloop en schoof met zijn geweldige hoorns het hele gebergte opzij. Nu konden zij verder trekken.
De stier zette de knaap daarna weer tussen zijn hoorns en spoedig waren zij bij de zee gekomen.
'Nu moeten wij omkeren, het is onmogelijk om hier overheen te komen', zei de jongen tegen de stier. Maar de stier sprak: 'Wacht maar een ogenblik. Hou je aan mijn hoorns vast.' Hij boog zijn kop naar het water toe en dronk de hele zee leeg. Nu konden zij zonder natte voeten te krijgen als over een weiland verder trekken.
Gauw waren zij aan de vlammenburcht. Van verre sloeg hun al een gloed tegen. De knaap kon het niet uithouden.
'Sta stil, ga niet verder! Wij verbranden hier!' riep hij tegen de stier. De stier echter liep tot heel dichtbij. Toen spuwde hij al het water van de zee, dat hij gedronken had, tegelijk in de vlammen. Er ontstond een geweldige walm. Ineens werd de gehele hemel met wolken bedekt.
Maar nu stormde uit de vreselijke walm de twaalfkoppige draak vol woede naar voren.
'Nu ben jij aan de beurt! Let op, dat jij in èèn keer alle koppen van het ondier afslaat', sprak de stier tot zijn meester.
De knaap verzamelde al zijn krachten. Hij greep het geweldige zwaard met beide handen vast. Hij sloeg het ondier met zò een plotselinge slag, dat alle koppen er af vlogen. Het dier rolde zich zo hevig over de aarde, dat deze beefde.
Nu nam de stier het lichaam van de draak op zijn hoorns. Hij slingerde het naar de wolken, zodat er geen spoor meer van te zien was.
De stier sprak tot de jongeling: 'Mijn dienst is nu ten einde. Ga naar het kasteel; daar vind je de koningsdochter. Breng haar bij haar vader terug.'
Met deze woorden rende de stier weg naar de hemelwei. De knaap zag hem nooit meer terug.
Hij vond echter wel de koningsdochter in de burcht. Zij verheugde zich zeer, dat zij van de afschuwelijke draak verlost was.
De jongeling en de koningsdochter gingen naar haar vader en hielden bruiloft. En er heerste grote vreugde in het hele koninkrijk.
© Helend opvoeden 2025
