Sint Joris en de draak
Toneelspel
Heel lang geleden regeerde er een koning over een stad. Vlak voor de poorten van de stad was een heel groot meer. Daarin woonde een verschrikkelijke draak. Met zijn giftige adem doodde hij iedereen die in de buurt kwam. Al vele malen hebben de bewoners van de stad geprobeerd om de draak te overwinnen, maar steeds had het ondier hen op de vlucht gejaagd. Dan kwam hij tot aan de stadsmuur en verstikte alles met zijn giftige adem. De bewoners van de stad waren bang voor de draak en zijn verstikkende adem. Daarom besloten zij om de draak iedere dag twee schapen te geven.
Maar na verloop van tijd begonnen de schapen in de stad op te raken. Omdat ze zo bang waren, besloten zij om voortaan één mens en één schaap aan de draak te geven. Geen van de bewoners mocht zich daaraan onttrekken. Steeds weer wees het lot aan wie de volgende dag aan de draak geofferd zou worden. Zo verstreken vele maanden. Op zekere dag viel het lot op de koningsdochter. De volgende dag zou zij buiten de muren aan de oever van de meer moeten wachten. Dan zou het ondier komen om haar te verslinden.
Maar de koning werd diep bedroefd. Hij sprak tot het volk: "Neem al mijn goud en zilver en neem ook de helft van mij koninkrijk, maar laat mij mijn dochter behouden." Toen werd het volk boos en riep: "Wij hebben ook onze kinderen geofferd. Nu is het lot op uw dochter gevallen. Morgen moet zij gaan om door de draak verslonden te worden." En zij dreigden de koning het kasteel met iedereen die er in was te verbranden. Toen smeekte de koning hun: "Ach, laat mij mijn dochter noch acht dagen behouden. Geef mij tijd om afscheid van mijn zo innig geliefde kind te nemen." En het volk stemde daarin toe.
En na acht dagen dromde het volk weer voor het koninklijk paleis en eiste de dochter des konings op, om naar het water voor de stadsmuur te brengen. De koning begreep dat zijn dochter niet aan haar lot kon ontkomen. Hij kleedde haar in prachtige kleren, omarmde zijn kind en nam vol droefenis afscheid van haar.
Koning:
Zie de duistere wolken trekken,
Hoor het gieren van de wind.
Bang, zo bang is nu mijn harte.
Blijf bij mij, mijn liefste kind.
Prinses:
Vader, ach, ik moet vertrekken,
Mag niet blijven aan uw zij.
Donker is het om mij henen.
Vader, ach, denk steeds aan mij!
Koning:
O, dochter, groot is onze smart,
Gebroken is mijn droevig hart.
Prinses:
Dat God de Heer U steeds bewaak,
Op mij wacht nu de boze draak.
Koning:
Gegroet,
O koningsdochter zoet.
En het volk begeleidde de prinses tot aan de oever van het meer en trok zich daarna haastig terug achter de muren van de stad. Terwijl de prinses huilend aan de oever van de meer zat, kwam er een jonge ridder op zijn paard aangereden. Zijn naam was Joris.
Zingen:
Ik trek door de wereld
Met moed en met kracht.
Bij al wat ik doe,
Voel ik Michaëls macht.
Hij schonk mij een paard,
Zo snel als de wind,
Hij gaf mij een zwaard,
Als men schoner niet vindt.
Toen zag Joris het meisje huilend aan het water.
Sint Joris:
O, zie een meisje sta daar ginds,
Zo droevig is haar wezen.
Prinsesje, ben je ziek misschien?
Dan zal ik je genezen.
Prinses:
Neen, ridder, 't is de boze draak,
Die zal mij straks verslinden!
Sint Joris:
Een boze draak? O, zeg me gauw,
Waar is dat beest te vinden?
Terwijl ze zo met elkaar spraken, kwam er beweging in het water. Een reusachtige draak kwam uit de diepte te voorschijn. De prinses beefde van schrik over al haar leden en riep:
Prinses:
Daar komt hij, ach, wat moet ik doen?
De dood staan mij voor ogen.
Toen de draak uit het water kwam, sprong St. Joris op zijn paard en reed het monster tegemoet. Er ontstond een geweldige strijd tussen de draak en de moedige ridder. En na korte tijd overwon Joris de draak en doodde hem.
Daarop nam Joris de prinses bij de hand en bracht haar de stad binnen naar haar vader de koning. En Joris de ridder weigerde alle geschenken die hem aangeboden werden; hij besteeg zijn paard en vertrok om nieuwe daden te verrichten.
Zingen:
Ik trek door de wereld, met moed en met kracht.
Bij al wat ik doe, voel ik Michaëls macht.
Hij schonk mij een paard, zo snel als de wind,
Hij gaf mij een zwaard, als men schoner niet vindt.
Hij helpe mij spoedig, de draak te verslaan,
O, Michaël kom, wil ter zijde mij staan.
© Helend opvoeden 2025
