menu

Heen en Weer

Een sprookje van Robert Corel over behulpzame aardwezentjes

De Hertog bezat twee paarden, Heen en Weer. Wanneer hij naar de andere kant van het Hertogdom moest reizen vertrok hij op de een om op de ander terug te keren. Vandaar de namen, Heen en Weer.

Op een dag vertrok de Hertog om de reis naar de andere zijde van zijn land te aanvaarden. Het paard Heen werd bepakt en gezadeld en daar gingen zij op weg. De Hertog was zuinig op de paarden en hield van ze, hij wist dat ze belangrijk waren want zonder hen kon hij geen kant op. Toch tijdens deze reis moest Heen het opgeven. Waarom weten we niet maar het kon niet voort. "Wat nu gedaan?" dacht de Hertog. In de wijde omtrek was geen huis, geen mens. "Hier ben ik nu, in mijn eigen land en verloren." De Hertog wist niet wat te doen. "Alvorens mijn dienaren weten dat ik niet op tijd ben gearriveerd moet ik blijven wachten. Al is er geen beschutting, geen voedsel." Toch die eerste nacht sliepen zij in de akkers onder het licht van de maan.

Plots werd de Hertog wakker door een gekriebel aan zijn neus. Wat is dat toch weer? Hij wreef over zijn neus en wilde verder slapen maar daar was het gekriebel weer! Wat vervelend is dat toch. De Hertog opende zijn ogen. Daar stond een vreemd kereltje met een halm in zijn hand te kriebelen onder de neus van de Hertog. "Wie ben jij?'' - "Ik, mijn Hertog, ben de Akkerman en zoals al mijn vrienden zijn wij er om op jullie te passen." De Hertog wilde een hand geven maar ging dwars door het mannetje heen. De Hertog schrok en begreep dat deze man anders is dan anders.

"Wees niet bevreesd, mijn Hertog. Ik ben hier om u van dienst te zijn net als al uw onderdanen. U waakt over uw land en uw land waakt over u. Zoals ik zie hebt u een probleempje. Daarom ben ik hier. Wij kunnen onze stem zo hoog en zo luid laten klinken dat het onhoorbaar is voor een mens. Maar aan de andere kant van het land heeft mijn vriend, de Karreman gehoord dat uw paard Heen in nood is en de Hertog geen kant op kan. Morgenochtend wanneer u uw ogen zult openen zullen uw onderdanen met het paard Weer voor u staan."

"Maar wat zijn jullie voor wezens, beste Akkerman?"

"Dat, mijn beste Hertog is niet zo belangrijk. Belangrijk is dat we er zijn. Al eeuwen zijn wij de trouwe helpers van Moeder Aarde. Zo hebben we allemaal onze taken en wij begeleiden de mensen bij al wat ze doen. Zo zijn wij te vinden bij de akkers, de bruggen, de karren en al wat meer. Maar hoewel wij jullie in de smiezen houden hoeft u niet bevreesd te zijn want we zijn zonder zonden en alleen hier om de mens te steunen. Wat wij terug verwachten is dat de mensen met elkaar omgaan zoals de natuur met zichzelf omgaat. Leven en laten leven. Dat is dus, beste Hertog, onze taak". En… weg was de Akkerman!

Aan de andere kant van het land lag de dienaar te slapen toen hij een gekriebel aan zijn neus voelde. Hé, wat is dat, een vervelende vlieg waarschijnlijk! De dienaar sliep verder. En weer een kriebel onder zijn neus. Hé, wat is dat toch! Toen hij de ogen opende zag hij een vreemd mannetje. Deze stelde zich voor als de Karreman en vertelde het verhaal van de Hertog.

De dienaar wilde zijn kameraad wekken maar die stond eveneens in kleding op de gang van het kasteel en vertelde door dezelfde Karreman op de hoogte gesteld te zijn. Zij maakten zich gereed om op weg te gaan. De Karreman had ze gewezen welke weg te volgen en zo verging de reis.

Onderweg hadden ze het gevoel dat ze niet alleen waren, daar hadden ze wel gelijk in want de Karreman heet niet zomaar de Karreman!

In de akkers vroeg de Hertog zich af of hij het nu gedroomd had maar sliep verder. Het paard Heen sliep door alles heen, vermoeid en ziek als het was. Die ochtend voelde de Hertog weer een gekriebel aan zijn neus! Ditmaal was het… Weer! Zijn geliefde paard, Weer! "Dat is een wonder maar… Hoe komt Heen dan van deze plek?" Daarop zag hij zijn onderdanen met een kar getrokken door twee paarden. "Hoe wisten jullie dat wij hier in nood verkeerden?" - "Hertog, we kregen beiden een rare droom. Een mannetje genaamd de Karreman stond aan onze neus te kriebelen met een paardenhaar! Hij vroeg ons met kar getrokken door twee paarden en uw geliefde Weer deze weg te volgen tot we u tegen zouden komen. En zo zijn we hier. Aangezien we beiden dezelfde droom beleefden moest er wel iets gaande zijn dachten we."

De Hertog was zo blij met zulke onderdanen en Heen werd in de kar geladen. De Hertog besteeg zijn paard Weer en zij vervolgden de weg.

Na deze reis kreeg Heen de verzorging die het nodig had en na een tijdje toen de weg terug aanvaard werd dankte de Hertog zijn onderdanen en nimmer was hij bevreesd want hij wist dat er op hem en iedereen gepast werd.

"Dag Hertog!" groette de Karreman. "Dag, jij moet de Karreman zijn, niet?" - "Dat klopt mijn Hertog. Het is een genoegen u te ontmoeten en u te hebben mogen begeleiden bij uw reisprobleempje!" - "Dank je mijn beste Karreman, het is mij een wederzijds genoegen! Wist niet dat jullie in mijn land leefden maar nu ik het weet zal ik iedereen vertellen dat jullie er zijn en op ons letten. Dat is toch boffen, zo dacht ik!" En zo is het.

De hertog nam afscheid en zag de Karreman en verbaasde zich toch wel over deze lieve wezens. Onderweg wuifde de Akkerman van tussen de halmen en de hertog riep: "Dag lieve Akkerman. Dank je wel en tot ziens maar weer. Het is een mooie gedachte dat jullie er zijn!" En zo is het toch?

Eenmaal thuis vertelde de Hertog zijn verhaal aan de verbaasde onderdanen. Maar zij geloofden hun Hertog en bouwde een feest voor de behouden thuiskomst van hun heer. De paarden Heen en Weer zouden nog vele reizen maken en doorstonden ze met de wil om hun heer veilig daar te brengen waar hij nodig was. En steeds wuifde daar de Akkerman tussen het riet. Of was het nu verbeelding? Zo reisde de Hertog nog jaren door, Heen en Weer…

© Helend opvoeden  2025

naar boven