menu

Carnaval - een piepjong feest met oeroude wortels

Het huidige carnaval met de bijbehorende rituelen is relatief jong, hoewel men in de Middeleeuwen al sprak van de 'vastenavondviering': aan de vooravond van de vastentijd (die voorafgaat aan Pasen) vierden de mensen nog één keer luidruchtig feest met veel spijs en drank. De zevende zondag vóór Paaszondag is carnavalszondag.

De vele Prinsen Carnaval nemen op carnavalszaterdag of -zondag voor drie dagen op rituele wijze de macht van de burgerlijke autoriteiten over in dorpen en steden en vieren met hun 'onderdanen' de tijdelijke vestiging van hun narrenrijk.

Carnavalsvierders verkleden zich en nemen in een driedaagse carnavalsroes bezit van de straat en de cafés. Op één van de carnavalsdagen trekt de optocht door de straten, de zegetocht van Prins Carnaval. En op carnavalsdinsdag rond middernacht wordt in veel plaatsen in een collectief afsluitingsritueel afscheid genomen van het narrenrijk en zijn Prins. Carnavalsmascottes en symbolen worden dan verbrand, begraven of verdronken. Op aswoensdag wordt het dagelijkse leven weer opgepakt.

De machtsovername van Prins Carnaval wordt grondig voorbereid, door de vele carnavalsverenigingen in Nederland. Het 'voorseizoen' begint al op 11 november (de elfde van de elfde). Prins Carnaval verschijnt alvast ten tonele, in publieke zittingen worden de burgerlijke autoriteiten op de korrel genomen, een carnavalslied wordt tot volkslied van dat jaar gekozen en de carnavalsstemming wordt opgebouwd.

Er zijn twee historische visies op het carnavalsfeest. Volgens de eerste is het een van oorsprong heidens lentefeest. Koning Winter moest verdreven worden en ruim baan maken voor de Vruchtbaarheid. In de middeleeuwen zou de katholieke kerk dit heidense feest gekerstend hebben en opgenomen in de liturgische jaarkalender.

Volgens de tweede theorie was de rooms-katholieke kerk de initiatiefnemer. Zij zou het feest in de Middeleeuwen hebben ingesteld om de drempel naar de vastentijd te verlagen. Carnaval was een 'anti-schepping', die de afkeuring van een leven met een puur aards karakter moest opwekken. Door de mensen enkele dagen heel concreet en aanschouwelijk te tonen én te laten ervaren wat het betekent als de duivel, heksen, narren, de anti-christ en het eigenzinnige in de mens regeren, had het feest een opvoedende functie voor de zogenoemde 'gewone gelovigen'.

In de zestiende eeuw kwam in Nederland een eind aan de openbare en massale carnavalsviering, vooral door de Reformatie. De vastenavond werd als een 'Roomsche superstitie' beschouwd, en met verboden de kop in gedrukt. Maar ook in het katholieke zuiden nam de deelname aan het feest af.

Met uitzondering van een aantal plaatsen in Limburg en Noord-Brabant waar in de negentiende eeuw de organisatie van carnavalsvieringen weer werd opgepakt, is de overgrote meerderheid van de carnavalsverenigingen opgericht na de Tweede Wereldoorlog.

Bron: Meertens Instituut

© Helend opvoeden  2025

naar boven