Achtergrond bij het Sint-Jansfeest
Het feest van Sint Jan
Sint Jan die komt er an
Sint Jan die komt er an
Sint Jan gaat komen
Ik zie het aan de bomen
Sint-Jan die komt er an
Sint-Jan is het laatste feest van het schooljaar. Het is een blij feest, met bloemenkransen, zang en dans, met een Sint-Jansvuur en vrolijkheid. Om ons heen zien we de natuur zo uitbundig en rijk als in geen ander jaargetijde. Alle bladeren hebben zich vol ontplooid, bloemknoppen springen open, de eerste vruchten gaan komen. In het groene gras zien we een verscheidenheid aan pollen, aren en pluimen, die met een gouden waas het groen versluieren. Insecten zingen in de blauwe hemel, vogels fluiten dat het een lieve lust is. De natuur biedt ons een geweldige overvloed. Ook wij voelen ons meegenomen in deze bonte, warme wereld. Wij willen naar buiten, de vakantie lokt.
Dan nadert de Midzomernacht, de nacht van 23 op 24 juni. De zon staat hoog aan de hemel en bereidt zich voor op de terugtocht. Nog één korte, lichte nacht en het keerpunt is gekomen. We lijken zorgeloos te zijn en genieten van zon en buitenlucht.
Maar is dat het? Is dat het hele Sint-Jansfeest. Met z'n allen gezellig plezier maken rondom een vuur? Of is er ergens een diepte aanwezig, een onderstroom die we niet direct herkennen?
We bekijken eens wat in het algemeen de jaarfeesten kenmerkt. Het ritme van de natuur, van de aarde, zou je in eerste instantie zeggen. Een ritme waarin we zelf meebewegen.
Zo ervaren we in de herfst en de winter een weg naar binnen. Letterlijk door ons steeds meer in ons huis terug te trekken, figuurlijk door ons met meer concentratie op onze taken toe te leggen. Overeenkomstig bewegen we in de lente en zomer meer naar buiten. Tegelijk met het groeien en bloeien van planten en struiken zoeken we meer de buitenlucht op, denken aan vakantie en ontspanning en verliezen onze doelen misschien even wat uit het oog.
De jaarfeesten vormen door het jaar heen een soort ankerpunt waarin het ritme van de natuur even scherp naar voren komt. Ze maken ons wakker voor wat er op dat moment vanuit de natuur op ons toestroomt.
Maar er is meer aan de hand. Bij het bewust vieren van de jaarfeesten kunnen we in onszelf iets beleven wat recht tegenover de uiterlijke natuur staat.
Zo laat het Michaëlfeest ons inzien hoe we tijdens de afbraak in de uiterlijke natuur juist dan innerlijke motieven of idealen kunnen ontwikkelen. Het kerstfeest brengt ons temidden van de diepste duisternis het geschenk van de geboorte van het Christuskind en het paasfeest, dat het begin van de lente (het nieuwe leven) markeert, laat ons stilstaan bij de kruisiging en de dood van Christus.
Kennelijk is er steeds sprake van een tegenbeweging. Deze tegenbeweging is steeds innerlijk van aard, en precies tegengesteld aan het uiterlijke natuurbeleven.
Hoe zit dat bij het Sint-Jansfeest?
Het is midzomer, de zon staat op haar hoogtepunt aan de hemel. We geven ons over aan zonlicht en warmte en ervaren de ontspanning, het éven niet zo nodig hoeven. Zeker als de temperaturen hoger worden, worden we lomer en misschien enigszins dof in ons bewustzijn.
Sint-Jansdag (24 juni) is dag van Johannes de Doper (Sint-Jan) Hij werd een half jaar eerder dan Jezus geboren, namelijk op 24 juni. Johannes de Doper trok al vroeg als kluizenaar de woestijn in, waar hij zich voedde met sprinkhanen, bessen en wilde honing. Hij was het die Jezus tot Christus doopte in de Jordaan. Hij was het die met zijn grote gestalte zoveel licht en warmte in zich droeg, die zichzelf in dienst stelde van diezelfde Christus. In zijn eigen woorden : 'Hij moet groeien, ik moet afnemen'.
Sint-Jansdag is de tegenpool van de kerstnacht. Het uiterlijke licht en de uiterlijke zonnewarmte staan hier tegenover de geboorte van een nieuw innerlijk licht in de diepste duisternis. Zo is het Sint-Jansfeest bij uitstek het feest van de tegenpolen. De natuur is treedt maximaal naar buiten en het is verleidelijk voor ons om daarin mee te gaan. Niet alleen door ons aan de zon over te geven (op het strand bijvoorbeeld), maar ook door ons sterker te richten op ons aardse ik (onze uiterlijke zon). Om onszelf niet teveel te verliezen – in zelfgenoegzaamheid, in oppervlakkigheid- is het essentieel juist in de Sint-Janstijd ons bewust te worden van ons eigen 'innerlijke licht'.
Dat probeert Johannes de Doper ons aan te reiken. 'Hij moet groeien, ik moet afnemen'.
Johannes was degene die de mensen maande tot inkeer te komen en hun houding te veranderen omdat de komst van Christus nabij was.
Hij is de grote voorbereider geweest, die met zijn krachtig woord tot de mensen sprak, zodat er een wending in menselijke gedachten en ook in de tijdsgeest kon plaatsvinden. "Komt tot inkeer", zo sprak Johannes. Je kunt niet altijd blijven groeien, bloeien en zorgeloos genieten. Er komt een moment dat deze krachten omgewend moeten worden, naar binnen gericht, teruggehouden dienen te worden. Wees niet te snel in je oordeel, laat de warmte je hoofd niet verhitten. Word je temidden van de zomerse ontspanning bewust van de tegenpool in jezelf. Vorm de uiterlijke zonneschijn, die ons loom maakt, om tot een wakkere innerlijke warmte en liefde voor het leven. Ontdek dat het wezenlijke slechts zichtbaar is in het hart.
Meer dan in welke tijd van het jaar ook lijkt de aarde op een kleine zon, met eigen, stralende glans. Nu speelt alles in de natuur zich af in de hoogte. De vogels zingen volop; bloemen zenden hun stuifmeel omhoog en tal van insecten; vlinders, bijen, hommels en kevertjes - omzweven de bloemen, zo hun rol in de vruchtzetting spelend. Onder de insecten vallen de kleurige, tere vlinders op.
De wind en de insecten hebben het proces van de vruchtzetting op gang gebracht. De mei-maand bracht velden vol bloeiende bloemen, maar juni bracht de eerste zomervruchten rijp: aardbeien en rode bessen. De zwarte bessen, frambozen, kersen en tenslotte bramen zullen weldra volgen. In rijpende vruchten neemt de aarde de zonnewarmte op, wordt a.h.w. verinnerlijkt.
Na de langste dag op 21 juni begint de zon langzaam onmerkbaar weer aan de afdaling. Ook het leven op aarde stijgt na de zomerzonnewende niet meer op in groei en bloei, maar het neigt zich in vruchtzetting, vruchtrijping en zaadvorming voorzichtig weer naar de aarde.
Midzomerzonnewende
De langste dag - de kortste nacht van het jaar werd in de voorchristelijke tijd beleefd als het hoogtepunt van het jaar. Veel van de oude gebruiken van het Midzomerfeest zijn overgegaan op het Christelijke Midzomerfeest, het Sint-Jansfeest, dat drie dagen na de zonnewende gevierd wordt, op 24 juni.
Het Sint-Jansfeest heeft dus altijd dezelfde datum, in tegenstelling tot het Pinksterfeest, waarvan de datum afhankelijk is van de Paasdatum. De vroegste Pinksterdatum is 10 mei en de laatste is 13 juni. Het kan dus gebeuren, dat Pinksteren en Sint-Jan maar 14 dagen van elkaar af liggen.
Bij de meeste Heiligen is het de sterfdag, die als hun feestdag gevierd wordt. Bij Sint-Jan wordt de geboortedag van Sint-Jan de Doper gevierd. Ook aan de andere kant van het jaar staat een geboortefeest centraal, kort na de Midwinterzonnewende, het Kerstfeest, de geboorte ven Jezus van Nazareth. Beide geboortes zijn omgeven door wonderlijke gebeurtenissen.
De ouders van Johannes, de priester Zacharias en zijn vrouw Elisabeth, waren al op leeftijd, toen Zacharias van de engel Gabriël de boodschap kreeg dat hem een zoon geboren zou worden. Omdat Zacharias het niet geloofde werd hem zijn spraak ontnomen. Toen het kind geboren werd, wilde de familie hem Zacharias noemen, naar zijn vader. Maar Elisabeth zei, dat zijn naam Johannes zou zijn, zoals de engel bevolen had. Toen Zacharias dit bevestigde kreeg hij zijn spraak weer terug.
Johannes de Doper werd als zomerkind geboren en Jezus van Nazareth als winterkind.
In de zomer is de mens heel anders, dan in de winter. In de zomer zijn we veel extraverter . We treden in fysiek zin naar buiten en zetten ramen en deuren open. In de winter zijn we veel introverter. In de zomer groeit en bloeit de natuur en stijgt omhoog van de aarde naar de kosmos. We hebben de neiging om mee te gaan. We willen ons bevrijden uit onze dagelijkse taken. Het is niet voor niets in de zomer vakantietijd. Het liefst dromen we weg en soezen we in de omhullende warmte van de zon.
De mens in oudere tijden, nog ver voor de jaartelling, was als de mens in zomertijd: dromerig en minder wakker van bewustzijn en minder aardgebonden. Zijn ziel was omhuld als door een mantel en hij beleefde daarbij in de zonnewarmte de geestelijke wereld als nog een extra omhulling. In de loop der tijd heeft de mens zich afgesnoerd van de goddelijke wereld en langzaamaan kromp ook zijn zielemantel. De ziel trok zich steeds meer terug binnen de grenzen van het fysieke lichaam. De mens werd als de aarde in wintertijd, die haar ziel in zich heeft opgenomen en kaal, dor en dood is geworden, maar wel wakker en helder van bewustzijn.
Christus zei van Johannes dat hij de grootste was onder de mensen en de kleinste onder de engelen, wat erop lijkt te wijzen, dat Johannes qua ontwikkeling tussen mens en engel stond. Johannes, de zomermens, bezat de intuïtieve kennis van de goddelijke wereld en zijn gevoel van harmonie t.o.v. de omringende, zintuiglijke wereld. Als een brandend vuur was Johannes, die velen enthousiast maakte. Ondanks de strenge leer die hij preekte had hij een grote schare volgelingen, die hij doopte in het stromende water van de Jordaan. Hij bereidde zijn volgelingen voor op de komst van Christus en de nieuwe tijd die daardoor aan zou breken. Door hen te dopen in het stromende, altijd beweeglijke en veranderende water maakte hij hun zielen los uit de starheid van oude vormen en tradities. Zo werden zij ontvankelijk voor het nieuwe dat komen ging.
De oude mens, uit de voor-Christelijke tijd, was een zomermens, die de werkzaamheid van de Goddelijke machten beleefde in de warmte van de zichtbare zon. Johannes wijst erop, dat die zomermens, die hij zelf vertegenwoordigt milder moet worden, moet afnemen zoals de zon na de zomerzonnewende afneemt. De nieuwe mens moet een wintermens zijn, zoals Jezus van Nazareth, die de Christus in zich opnam en in zich droeg als innerlijke zon. Deze nieuwe wintermens moest groeien, als de zon na de winterzonnewende.
Door de Christuskracht in ons op te nemen, kunnen wij "nieuwe" mensen ons opnieuw verbonden voelen met de Goddelijke wereld. Nu niet meer dromerig en intuïtief als de oude mensheid, maar met een helder, wakker bewustzijn. Ook de aarde en alle elementen kunnen we dan herkennen en begroeten als aan ons zelf verwant: zij stammen oorspronkelijk uit dezelfde goddelijke wereld waar wij vandaan komen. Sint Franciscus is een voorbeeld van een mens, die dit al verwezenlijkt heeft.
Na de doop in de Jordaan trok Christus zich voor korte tijd terug in de eenzaamheid van de woestijn. Daarna begon hij zijn openbare leven, dat drie jaren zou duren.
Voor Johannes nam het leven een dramatische wending. Op bevel van koning Herodes Antipas werd hij gevangen gezet en vlak voor Christus met zijn twaalf leerlingen - allen oorspronkelijk volgelingen van Johannes - zijn zwerftocht door Palestina begon, werd Johannes de Doper onthoofd. Zijn afgehouwen hoofd werd op een schotel de zaal binnen te gedragen waar Herodes met zijn hofhouding feest vierde. Maar de geest van de Doper rustte gedurende de drie jaren van Christus openbare leven op de twaalf leerlingen en bleef hen inspireren tot aan het eerste Pinksterfeest.
Tekstbronnnen
- Van herfst tot zomer – met de jaarfeesten het schooljaar door Fred Tak – uitgeverij Christofoor
- Jaarfeesten bij op school – een bundel samengesteld door Yolanthe Cornelisse voor de Vrije School Haarlemmermeer
- Jaarfeestengroep V.S. Heerlen
© Helend opvoeden 2025
