Dauwdruppel en sneeuwster
Pasen - verhalen
Dauwdruppel en sneeuwster
Michael Bauer
Op een late, milde Italiaanse herfstdag werd in het hart van een roos een dauwdruppel geboren. In het heldere ochtendlicht lag hij op zijn zachte, fluweelachtige bed en keek nieuwsgierig de wereld in. Hij zag een mooie wereld. De rode bladeren van de wijnrank slingerden over de oude muren, in de groene struiken straalden vruchten als gouden appels, in de verte schemerde de blanke, witte marmer en hoog boven dat alles stond de prachtige blauwe hemel. En het allermooiste was, dat dit kleurenspel om hem heen zich wilde spiegelen in het heldere oog van de kleine pasgeboren parel. .
"Heerlijk! Heerlijker riep hij steeds weer, "heerlijk!"
"Wat een nar!" bromde een spin die vlakbij zat. "Heeft maar een enkel oog. Ais hij er acht zou hebben zoals ik, dan zou hij niet zo verrukt naar zijn omgeving kijken."
Op dat ogenblik scheen de zon met haar eerste stralen over de berg. Toen de stralen de weg naar de parel gevonden hadden wilde deze het liefst opgaan in al dat glanzende licht. Het leek wel alsof het bloembed waarin hij lag te klein geworden was; hij wilde wegvliegen ver omhoog, om meer van deze prachtige wereld te zien.
Heel even kwam er een windje door de tuin en een kleine schaduw trok haastig over de druppel heen. Daar schrok de dauwdruppel van. En een stem in zijn omgeving sprak: "Begin je er eindelijk iets van te merken datje zo trilt?" Het was de spin die dichtbij hem zat, die zo sprak.
"Wat bedoel je met wat ik zou moeten merken? De schaduw, waarvan ik zo schrok?"
"O nee, jij onnozele! Die schaduw bedoel ik niet. Maar dat je steeds kleiner wordt, dat je langzamerhand verdwijnt, dat je sterft, dat bedoel ik!"
"Dat ik sterf? Wat is dat: sterven," vroeg de kleine dauwdruppel verwonderd. "Nu moet ik toch vreselijk lachen!" ging de ongeluksspin verder. "Weet je niet wat sterven betekent? Dan zal ik het je zeggen, want ik weet het. Ik heb al zoveel danslustige vliegjes zien sterven. Sterven betekent 'alles verliezen!' Niet het een of het ander, maar alles: het glinsteren, het kijken, het blij zijn, kortom, alles wat je hebt en jezelf erbij."
De arme dauwdruppel begreep natuurlijk maar de helft van wat de spin hem vertelde, maar toch voelde hij zich gegrepen door een verschrikkelijke angst voor het sterven en met alle kracht die in hem was klemde hij zich vast aan het rozenblad.
Maar zijn bewustzijn begon al te verdwijnen en... weg was het.
"Mijn moeder had gelijk", zei de spin lachend, "hoe mooier, des te dommer!" Dat ding wist inderdaad niet wat 'sterven' is. In ons handwerk leert men zoiets tijdig. Maar natuurlijk, met nietsdoen en in-de-wereld-kijken leer je helemaal niets." Daarop liet hij zich haastig naar beneden in het gras zakken, want er trok iets aan een draad van haar net.
De dauwdruppel die nu onzichtbaar was geworden, zweefde intussen omhoog naar de hemel! Daar kreeg hij gezelschap van vele soortgenoten en vloog met hen in noordelijke richting. Onder hen, ver in de diepte, was het groene land met zilverkleurige zeeën. Daarna kwamen verblindende sneeuwpoppen die afgewisseld werden door diepliggende dalen die in de schaduw lagen. Zo wisselde het vlakke land met de heldere watervlakten zich af met beboste bergen. Maar het dauwdruppeltje wist daar niets van, het wist zelfs niets over zijn eigen bestaan.
Het eerste gevoel van zijn eigen zijn kwam pas weer toen een onverwachte ijskoude windstoot door de onzichtbaar zwevende druppeltjes voer en ze bij elkaar veegde. En naarmate de wind scherper en kouder blies werd ook het gevoel in hem steeds sterker en bewuster. En ten slotte ging er een oogje, een heel klein oogje open en keek knipperend om zich heen. Maar daar draaide alles om en om en hij kon niets onderscheiden. Gelukkig kwam er nog een oogje en nog een... Toen waren het er acht in totaal: zes in een kring naar buiten en twee in het midden, een voor boven en een voor beneden. Nu kon hij zich draaien zoals hij wilde, overal waren ogen en overal kon hij alles zien. O, wat was dat mooi! Alles glinsterde en glansde om haar heen! Sneeuwwitte vleugels met flonkerende veren fladderden overal in het rond: boven hem en onder hem en rechts en links. Duizenden klinkende stemmetjes kwinkeleerden door elkaar. Het leek wel op een spreeuwenzwerm, alleen waren zij veel dichter en veel mooier en veel vrolijker.
Daar ging de vlucht naar beneden, naar de aarde. Ons dauwdruppeltje had nu zijn doodschrik vergeten. Het had helemaal vergeten dat het ooit een dauwdruppeltje was geweest. Want nu was het een sneeuwsterretje, een fijn zuiver, pasgeboren zeshoekig sneeuwsterretje. En hoe zou het ook iets weten van Italië en van de roos en van die verschrikkelijke spin! Het had helemaal geen tijd om aan het verleden te denken. Het moest de wereld rondkijken en het - was mooi ondanks zijn acht oogjes die het nu had net zoals de spin. En het moest dansen met wel duizend vrolijke kameraden.
Beneden in het dorp stond voor de deur van een huis een klein mensenkind en keek naar de op en neer dansende sneeuw en de vader kwam erbij en zei: "Vang toch eens een van die witte dingetjes!" Het kind strekte zijn handje uit in de vlokkendans en ons sterretje was veel te gelukkig om wantrouwend te zijn en ging op de hand van het kind zitten. Maar wat schrok het, toen het kind hem greep en naar zich toe trok. Het schrok nog meer toen het twee grote blauwe mensenogen op zich gericht zag. Zijn vleugeltjes waren verlamd van schrik en hulpeloos bleef het liggen.
"O, wat prachtig!" riep het kind en bracht haar hoofd nog dichter bij het sneeuwsterretje.
"Maar van korte duur!" zei de vader. "Kijk eens, het huilt al!"
"Waarom huilt het, vader?"
"Omdat het in elkaar schrompelt, omdat het smelt, omdat het sterft!"
En werkelijk: de acht oogjes begonnen gelijktijdig te huilen, en ze huilden tot het hele sneeuwsterretje een klein tranendruppeltje geworden was. Trillend lag het op de warme hand van het kind.
"Kijk eens, nu is het al uit met zijn pracht", zei de vader.
Maar op hetzelfde ogenblik voelde het druppeltje een stralende kracht door zich heen gaan. Het roze, zachte kinderhandje had het herinnerd aan het rozenblad in het verre Italië, en meteen stonden de oude muren met de wilde wijnranken en de gouden appels tussen de groene bladeren en de wit marmeren muren, en daarboven de diepblauwe hemellevendig voor de ziel van de kleine druppel. En ook de lelijke spin, en dat wat ze gezegd had. En een groot geluk en een innige zekerheid ging door de ziel van het kleine druppeltje. Jubelend riep het uit: "De spin heeft gelogen, en jij liegt ook, grote man! Ik ben niet gestorven en sterf helemaal niet. Hoogstens slaap ik een tijdje. En dan, als ik wakker word is alles steeds mooier en mooier!"
Maar de man verstond die woorden niet, en dat is jammer.
© Helend opvoeden 2025
